RAH Schepenbank Lummen nr. 94 bis

Oktober 1481 - december 1544

Gichten Brabants recht buiten vrijheid

 

De kaft in perkament is binnenin beschreven, maar de tekst is onleesbaar.

De lijn bovenaan, op de voorkaft, bevestigt dat het om een Brabants schepenregister gaat.

 

Bovenaan de eerste pagina: “Dit sijn allen gheloeften ende vurwerden”.

 

Opmerkingen: de ene keer wordt rinsgulden met een hoofdletter geschreven afgekort en de andere keer met een kleine letter. Het lijkt dan “philips”gulden te zijn, maar dat is het niet. De gichten zijn niet volgens datum ingeschreven. Op vrije ruimten werd een latere gicht ingepast, zodat het moeilijk is om de juiste datum te bepalen.

 

1486, 10 augustus. P. 1

Christoffel Berzum, als meier en rentmeester van onze genadige heer heeft uitgegeven, met brandende kaars, aan Peeter Vaes van Corsel een wijer geheten 'dat Lan..vynne' (letters weg) voor een termijn van 6 jaren. Elk jaar 2 rinsgulden betalen. Gaat in Sint Remeysmisse eerstkomend.

 

1502, 07 april. P. 1

Jan Van Tille als meier heeft uitgegeven aan Jan Nagels wonend in Schoelen welke gud…… hij tot gheene vroenten gestelt en heeft dan bijn… der vryheit van Lumpmen (onleesbaar).

 

1486, 19 oktober. P. 3

Jan Matheeus van Corsel heeft beloofd te betalen aan Jan Matheeus van Meeuwen tussen dit en 15 dagen 30 rinsgulden.

 

1486, 19 oktober. P. 3

Doorstreepte akte. Er staat in de marge bij dat de schuld vereffend werd voor de schepenen.

Reyner Smeets van Coersel bekent dat hij aan Odielien Coex 110 rinsgulden schuldig is, 20 stuivers voor de gulden gerekend in lopend geld. Reyner belooft hiervoor jaarlijks, met zijn lijf, erfgoed en have als garantie, hiervoor jaarlijks 10 rinsgulden te betalen. Eerste valdag is “asgoendach” over een jaar. Reyner belooft om zijn vrouw voor deze schepenbank te brengen om deze belofte te lauderen.

 

1488, 17 april. P. 11

Gheert en Henric, zonen van Gheert Van Karlen, hebben van Ghijsbrecht Drosseten de som van 9 rinsgulden lopend geld ontvangen, 20 stuivers voor de gulden. Jaarlijks zullen ze ervoor aan Ghijsbrecht 4 halster rogge geven. Ze mogen de last afleggen indien het hen belieft of goede panden stellen.

 

1488, 17 april. P. 12

Gheert Goedens belooft jaarlijks aan Reyner Smeets en Henrick Sentens de schuld te betalen die Gheert gemaakt heeft aan Reyner Smeets en aan Henrick Sentens van de tienden die zij aangenomen hebben van de E.H. abt van Everboede op de dag dat ze beloofd hebben te betalen aan de abt. De schuld is 10 rinsgulden lopend geld en 3 mudden rogge. Het mud zoals het aan de abt moet gegeven worden.

 

1488, 14 juli. P. 13

Godevart Houtmans van Coersel belooft te betalen aan Koenen Peelenders van Wijchmael de som van 24 rinsgulden 13 stuivers. De helft moet betaald worden binnen 6 weken en de andere helft op Sinte Dionijsmisse eerstkomend.

 

1492, 28 juni. P. 20

Jan Matheeus, Francke zijn zoon en Matheus Hoeveners kinderen 1), Matheeus Vanden Houte, Jan Vanden Houte, Ghijsbrecht Bynnemans, Gheert Crelmans(?) kinderen en Heynrick Moens 2) hebben een akkoord gemaakt betreffende “zekere erffelicheijt”. Het gaat om een venne geheten “tBreetvenne”, 2 boenre Brabants groot, waarover ze een gedinge hadden. Dit proces is neergelegd en ze hebben beslist dat Jan Matheus met zijn metgeringen de helft, een bonder, van de voorschreven goederen bezitten zal en andere partij, de Bynnemanne, het andere boender. Elk zal zijn cijns van 4 denier dragen.

Hiermee hebben de partijen elkaar gekweten, voor hen en voor hun ouders.

 

1494, 15 mei. P. 24

Peter Van Hamme de auwe met zijn zoon Wouter hebben Peter Van Hamme, broer van Wouter, in de hand gezet een dachmael broek in Oversel gelegen voor 15,5 rinsgulden, die Wouter van zijn broer geleend had. Zoon Peter mag het broek “hantplichtigen” en gebruiken tot de tijd dat Wouter de 15,5 rinsgulden terugbetaalt. (een vueryser voor 2 stuivers tot de som van 6 rinsgulden toe en voortaan een vuerijser voor 9 plecken.)

Vueryser: Kleine, zilveren munt (met variabele waarde: oorspr. 1 stuiver, later meer, zo genoemd naar de afbeelding van een vuurstaal, het symbool van de ridderorde van het Gulden Vlies.) Woordenboek der Nederlandsche taal.

 

LXXXI, 09 augustus. P. 27

Art Danpels heeft onderstaan en weer overgegicht aan Art Engberchs een stuk half land en half bos onder Coersel gelegen te Langen Eycken, grenzend Henric Vanden Pare en Lijn Marnel (?) op de oostzijde.

 

LXXI, 11 mei. P. 27

Gys Keppers als meier van de heer van Brabant heeft uitgegeven aan Peter Gelyken een roet ....vynne gelegen te Coersel op die Scrickheye die aan onze heer toebehoort, grenzend de wijer van de 'persoen' (de pastoor) van Coersel aan de ene en de 'Lemmens Wijer' aan de andere zijde en de vroente van onze heer 3), met de “weteringe” van boven tot beneden omtrent 1 bonder groot “alsoe verre als hyt geweteren can”. Uitgegeven voor 1 penninck cijns jaarlijks met valdag op Remigij. Peter werd erin gegicht met recht.

 

LXXXI, 06 september. P. 28

Jan Van Halle met zijn huisvrouw heeft overgegicht aan Reyner Svoechs de goederen die hem met zijn huisvrouw verstorven zijn van Lijsbet Costers(?). Het gaat om een zille beemd geheten 'den Wirix Beempt' in Coersel, die grenst Aert Tielens en Hennen Jordens; nog een aanseel gelegen aan Wouter Huesmans aan de westerzijde en sheeren straet oost.

 

1504, 23 mei. P. 28

Jan Vanden Houte van Corsel heeft beloofd dat hij een pand zal vrij maken, namelijk de goederen van Kenen Reyners en Art Vanden Houte, van 5 Diester gulden en er ook de rente van af te doen. Dit moet binnen 4 jaren gebeuren aan zijn schoonzoon. Deze 5 gulden mag hij afleggen met twee keer 1 rinsgulden per keer en de andere keer 3 Diester gulden.

 

1481, 04 oktober. P. 29

Willem C...rs (?) van Coersel heeft verkocht aan Henric Vanden Put wonend in Diest 2 rinsgulden (aan 20 stuivers) gewoon geld voor een rente van 3 gulden die altijd valt op Sint-Remigius. Pand: een stuk broek gelegen op 'die Dungen' en 'Theys Bruec' en 1 Loonse bonder groot ongeveer. Het grenst La... Maes W, Aerdt Kenens O en Heyn Morkens op de noordzijde.

 

1481, 22 november. P. 30

Peter Vaes heeft verkocht aan de kerk van Coersel 3 halster koren ('corns' jaarlijks met valdag op 'Allerheylgenmes' op zijn aenseel voor zijn erve gelegen, dat grenst aan Geerken Dillen W. Nog op een 'hueve' oostwaarts van zijn 'hueven', die grenst aan sheeren vroente. Deze 3 halster 'rox' mag Peter kwijten en afleggen met 8 rinsgulden 'gemeyne gulden'.

 

1482, 10 januari. P. 32

Geert Goeyens en Goey Goeyens zijn kinderen van Heyn Goeyens van Coersel. Ze hebben verkocht aan Jan Reynders zoon van Heynric Reynders 3 rinsgulden jaarlijks gewone gulden. Geert en Goey mogen afleggen als hen God geld 'bereyt'. De gulden staat te kwijten met 17 gulden en staat op huis en hof in Coersel gelegen, ongeveer een bonder groot. Het grenst Peter Leyten, Tylen Dingen en sheeren straet. Geert en Goey moeten de drie gulden los en vrij leven aan Jan in Diest met valdag op Sinte Remigius.

 

1482, 07 maart. P. 35

Jan Lowichs van Coersel bekent dat hij van zijn zoon heer Jan zaliger 'gesuent' is en daarvoor heeft hij als waarborg of cautie genomen van de partijen Mathijs Mertens en Peter Mertens en Merten Mertens, broers. Deze borgen hebben beloofd borg te staan voor de hoofdsom van 35 rinsgulden gemeyn en deze te betalen zoals men dergelijke schulden betaalt. Jan Lowichs belooft 'vur hem ende die syene die soene te halden op soen breken oft vrede'.

 

1482, 21 maart. P. 36

Reyner Wouters heeft verkocht een aensel gelegen te Genen Stal, die grenst aan de kinderen Convints en sheeren straet, Heynric Wouters, Aelen Moller. Hierop heeft Henric 20 gewone rinsgulden gegeven aan Reyner. Reyner mag komen tussen dit en Peter ad Vincula en de 20 rinsgulden afleggen en dan zal Reynder zijn aenseel weer hebben als zijn eigen goed.

 

1482, 21 maart. P. 37

Jan Wynen in Coersel heeft verkocht aan Dries Bynnemans 1 rinsgulden jaarlijks gewoon lopend geld aan 20 stuivers het stuk op en aan een stuk broek gelegen 'int Molenbruec'. Het grenst Hennen Bynnemans kinderen W, de kinderen van Jan Swynnen(?) O, 'dAuwe Beck' 3). Valdag half maart. Te kwijten met 18 rinsgulden en met volle intrest ('cens').

 

1482, 13 juni. P. 39

Wouter Claes wonend in Coersel heeft verkocht aan Henric den Moler een huis met de hof gelegen te Genen Stalle, dat grenst aan sheeren straet O, 'den Abs Wyer' van Everbuer W, geheten 'den Gyter'. Met 2 denier sheeren cijns.

 

1482, 13 juni. P. 39

Thys Mertens heeft verkocht aan Heynen Nitten/Rutten(?) een eusel gelegen aan 'die Schey Eyk', grenzend Gys Mertens O, en Aert Comme erfgenamen W.

 

1482, 13 juni. P. 39

Wilhem Covents(?) heeft verkocht aan Peter der Scheper een beemd gelegen 'int Sluys Bruec'. Grenzen zoals boven op 4 oktober, met zijn toebehoren. (Waar?)

 

1504, 31 maart/mei. P. 39

Doorsteept.

Jan Beckers van Ghenen Stalle heeft gegeven aan Aertken dye Molder 20 rynsgulden Brabants op een mud jaarlijks en op het einde van het jaar belooft Aert aan Jan Beckers de 20 rinsgulden terug te geven of om voldoende pand te stellen. En hij moet dan erbij volle pacht betalen. Hierna staan twee #., die verwijzen naar P.38 onderaan).

 

1482, 13 juni. P. 41

Tys Mertens bekent schuldig te zijn aan Merten Mommen de som van 52,5 rinsgulden gewoon lopend geld en hij belooft die aan Merten te betalen binnen mei eerstkomend. Mocht hij dan niet betalen, daarvoor is borg gebleven Peter Vaes. Tys belooft dat hij Peter zal 'ontheffen' (ontslaan van die verplichting/ontlasten).

 

1482, 27 juni. P. 41

Heyn Garmans heeft verkocht aan Claes Van Halle van Beringen 1 mud rogge jaarlijks aan een pand geheten 'dat Brukelyn'. Het grenst Aert Vanden Ertwech O, de kinderen van Jan Garmans W. Het gaat om twee stukjes. Valdag elk jaar op Petri et Pauli apostelen. Heyn of zijn nakomelingen mogen afleggen als ze willen en het mud afkopen met 20 rinsgulden gewoon geld en met volle pacht. Henric staat garant voor een goed pand.

 

1502, 2 juni. P. 41

Doorstreept en toegevoegd: dit is kwijtgescholden voor meier en schepenen.

Reyner Covints belooft te betalen aan Gheerd Moens en Henrick Van Hese als mombers van O.-L.-Vrouwe van Scaffen 49 rijnsgulden op Sinte Vaesmisse eerstkomend in geld zoals dan koers en loop heeft in Brabant. Bovendien heeft Reyner hen beloofd op dezelfde dag nog te betalen 3 rinsgulden om een 'dienst Goeds' of mis te doen.

 

1482, 27 juni. P. 42

Peter der Scheper heeft verkocht aan Henric Vanden Putte een beemd die Peter gekocht heeft van Wilhem Covents, gelegen in Coersel ,'ter slisen die baet' ('om de winst te beslechten', twist beëindigen?). Dat wil zeggen: hetgeen het beter is dan 2 rinsgulden zoals Henrick die vroeger betaald heeft aan Wilhem Covents zoals blijkt op 4 oktober.

 

1482, 27 juni. P. 42

Tylen Dingen van Coersel bekent dat hij jaarlijks schuldig is en geldt aan Peter ...., volgens een brief die ervan is gemaakt, 9 halster rogge op het goed dat erin beschreven staat.

 

1482, 18 augustus (?). P. 42

Christiaen Van Hierlo heeft uitgegeven aan Henric Daems(?) een eusel geheten 'dat Smal Eute' gelegen te Genen Ryt. Het grenst 'die Goevars Donc' en de kinderen van Jan van Hierloe. Verkocht voor 3 rinsgulden jaarlijks die te kwijten zijn met 'den penninck 20' gewoon lopend geld. Heynric zal daarvoor dat eusel zetten als pand voor de 3 rinsgulden. Henrick raakt dit goed met zijn bloec geheten 'dat Raet (?) Bloec', dat grenst aan Tys en Jan Vanden Gelenberghe. Jaarlijks betalen op Lichtmis. Het 'Smael Eute' is enkel belast met 2 denier cijns.

 

1506, 22 januari. P. 47

Jan Berten en Reyner Berten hebben samen verkocht aan Claus (?) Wouters van Beringen een mud rogge op hun huis en hof in Coersel aan 'de Scrickhey' op 1 rinsgulden en 2,5 oude groten. Het goed grenst "Persoons Block' W, Peeter Reyners O, theren straet aan de andere zijden. Ver kocht voor 20 rinsgulden (aan 20 stuivers Brabants gerekend, de Brabantse stuiver voor 3 placken Brabants gerekend). Valdag op Sinte Pauwelsdag in januari. Het mud moet in Beeringen geleverd worden. De broers hebben Claus erin gegicht en gegoed met recht.

 

1506, 22 januari. P. 47

Eelen Witters met haar man en momber Mathijs Beckers heeft verkocht aan Joest Theeus 2 rinsgulden jaarlijks aan Jan Witters panden, haar vaderlijk goed. Joest mag de 2 rinsgulden heffen zoals zij heeft gedaan, voor 40 rinsgulden (de stuiver voor 3 Brabantse placken gerekend). Valdag volgens de inhoud van het boek. Joes is erin gegicht met alle punten van recht.

 

1506, 22 januari. P. 48

Lauwreijs Wouters als man en momber van zijn huisvrouw bekent dat hij betaald werd door zijn zwager Art Vanden Houte van 'sijns wijfs erfpenningen'. Lauwreijs scheldt aan Art alles kwijt. Lauwreijs moet zijn huisvrouw nog voor de schepenen brengen om hiermee in te stemmen.

 

1505, 10 oktober. P. 48

Peeter Beckers en zijn zwager Jan verschenen voor het recht. Peeter bekent dat Jan zijn drijven en varen heeft door zijn delle tot zijn beemdje zo vaak als het hem belieft naast 'den blocxkens gracht' ter minste schade.

 

1509, 22 april. P. 57

Henrick Goens(?) van Corsel bekent dat hij ontvangen heeft van Magiel Vanden Mortel 20 rinsgulden die hij beloofd had 'te goyen' in het jaar 7. Henrick belooft aan Magiel nu te goeden of pand te zetten binnen het jaar of zijn geld terug te geven.

 

1509, 10 mei. P. 57

Alexander Vaes heeft beloofd aan Peter Yen van Hechtel 16 rinsgulden van 2 ossen te betalen. Hij belooft deze som te betalen aan Peter tussen dit en Sinte Peters en Sinte Pauwels. Hij heeft zich daarvoor 'plichtich gegeven buten huys en binnen huys offt met alle recht' verkregen was.

 

1510, 21 augustus. P. 61

Jan Marien bekende dat hij schuldig is aan Jan Joris van Scolen 10 rinsgulden van gevallen schuld. Hij belooft hem die te betalen in twee keer: de eerste termijn op Kerstmis eerstkomend 5 rinsgulden en de andere termijn op Kerstmis over een jaar. Als hij de eerste termijn laat voorbijgaan zonder betalen, dan zal ook de andere gevallen zijn. Hij staat ervoor garant binnen en buiten het huis.

 

1511, 06 maart. P. 62

Geert Goens en Jan Smeets bekennen dat zij ontvangen hebben van Mychiel Vanden Mortel 76 rinsgulden, half in geld en half in koren, en ze beloven om hem binnen een jaar zijn geld weer te geven of om voldoende pand ervoor te zetten.

 

1510, 15 maart. P. 64

Peter Vanden Eerwege 'beloeft Jan Goessen' van het erf dat hij van hem gekocht heeft en scheldt hem ook kwijt en hij wil hem los toezeggen behalve een halster raapzaad die de kerk van Corsel daaraan heeft en een halve penninck cijns. Dus Peter gicht aan Jan een goed dat Jan van Peter kocht. Betaald. Last aan het goed: raapzaad aan de kerk van Koersel en een halve penninck grondcijns aan de heer.

 

1508. P. 64

Jan Bynnemans heeft geld gezet, namelijk het 7de deel van 18 rinsgulden, tot behoef van Henrick kind van Peter Tielens, namelijk tot Jheronimus en zijn kinderen die niet genoech gedoen en consten'. Na deze zetting hebben de schepenen ermee ingestemd dat Jan Bynnemans voorschreven het geld weer mee neemt tot de tijd dat zijn verzoek waarde krijgt in het recht.

 

1511, 28 januari. P. 65

Peter Beckers van Coersel bekent dat hij ontvangen heeft 56 goudgulden van het dorp van Coersel, die verbonden staan aan Joesse, de broer van Peter voorschreven. Het dorp van Coersel was hem daarvoor rente verschuldigd. Peter belooft dat hij zijn broer Joes zal tevreden stellen en om de brief ervan waarmee het dorp van Coersel verzegeld is hen te leveren en te kwijten binnen een jaar. Daarvoor staat Peter garant.

 

1510, 06 juni. P. 65

Adrianus Hillen en zijn zoon Henrick hebben afgelegd in afkorting van hun dorpslasten, 10 goutgulden: de 6 gulden die Adriaen voorschreven afgelegd heeft van zijn goederen en de andere 4 goutgulden heeft zijn zoon Henniken afgelegd in afkorting van 20 goutgulden waar zijn vrouw Katelyn Put op gezet was.

 

1511, 16 juni. P. 66

Jan Nelens heeft beloofd aan Peter Vanden Eerwege 20 rinsgulden te betalen en een mud rogge met alle kosten die er op gelopen zijn binnen 15 dagen. Hij 'geeft hom daer voer pendich bynnen huys ende buyten huijs oft met allen verhaelt were'. (Er staat 2x ‘binnen')

 

1510, 27 november. P. 66

Doorstreept.

Daniel Wouters bekent dat hij ontvangen heeft 20 rinsgulden van Peter Van Ham (de goutgulden voor 28 stuivers, dat voeryser voor 9 placken en al het ander geld in verhouding hiermee). Daniel zal Peter ervoor jaarlijks een mud rogge geven en hij zal hem binnen het jaar terugbetalen met volle pacht of ervoor goede panden stellen, namelijk zijn kindsgedeelte.

 

1510, 27 november. P. 66

Marge: vacat.

Jan Voegeleers bekent dat hij ontvangen heeft van Reyner Claes 10 rinsgulden om een half mud rogge jaarlijks. Hij belooft dat terug te betalen met volle pacht binnen een jaar of om ervoor goede panden te zetten.

 

1512, 04 maart. P. 66

Heynrick Goens van Corsel, zoon van Geert Goens, bekent dat hij ontvangen heeft 20 rinsgulden van Jan Beckers voor een mud rogge jaarlijks. Hij zal binnen het jaar het geld teruggeven met de pacht of goede panden zetten.

 

1513, 07 april. P. 70

Jan Witters heeft zijn zoon Jan gemachtigd in 1,5 half mud rogge: aan Henrick Achter den Berch 1 mud en een half mud aan Henrick Houtmans ‘ende dat sal Jan sinen soen (trekken: staat er niet) uut manieren dat honder beyer pande geloss mochten weerden'. (?)

 

1513, 12 mei. P. 71

Marge: vacat.

Pauwels dSonen der Oude en Jan Op die Bloeck hebben beloofd 'die soene' te voldoen volgens het landrecht en volgens de afgesproken voorwaarden die de goede mannen eerder gemaakt hadden. Ze hebben beloofd dat te voldoen en hebben 'hon daer voer pendich gegeven buten huys ende bynnen huys oft met allen recht verhael weere. Ende allen portscap ende vryheyt dael geleet'. Dit is de eerste 'motte' die is betaald 4,5 rinsgulden. De andere 'motte' te Sinte Nysmisse (?) en uiterlijk op Coersel kermis; de derde op 'alrehulligenmisse' en uiterlijk op Kerstmis, telkens 4 rinsgulden. (Is motte = moot?)

 

1515, 14 juni. P. 75

Heinrick Cloes van Hechtel wenst dat er geregistreerd wordt dat Peter Beckers van Coersel zich vandaag op deze dag als een Brabants man bekent en zo volgens recht vervonnist is.

 

1515, 14 juni. P. 75

Nelen Wouters heeft tevens verzocht dat men registreert dat Peter Beckers vanwege hem ook zo vervonnist is voor zover hij 'smael pande inden recht gestelt heeft'.

 

1515, 14 juni. P. 76

Matheus Binnemans getuigt en zegt dat Jan Gaethoven bekent dat hij ontvangen heeft het geld van Jan Loobosch 'van oversettinghe van zijn cijse'.

 

1515, 27 mei. P. 76

Henerick Sionkeren bekent dat hij verkocht heeft aan Gorys Thys een stuk broek gelegen naast het broek dat van Geert Goens was, aan de oostzijde. Verkocht voor 77 ...sgulden. Heinrick heeft er de gichte van opgedragen, afstand van gedaan en kwijtgescholden. Gorys Thys is erin gegicht en gegoed met alle vormen van recht. Mocht Gorys hiervan last ondervinden, dan zal Henrick Coppens hem dat vergoeden.

 

Zonder datum. P. 77

Jan Berten en Reyner Berten hebben verkocht een mud rogge aan Claus Wevers van Beringen op hun huis en hof, commerloos op 1 rinsgulden 2,5 oude groot, voor 20 rinsgulden (de rinsgulden voor 20 stuivers gerekend). Dit moeten ze in Beringen aan Claus leveren. Het goed grenst 'Persoens Bloeck' W, Pieter Reyners O, sheeren straet aan beide andere zijden. Valdag elk jaar op Sinte Pauwelsdag in januari. Claus is ertoe gekomen met recht.

 

Zonder datum. P. 78

Eelen Witters met haar man en momber Ghysken Beckers heeft verkocht aan Joest Theus 2 rinsgulden jaarlijks aan Hannen Witters panden, haar vaderlijk goed, voor 40 rinsgulden (de rinsgulden aan 20 Brabantse stuivers gerekend). Valdag volgens het boek. Joest is ertoe gekomen met alle vormen van recht.

 

Zonder datum. P. 78

Art Vanden Houte en zijn zwager Lawreys Wouters. Lauwreys Wouters kwijt Art Vanden Houte van de erfpenningen van zijn vrouw. Hij werd goed betaald. Voorwaarde is dat Lawreys huisvrouw voor schepenen zal instemmen met hetgeen haar man gedaan heeft.

 

1516, 6 februari. P. 79

Jan Ghielis van Lynchout, meier van onze heer, heeft gemachtigd heer Goyvart Snoek voor ons schepenen aangaande 'den outaren' gelegen te Lumme en te Coersel en in Beringhen en in Meldert, te winnen en te verliezen alsof de meier zelf aanwezig was, volgens de inhoud van zijn 'mechtichscap' van meester Jan Copis gedaan.

 

1516, 03 april. P. 82

Jan Kenens, zoon van Heynric Kenens van Coersel, heeft een mudde rogge afgelegd aan Jan Kenens. Hij verklaart, op hem en op al zijn Brabantse goederen, dat indien er last zou komen betreffende het afleggen van dit mud, dat Jan Kenens van Hesselt dit op zijn goederen zal goed maken.

 

1516, 29 mei. P. 84

Peter Beckers bekende dat hij 20 rinsgulden ontvangen heeft van Geert Goens. Hiervoor zal Peter jaarlijks een mud rogge geven. Hij belooft aan Geert het geld terug te geven tussen dit en kermis eerstkomend met volle pacht of om goede panden te zetten op 'uutpenninghe'.

 

1516, 29 mei. P. 84

Geert Goyens bekent dat hij ontvangen heeft 50 rinsgulden van Peter Van Ham. Hij zal daarvoor 2,5 mud rogge geven. Geert belooft dat hij het geld aan Peter zal teruggeven op 1 mei met volle pacht of om daarvoor goede en voldoende panden te zetten.

 

1518, 08 april. P. 87

Katheryn, dochter van wijlen Lijsbet Vanden Dael, begeert een momber. Haar werd Art Cresten geleverd met recht.

Daarna heeft Katheryn met haar momber gekweten aan Jan Vanden Putte het geld dat hij nog tekort was gebleven, namelijk 11,5(?) rinsgulden. Ze is goed betaald van achter tot voor van het geld dat komt van de goederen van Jan Vanden Houte.

 

1518, 23 april. P. 88

Lowich Thoers heeft doen commeren en arresteren de tocht van Jan Freynarst(?) die hij gelden had aan de molen in Coersel van 'quader heldinghen'.

Daarna heeft Lowich Thoers beloofd erop te commeren. En Lowich is gewezen het geld tot de tijd toe dat hij 'compt(?) en zegt dat er reden was 'om dat nyet gescyen en soude'.

 

1525, 01 juni. P. 88

Jan Ruttens heeft voor meier en schepenen geld en koren gezet voor Jan Thoors van Hasselt om hem de jaarlijkse pacht te betalen met het kapitaal. Altijd op protestatie om te voldoen als voor.

 

1518, zonder datum. P. 89

Margriet Ruttens wil getuigen horen die bevestigen dat zij de naaste erfgenaam is van de goederen die zijn gebleven na de dood van Rutten Ruttens van Corsel. Ze richt zich tot Hubrecht Ruters en Lambrecht Van Heesacker. Dezen 'dragen opt vermet' voorschreven dat Magriet Ruttens voorschreven de naaste erfgenaam is vanwege de moeder van Rutten voorschreven 'oft alsoe nae als yemant syn mochte'.

 

1517, 23 april. P. 92

Janneke Cleersnider met haar vrienden 1) en de vrienden van Art Geerts 2) maken een akkoord betreffende het ongeval van Mathys Cleersniders zaliger. Ze maken ervoor 'peis ende vree' zoals volgt.

1) Ze zullen zetten een kruis vier voeten boven de aarde hoog en dat zullen ze zetten op de plaats waar het de vrienden believen zal.

2) Daarna zullen ze 'dat cloester gebedt' doen en daarvan 'besceyt' brengen zoals dat hoort.

3) Ze zullen 7 rinsgulden geven die gebruikt zijn voor de begenkenis (begrafeniskosten).

4) De 'mesdadige' gaan met de voeten een weg tot Sint Joris(?) en daarvan moeten ze een bewijs meebrengen dat voldoende is voor het recht.

5) Nog een weg naar de Heilige Bloy in Vissennaken en daarvan ook een bewijs meebrengen.

6) Ze zullen doen celebreren een weekmisse in de kerk van Corsel gedurende een jaar ter ere Gods en zijn heilige vijf wonden.

7) Ze zullen geven 20 rinsgulden voor een weg naar Roeme, te betalen in 3 keer, zoals dat volgens het recht hoort.

Over dit akkoord hebben drie goede mannen gesproken, namelijk Art Gielis, Lowis Nys en Wilbort Terween(?), dat dit zal verborgd worden volgens het Brabants recht en daarvoor zetten goede waarborg 'ende dat te houden op zoen breken ende op vrebreken'.

Wilbort Nijs alias Herien heeft beloofd al de voorgaande punten te voldoen en hij heeft zich daarvoor 'pandich' gegeven buiten het huis en binnen het huis zonder enig breken.

 

1521, 27 juni. P. 100

Peeter Stevens is borg geworden van alle kosten en lasten die gemaakt zijn en worden in de zaak aangaande Marie Wouters, Heylwich Wouters en Cleyn Marie Wouters 1) en Loeyken Wouters 2) voor de cancelier van Brabants.

1521, 27 juni. P. 101

Letter A.

Anna Wouters heeft een momber begeerd en Peeter Maechs werd haar gegeven met recht. Anna heeft hem afgevaardigd om alle zaken te regelen aangaande het proces dat aanhangig is voor de kanselier van Brabants.

Jan Ruttens van Coersel is borg geworden voor alle kosten en lasten aangaande Anna en haar medegeringen 1) en Geert Leysens 2).

Hier staat de letter B.

Marie Wouters met haar momber en zoon Gheert Wouters en Cleyn Marie Wouters met haar momber Peeter Maechs en Heylwich Wouters met haar momber Goesen Claes hebben beloofd dat ze Peeter Stevens van deze borgtocht zullen ontlasten.

 

1519, 06 juni. P. 100

Marij Goens begeerde een momber en haar werd haar broer Henrick Goens geleverd met recht.

Daarna heeft Mary voorschreven met haar momber haar tocht opgedragen aan Willeken Brans van een huis met een wermoeshofje met 'uutfansse'. Daarna heeft Willeke Brans zijn goederen ontvangen en nu tocht en erf samen zijn, heeft Willem deze goederen opgedragen aan zijn zuster. Deze zuster is erin gegicht en gegoed met alle vormen van recht.

 

1525, 01 juni. P. 101

Peeter Leysen en Dierick Thielmans als erfman van een straat waarover een geschil is 1) en Peeter Vanden Houte 2). Het gaat om een straat gelegen aan 'den Eerdenwech' in Coersel, die grenst aan Vranck Vanden Hove Z en dezelfde Dierick voorschreven N. Ze kwamen overeen dat ze 'malcanderen leyen sullen ende hon selffs hemsel oft gader houden sal'.

 

1519, 08 september. P. 102

Mathijs Moens (onleesbaar, zie hierna) heeft opgehouden en ontvangen al de goederen die hier sorteren en die hem aangestorven zijn na de dood van zijn ouders. Hij is erin gegicht en gegoed met alle vormen van recht.

 

1519, 08 september. P. 102

Mathijs Moens voorschreven heeft geleend en een pand gezet aan Jan Ponderneys, namelijk een hof gelegen in Gestel. Mocht dit pand niet sterk genoeg zijn, dan zal hij het goed genoeg maken tot behoef van Claes Geris. Hij heeft hem opgedragen met recht.

 

1519, 24 november. P. 103

Jan Van Moelstey heeft als borg gezet voor de schepenen al zijn erfgoederen in Corsel gelegen dat hij zijn renten trekken mag die zijn mombers voor de schepenen gezet hadden, indien iemand daarop met recht spreken wou.

 

1519, 20 november. P. 103

Wouter Rogiers en Lowich Thoors hebben zich verbonden op 10 philipsgulden dat elk van hen nemen zal een secretaris in Loven om de uitspraak te doen van de twist of het geding die ze tegen mekaar hebben in de Brabantse bank. Als deze secretaris niet wilde uitwijzen, zullen Wouter en Lowich een 'camer vonnis' nemen van de heren schepenen van Loven.

 

1520, 09 februari. P. 103

Wouter Rogiers klaagt en heeft 'ghestalt' en wenste een momber, namelijk Goswyn Claes van Linchout. Wouter heeft al zijn goederen die hier onder de heer koning liggen verbonden en als pand gezet met zijn door het recht geleverde momber Goesen Claes voor de pacht ende cijns zoals Art der Mulder van Coirsel voor de schepenen van onze heer voorschreven gezet had aan die het toebehoorde.

 

1520, 12 januari. P. 104

Marge: het is gekweten en afgelegd op 27 april 1525.

Gij heren, gij zult weten dat Henrick Vanden Bosch of vanden Scrieck van Coersel, wettige man van Katharijn Matheuwis dochter van Henrick Matheeuwis, van de H. Geestmeesters van Sint Jan Baptisten binnen Diest 20 rinsgulden (de rinsgulden aan 20 stuivers Brabants) ontvangen heeft op voorwaarde dat hij voor recht en schepenen beloven zal op zijn kost dat hij volgend jaar op Sint Pauwelsdag 1521 de armen van Sint Jan in Diest voorschreven schadeloos en kommerloos van alle lasten zal leveren een mudde rogge Diester maat. Nog is voorwaarde dat indien hij deze voorschreven 20 rinsgulden niet aflegt aan de mombers voorschreven binnen het jaar met volle pacht, belooft hij dat hij voor meier en schepenen goede vaste en losse Brabantse panden zal stellen voor het mud rogge voorschreven. Dit mud moet altijd los van alle lasten in Diest geleverd worden. Dit gebeurde in 1520 op Sint Pouwelsavond.

 

1520, 19 april. P. 107

Jan Convints van Coersel heeft ontvangen van Lysbeth, de huisvrouw van Michiel Vanden Mortel, 20 Brabantse rinsgulden op conditie en voorwaarde dat Jan haar die zal teruggeven op Sinte Servaesmisse 1521 met een mud koren. Mocht Jan dit niet doen, dan heeft hij voor meier en schepenen beloofd dat hij aan Lysbeth voorschreven een mud rogge jaarlijks zal gichten en goeden aan panden die volgens het recht voldoende zijn.

 

1520, 23 augustus. P. 110

Wilbort Van Postele van Coersel bekent dat hij 10 rinsgulden ontvangen heeft uit handen van Jan Knaep op Sinte Gheertruytdag laatstleden. Voor deze 10 rinsgulden zal hij een half mud rogge geven binnen het jaar en het geld op dezelfde dag volgend jaar teruggeven. Wilbort belooft dit op uytpenningen en op sheeren boete. Eventueel zal hij panden stellen die volgens het recht voldoende zijn.

 

1520, 20 september. P. 111

Heer Lenart, priester, begeerde een momber en hem werd met recht Jan Ruttens van Coersel toegewezen om zich in het recht mee te behelpen.

 

1520, 30 september. P. 112

Doorstreept en vacat in de marge.

Loowich Ruttens heeft bekend dat hij 8 rinsgulden ontvangen heeft van de goederen van Pouwels Willems, want hij heeft een schuurke gekocht voor 8 rinsgulden. Lowich belooft daarvan 10 stuivers jaarlijks te geven aan Stijnken, de dochter van wijlen Pouwels voorschreven. Hij belooft voor schepenen dat hij binnen 2 jaar de 8 rinsgulden zal afleggen met volle rente of hij zal voldoende panden stellen.

 

1520, 20 augustus. P. 112

Gheert Claes van Coirsel bekende dat hij ontvangen heeft 20 Brabantse rinsgulden uit handen van Jannes Op Straet. Hiervoor zal hij 25 Brabantse stuivers jaarlijks geven of het geld teruggeven met volle rente op Sinte Peeters dach cathedra of voldoende panden stellen. Daarvoor staat hij garant.

 

1520, 03 november. P. 113

Doorstreept. Vacat in marge.

Peeter Stevens bekent dat hij van Jan Ruttens 20 Brabantse rinsgulden ontvangen heeft (de rinsgulden voor 20 stuivers, het vueryser voor 9 placken). Hij zal er jaarlijks een mud rogge voor geven met valdag op Sinte Hubrechts dag. Hij heeft ervoor voor een periode van 2 jaar borgen voor gezet: Aert Stevens en Nys Stevens en Peeter zelf. Peeter belooft dat hij aan Jan zijn geld zal teruggeven met volle pacht binnen 2 jaar of voldoende panden stellen.

 

1518, 20 mei. P. 115

Maerten Van Stakenboirch heeft 2 getuigen voor de schepenen gebracht. Hij wil dat ze getuigenis afleggen of Maerten niet het naaste levende familielid is van Rutten Kenens.

Heer Heinric Wouters getuigt op zijn borst en Hube Ruters op zijn eed ten heiligen dat ze weten dat Maerten Stackenborch de naaste levende is vanwege Rutten Kenes komend van zijn ouders of zo na als iemand. Ze weten niet van een nauwere verwant van de zijde van Rutten.

 

1518, 18 februari. P. 116

Magriet Ruttens heeft ingezet om te proeven dat Rutten Kenens en Magriet Ruttens zuster en broeders kinderen waren en dat zij nu de naaste levende van 'dier clochten' is, namelijk van de halve goederen. Ze zegt ook dat ze beiden van het wettige bed waren.

Hierop hebben goede mannen getuigd, namelijk Hubrecht Ruters en Lambrecht Van Heesacker, en ze blijven bij hun eed.

1518, 18 februari. P. 116

Magriet Ruttens heeft als momber Jan Van Moelstey gezet. Daarna heeft ze deze Jan gemachtigd om te doen en te laten of ze zelf tegenwoordig was.

 

1521, 07 februari. P. 118

Peeter Pastenaeck van Diest verzocht voor meier en schepenen een momber omdat hij 'clerck' was en hem werd met recht meester Jan Liebens toegewezen.

Vervolgens heeft Peeter Pastenaeck de voorschreven meester Jan Liebens gemachtigd om alles te doen wat in het recht moet gedaan worden.

 

1521, 25 april. P. 119

Peeter Steners/Stevens met zijn wettige huisvrouw Magriet en zijn zwager Henrick zoon van Smolders bekennen dat ze ontvangen hebben van Jan Vogeleers alias Jannen 30 rinsgulden. Jan betaalde hen er elk jaar 1,5 mud rogge voor, dat hun vader Henrick der Molder gekocht had van de kinderen van Mathijs Rutten. Peeter en Henrick schelden Jan van alles kwijt. Ze zijn goed betaald.

 

1521, 25 april. P. 120

Marie Wouters heeft voor schepenen in de bank twee borgen aangebracht, namelijk Henrick Houssen en Jan Beckers. Ze hebben zich verbonden binnen en buiten het huis voor alle kosten en lasten die haar zouden toekomen vanwege het geding dat hangt voor de schepenen tegen Jan Hillen den Jonge.

Vervolgens heeft Marie Wouters met haar momber gemachtigd Gheert Leysens om haar zaak te dienen die hangt tegen Jan Hillen, alsof ze er zelf bij was.

 

1521, 25 april. P. 120

Gielis Binnemans heeft voor deze schepenen en voor de laten in de hof van de heer van Everboer gesteld en gezet op beleytenisse een beemd geheten 'den Maerpaet'(?), voor de onmondige kinderen. Hij is gelegen op 'die Lake' en grenst Geert Jannen O, dezelfde Gielis voorschreven W. Gielis zet die tot de tijd toe dat de kinderen van Goevaert Brugmans meerderjarig zijn. Daarna zullen ze zelf voor het recht komen en hun oom Gielis voorschreven kwijten.

1521, 25 april. P. 120

Henrick Tys en Jan Binnemans hebben Gielis voorschreven beloofd dat indien hij last of hinder hiervan zou krijgen, dat ze hem deze lasten zullen helpen dragen.

 

1521, 21 april. P. 122

Wouter Rogiers heeft een momber verzocht en hem werd met recht Jan Slegers toegewezen.

Wouter voorschreven met zijn momber heeft gesteld 2 mud rogge jaarlijks die hij gelden had aan panden van Lowich Thoors in Coersel tot het einde van de zaak hangend tegen Merten Scakenborch, voor de kosten die gemaakt zijn en nog zullen gemaakt worden.

Lowich Thoors heeft de borgtocht opgezegd die hij voor het recht gedaan had aan Peeter Bystermans, Jan Scakenborch met hun medegeringen.

 

1525, 06 april. P. 123

Doorstreept.

Jan Gielis van Linchout heeft bekend dat hij betaald is van het half mud rogge dat Pouwels Vrancken, de schoonzoon van Jan Smeets van Coersel, hem moest geven. Jan Gielis kreeg het kapitaal terug en is van alles betaald. Pouwels had het geld op borg gehaald van Jan. Jan kwijt Pouwels en zijn borgen ervan en hij of zijn nakomelingen zullen er nooit nog over spreken.

 

1522, 15 juni. P. 125

Claes Thys van Hechtelt en zijn neef Claes Giels ook van Hechtel bekennen dat Claes Giels voorschreven een beemdje gekocht had gelegen aan 'den Molenslach' van de kinderen van Claes Vander Hoeven voor een bepaalde som.

Claes, de zoon, verscheen voor de schepenen en hij verklaart dat hij goed betaald is en hij belooft dat hij zijn neef Claes Giels hiervoor nooit meer zal lastig vallen en ook niet van andere zaken die tussen hen hangen, maar altijd goede vrienden te blijven.

 

1521, 20 februari. P. 126

Jan S...ters van Coersel bekent dat hij van Aert Van Post 20 rinsgulden Brabants ontving (de ingelot voor 3 rinsgulden, de rinsgulden voor 20 stuivers enz.). Jan belooft dat hij aan Aert panden zal stellen voor een mud rogge jaarlijks.

 

1521, 06 mei. P. 127

Lysbeth Valentyns huisvrouw van Coirsel wenste een momber. Haar werd met recht Peeter Maech toegewezen.

 

1522, 01 mei. P. 127

Doorstreept en 'vacat' in de marge.

Jan Ghysen van Coersel bekent dat hij 25 rinsgulden ontvangen heeft van Wouter zoon van Vranck Vanden Hove. Hiervoor zal hij jaarlijks een mud rogge gevel met valdag op 1 mei. Jan belooft het geld binnen het jaar terug te betalen of hij zal voldoende panden zetten. Mocht Wouter het geld nodig hebben, dan moet hij Jan daarvan een maand voor de valdag op de hoogte brengen.

 

1525, 27 april. P. 127

Doorstreept.

Henrick Berten van Coirsel heeft uit handen van Cristijn Hueveners van Coersel 30 rinsgulden ontvangen (9 cronen van elk 2 rinsgulden, de gouden gulden voor 29 stuivers, de ducaet voor 41 stuivers, de ingelot voor 3 rinsgulden 6 stuivers, de cleyne keysers gulden voor 22 stuivers). Henrick zal voor dit geld jaarlijks 36 stuivers geven met valdag op Sint Pauwelsdag in januari. Henrick belooft het geld binnen 3 jaren terug te geven met volle rente of hij zal goede panden stellen ervoor. Mocht Henrick sterven, dan zal het geld betaald worden met al zijn roerende en onroerende goederen.

 

1522, 15 mei. P. 128

Merten Van Stakenborch heeft joncker Aert van Horion gemachtigd, om te winnen en te verliezen alsof Merten zelf aanwezig was, tegen Jan Van Stakenborch en Walterus Rogiers. Dit is gebeurd met recht.

 

1522, 05 juni. P. 128

Merten van Stakenborh heeft een borg gesteld voor alle onrechtvaardige kosten die hij hebben zal of gehad heeft tegen Walterus Rogiers en Jan van Moelstede, namelijk joncker Aert van Horion.

1522, 55 juni. P. 128

Walterus Rogiers heeft borg gesteld zijn vierendeel van de molen van Coersel voor alle onrechtvaardige kosten die hij zal lijden en geleden heeft tegen Merten van Stakenborch.

 

1522, 26 juni. P. 129

Geen naam genoemd heeft een momber gewenst en hem werd met recht Jan Van Moelstede toegewezen om haar mee te behelpen in het recht tegen Jan Ruttens van Coersel.

 

1525, in de paasdagen. P. 129

Henrick Moens heeft voor schepenen geld gezet voor Jan Knapen van Coersel, namelijk 20 rinsgulden.

 

1522, 06 juli. P. 130

Jan Rutters heeft gemachtigd Jan Gielis van Lummen om zijn zaak te verantwoorden tegen Walterus Rogiers met zijn medegeringen.

 

Op het jaargedinge na Sint-Jansdag. P. 130

Aert der Molder van Coersel heeft uit de hand gezet voor Jan Rutten 8 mud rogge en 3 halster en nog 3 rinsgulden.

Daarna heeft Jan Ruttens het voorschreven goed als borg gesteld met Jan Huben en Jan Dillen. Indien blijkt dat Jan Rutten ten onrechte 'boerde ende hoeve', beloven de borgen dat met recht wederom te keren met alle kosten en lasten.

Jan Rutten heeft beloofd zijn borgen te ontlasten indien ze last zouden krijgen.

 

1522, 11 september. P. 131

Wouter Rogiers heeft mombers gewenst en hem werden met recht Henrick Moens, meier in Ghennix, Jan van Moelstede en Peeter Maechs geleverd.

 

1522, 11 september. P. 131

Wouter Rogiers en Jan Van Moelstede hebben zich als borg gesteld met al hun goederen en erfgoederen gelegen in Coersel voor de kosten en lasten die er komen in een geding en twist tegen Jan Ruttens van Coersel.

 

1522, 02 december, op het jaargeding. P. 131

Geertruyt SDoven van Coersel heeft gemachtigd haar neef Goevaerd van Nukel om al haar zaken te voeren die ze in het recht mocht nodig hebben nu of later.

Tevens heeft ze zich vermomberd met dezelfde Govaerd om haar zaken te vervolgens alsof ze aanwezig was.

 

1522, 16 oktober. P. 132

Jan Ruttens heeft als borg Lowich Ruttens gezet voor de hootvaert die gespannen was tegen Wouter Rogiers en Jan Van Moelstede.

 

Walterus Rogiers en Jan Van Moelstede hebben zich verborgd met 1 gouden gulden en 9 stuivers en 12 stuivers voor 'tscrufgelt' (schrijfgeld? Waarschijnlijk staat de u voor y). Walterus heeft met zijn momber beloofd dat hij de schepenen zal ontlasten van alle kosten en lasten van de 'hootvaert' voor zover ze hem aangaan tegen Jan Ruttens voorschreven.

 

1522, 16 oktober. P. 133

Henrick Boochmans is met recht momber geworden voor de onmondige kinderen Anna, Dingen en Heynke, wettige kinderen van wijlen Peeter Boochmans.

Jan Boochmans is met recht momber geworden voor de gezusters Lijsbeth en Marie, wettige kinderen van wijlen Henrick Boochmans.

Daarna kwamen deze kinderen met hun voorschreven mombers en ze hebben gekweten en bekend dat ze betaald zijn van een jaarlijkse rente die ze gelden hadden aan panden van Aert Vanden Houte van Coersel. Dat ging om 2 philipsgulden jaarlijks. Het kapitaal ervan bedroeg 50 rinsgulden eens.

Henrick en Jan Boochmans als mombers voorschreven hebben beloofd voor de onmondige kinderen altijd garant te staan indien Aert of zijn nakomelingen hiervan enige last zouden ondervinden.

 

1523, 16 april. P. 135

Magriet Scriecks heeft een momber gewenst en haar werd met recht haar wettige zoon Gielis toegewezen.

Vervolgens bekennen Magriet Scriecks met haar momber Gielis en Reyner Scriecs en Gielis Criecs voorschreven als erfman dat ze schuldig zijn aan Jan Bonemans (Borremans?) 1 rinsgulden jaarlijks aan huis en hof gelegen in Coersel op 'Genen Scrieck', die grenzen aan Jan Reyners O, 'die personagie' west. Deze rinsgulden mogen ze afleggen met 18 rinsgulden eens. Indien Jan een betaling mist, mag hij komen klagen en procederen totdat de zaak oud genoeg zal zijn van genachten en dan zal hij komen tot de panden voorschreven als zijn eigen erf en goed. 'Over dertich jaren ende dagen so heeft dit gestaen. Wij wael dat die vorschreven bekinnen is nu geschiet'.

 

1523, 27 augustus. P. 136

Aert Reyners van Coersel, die vroeger huurder was van de molen van Coersel, heeft voor schepenen gezet voor degenen die daartoe recht mochten hebben 9 mud rogge min 2 halster en 3 rinsgulden.

 

1523, 10 oktober. P. 137

Aert der Molder van Coersel alias Reyners bekent dat hij ontvangen heeft 25 rinsgulden van Mathijs Huevenner. Hij zal hem daarvoor jaarlijks 1 mud rogge geven. Hij zal het geld teruggeven binnen een jaar of voldoende panden stellen. Hij heeft de goudgulden gegeven aan 30 stuivers en de philipsgulden aan 27 stuivers.

 

1523, 03 december. P. 137

Jan Covints van Coersel heeft met recht voorgesteld een 'onbedingden thoen' tegen Jan Beckers. Hiervan heeft Beckers konde en dag gehad van de bode Jaspar Wellens. Jan Roesboom getuigt op zijn eed en zegt dat Jan Covints voorschreven Inden Ingel in Diest aan Jan Beckers de erfkoop betaald heeft. Jan Covints gaf zelfs nog 10 stuivers meer opdat vriendschap blijven mocht tussen de voorschreven partijen.

Jan Lockermans bevestigt de getuigenis van Roosboom hiervoor.

 

1524, 18 februari. P. 139

Aert SGraets/Sraets heeft beloofd dat hij noch zijn nakomelingen ooit nog zullen spreken op de goederen gelegen onder Coersel, waarvan hij pretendeert rechten te hebben. Aert zal ervan 6 rinsgulden eens hebben en die heeft hij nu ontvangen uit handen van Jan Haechdoerens.

Daarna heeft Jan voorschreven beloofd dat hij na de dood van de moeder van zijn huisvrouw 20 rinsgulden eens zal betalen.

 

1524, 18 april. P. 140

Jan Roesbooms bekent dat hij van Aert Covints 18 rinsgulden heeft ontvangen (de goudgulden voor 30 stuivers, de philipsgulden voor 27 stuivers). Hiervoor zal hij jaarlijks 6 halster koren geven. Jan belooft het geld terug te betalen op Sinte Mathijsdag eerstkomend in februari met volle pacht of hij zal voldoende panden zetten.

 

1524, 06 oktober. P. 142

Vaes van Kermpt van Peer heeft Peeter Stas gemachtigd om zich in het recht mee te behelpen, te winnen en te verliezen wat hij in het recht zal te doen hebben alsof hij zelf aanwezig was. Hij werd aan Vaes toegewezen met recht.

 

1524, 10 november. P. 143

Jan Covints van Coersel heeft zich verbonden voor meier en schepenen en beloofd op zijn eed om niet van de hand te doen beesten en have, namelijk 5 koeien en 5 andere beesten, 2 paarden, 50 schapen en alle andere roerende goederen die hem toebehoren, totdat hij Jan Op Straet tevreden gesteld heeft in afkorting van de schuld die hij voor de schepenen heeft bekend. Of hij moet binnen 15 dagen zo'n borg stellen dat Jan ermee tevreden is.

 

1524, 15 december. P. 143

Jan Covints heeft beloofd te betalen aan Heyloff Int Molenyser van Diest 28 rinsgulden min 14 stuivers en een half mud koren. Dit zal hij in twee keer terugbetalen: de helft op Pasen eerstkomend en de andere helft op Sinte Petersdag in de 'oochtmaent'. Als Jan de eerste termijn niet betaalt, zal zowel het geld als het koren gevallen zijn. Jan belooft zich hieraan te houden 'op uytpenninge' op hem en op al zijn goederen alsof het met recht verworven was. Jan belooft een of twee borgen te zetten het volgende genachte en die moeten zich ook 'pendich' geven.

 

1525, 09 februari. P. 144

Henrick Jueten van Coersel heeft beloofd om te betalen aan Hubrecht Cremers als momber van de kinderen van wijlen Aert Voechs 6 rinsgulden tussen dit en half vasten eerstkomend 'op uytpenninge ende sheeren boete'. Deze 6 rinsgulden zal hij betalen voor 3 mud rogge. Henrick belooft dat hij het kapitaal waarvan deze 6 rinsgulden afkomen tussen dit en Sint-Jansmisse eerstkomend af zal leggen met volle pacht.

 

1525, 09 februari. P. 144

Jan Covints van Coersel heeft beloofd te betalen aan Jan Ruttens van Coersel de schuld die hij schuldig was, en die gevallen was op 'kermisse' laatstleden, tussen dit en half vasten eerstkomend. 'aengaende der molen' volgens hun handschrift.

 

1525, 17 augustus. P. 145

Anna Meyen van Coersel heeft een momber verzocht met recht. Haar werd Jan Meyen met recht toegewezen om alles te doen wat ze in het recht moet regelen alsof ze zelf aanwezig was.

 

1525, 17 augustus. P. 145

De kinderen van Willem Meyen kwamen voor het recht, namelijk Jan Meyen de zoon, Peeter Meyen, Henrick Meyen, Jenneke Meyen met haar momber en broer Jan SVoechs en Jan Smeets als momber van zijn huisvrouw Dingen Meyen. Ze hebben samen gekweten aan Peeter Kenens 1,5 mud rogge en 2 rinsgulden jaarlijks. Daarvoor hebben ze 69 rinsgulden ontvangen, die hen gemaakt waren door hun oom Jan Meyen zaliger. Ze zijn goed betaald.

 

1525, 31 augustus. P. 146

Henrick Jueten van Coersel heeft bekend dat hij schuldig is aan Jannes van Schoelen wonend in Diest vier jaar lang jaarlijks 15 stuivers, samen 3 rinsgulden. Hij heeft beloofd om deze 3 rinsgulden te betalen tussen dit en Passen eerstkomend, 'op uytpenningen'....

 

1525, 05 oktober. P. 146

Gheert Goeyens van Coersel heeft zijn zoon Henrick Goeyens gemachtigd met recht om alle zaken te regelen alsof hij zelf aanwezig was.

 

1526, 01 maart. P. 147

Peeter Meyen van Coersel is borg geworden door zijn broer Heynke Meyen voor het geld dat voor de schepenen gezet werd voor Heynke voorschreven uit handen van Jan Aerts van Coersel. Peeter is borg geworden voor zover het testament van Jan Meyen zaliger vermeldt. Hij belooft dat op hem en op al zijn goederen.

 

1526, 17 mei. P. 147

Aert Vanden Eerdenwege bekent dat hij ontvangen heeft uit handen van Jan Reyners, zoon van Kenen Reyners van Coersel, 100 rinsgulden eens (de ingelot voor 3 rinsgulden 6 stuivers, de cleyne keysers gulden voor 22 stuivers, de andere keysersgulden voor 33 stuivers, de philipsgulden voor 29 stuivers, 4 rinsgulden, kaerlis stuiver de stuiver voor 1,5 stuiver). Voor deze 100 rinsgulden zal Aert drie jaar lang jaarlijks 5 rinsgulden geven met valdag op Sinte Servaesdag in mei. Na deze drie jaren zal Aert het geld teruggeven met de rente of goede en voldoende panden stellen.

 

1526, 17 mei. P. 148

Doorstreept en in de marge staat: Is gekweten in 1529 op 20 mei.

Jan Smeets en Gheert Claes als kerkmeesters en mombers van de kerk van het dorp van Coersel met ook de H. Geestmeesters Mathys Valentyns en Peeter Leysen en Vranck Vanden Hove en Jan Kenens als 'gemeynteneers' van Coersel hebben bekend voor meier en schepenen dat ze ontvangen hebben in de naam van de voorschreven kerk 72 rinsgulden eens uit handen van Jan Vander Horst alias Int Sweert in Diest. Hiervoor zullen ze jaarlijks 4 rinsgulden geven met valdag op deze datum, namelijk 17 mei. Het geld moet kosteloos en schadeloos in Diest geleverd worden in het huis van Jan. Het ontvangen geld bestaat uit 21 ingelotten en een halve. De ingelot wordt gerekend aan 3 rinsgulden 7 stuivers. De voorschreven personen beloven de 4 rinsgulden te betalen 'op uytpenninge' alsof het met recht was toegewezen. De hofrechten werden betaald door de kerkmeesters.

 

1527, 10 januari. P. 152

Doorstreept.

Jan Hillen der Jonge van Beverloe heeft voor schepenen bekend dat hij ontvangen heeft uit handen van Lysbeth de huisvrouw van Michiel Vanden Mortel 25 rinsgulden eens. Jan zal er jaarlijks een 'leeu' of 30 stuivers jaarlijks voor geven. Na het jaar zal hij terugbetalen of voldoende panden stellen met volle rente.

 

1523, 10 november. Los blaadje.

Gheert Claes met zijn consoorten hebben voor de schepenen koren en geld gezet om de borgtocht te voldoen die hij gezet had voor Jan Rutten (voor zover hij gedingd mocht zijn) tegen Wouter Rogiers en Jan Van Moelstede, volgens de inhoud van het vonnis.

 

1527, 21 februari. P. 153

Jan Kenens van Coersel heeft beloofd dat hij Peeter Jacobs zal ontlasten van de borg die Peeter gesteld heeft in 'den leenhoff ende manscap onser joffrouw van Lummen'. Hij zegt dat hij daarvoor pandt anderhalf boender land gelegen te Witters in die hoeve, grenzend Lysbeth Lenaerts O en Witters erve op de drie andere zijden en verder op al zijn andere Brabantse goederen.

 

1527, 11 april. P. 154

Peeter Leysen en Jan Wynen, beiden inwoners van het dorp Coersel, zijn samen borg geworden voor een gevangene geheten Oriaen Wynen. Ze zijn borg geworden voor al hetgeen dat beide de heren op Oriaen 'gewinnen' kunnen of iemand anders die hem hebben doen vangen.

 

1527, 02 mei. P. 155

Merten Van Stakenborch heeft minnelijk met de schepenen gerekend betreffende geld dat hij voor de schepenen gezet had, namelijk 13,5(?) rinsgulden. Als alle kosten, lasten en hofrechten afgetrokken waren, hebben de schepenen aan Merten nog 5 rinsgulden gegeven. Merten heeft de heren en de schepen bedankt voor hun 'goederthierenheyt' en gekweten. Hij is goed betaald.

 

1526. P. 155

Heyloff Doven, de wettige huisvrouw van Jan Roosbooms van Coersel, kwam voor de schepenen 'eer ende voer zij lazers uytgedaen was' en ze heeft aan haar man Jan Roosbooms toegestaan haar goederen te belasten voor zover hij het geld dat ervan komt gebruikt om jaarlijkse pacht te lossen die aan dit goed staat, als hij deze lasten kwijten wil.

 

1518, 07 mei. P. 164 (jaartal waarschijnlijk een schrijffout)

Jan Gaermans van Coersel heeft beloofd te betalen aan Hubrecht Prys op 'Pinxten' (Pinksteren) eerstkomend 5 rinsgulden eens en op Sinte Dionijsmisse eerstkomend nog 3 mud rogge eens. Hij staat ervoor garant alsof het met alle recht verworven was.

 

1528, 28 mei. P. 165

Jan Grieten van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft of schuldig is aan Jan Moens van Beverloe 50 rinsgulden Brabants eens. Jan Grieten belooft binnen een jaar Jan Moens te gichten en te goeden in 2 rinsgulden en 10 stuivers jaarlijks op panden die volgens het recht voldoende zijn. Valdag van deze rente is op 1 mei.

 

1528, in juni. P. 165

In Coersel is gekomen Cristijn Willems, dochter van Pouwels Willems zaliger, met haar geleverde momber Goesen Wellens. Ze heeft met haar momber kwijtgescholden aan Magriet, de wettige huisvrouw van Jacob Boelaers zaliger, 8 rinsgulden die Margriet haar schuldig was. Ze kwijt haar tevens van alle achterstallen betreffende de ‘tijdinge’ van deze 8 rinsgulden.

 

1528, 08 oktober. P. 166

Kenen Peters heeft beloofd te betalen tussen dit en Kerstmis eerstkomend aan Jacob Smeets van Nederpeelt de som van 20 rinsgulden 5 stuivers. Hij beloofde het 'op sheeren boet ende uytpendinge'.

 

1528, 05 november. P. 166

Doorstreept. Marge: Dit is in de laethof gegoed, ergo vacat.

Jan Hillen der Jonge van Beverloe heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Jan Moens van Beverloe 60 rinsgulden Brabants geld. Hiervoor zal Jan Hillen aan Jan Moens gedurende 3 jaren 3 rinsgulden jaarlijks geven met valdag op Sint Jan Baptiste in juni. Hiervoor verbindt Jan Hillen al zijn Brabantse goederen. Hij zal het geld binnen 3 jaar teruggeven met volle rente of hem voldoende panden stellen. Mocht Jan Moens in de tussentijd sterven, dan wil hij dat deze gicht aangelegd wordt voor zijn laatste kinderen.

 

1528, 03 december. P. 167

Henrick Gheerts van Coersel heeft de hoofdvaart verborgd die hij had tegen Jan Smeets met Henrick Luyten wonend in Gestel.

Jan Smeets heeft dezelfde hoofdvaart verborgd voor hem met Jan Moens van Coersel wonend tGheeneycken.

 

1529, 04 februari. P. 170

Jan Gaermans van Coersel bekent dat hij schuldig is aan Dionys Wilborts 5 rinsgulden 14 stuivers eens. Jan belooft ze te betalen tussen nu en Pinksteren eerstkomend op 'uytpenninge' binnen of buiten het huis.

 

1529, 04 mei. P. 172

Jan Gielis van Linchout, die vroeger meier en rentmeester was van onze heer de keizer en als hertog van Brabant, heeft gekweten en kwijtgescholden aan Peeter Theeuwis en Wilbort der Weduwen, voor ons schepenen, voor hen en op al de onderzaten en inwoners van het dorp Husden, die er nu zijn en ook hun nakomelingen, al het geld dat getaxeerd is door de 'Cancellier' en andere heren van de Rade in Brabant. Het geld was gevallen en gerezen tussen de heer van Lummen als aanlegger 1) en de ingesetenen van Huesden voorschreven 2). De laatste partij was erin gecondemneerd (veroordeeld) betreffende een heide gelegen bij Coersel. Jan belooft nooit noch in wereldlijk noch in geestelijk recht te spreken over deze kosten.

 

1529, 08 april. P. 173

Doorstreept.

Aert Wynen van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft uit handen van Jan Vander Horst 72 rinsgulden eens goed gevalueerd Brabants geld. Aert zal er jaarlijks 4 rinsgulden voor geven met valdag op datum van heden. Aert belooft dat hij een maand na vandaag goede en voldoende panden zal stellen voor Jan. Hiervoor bleef borg Peeter Cornelis. Deze jaarlijkse rente zal Aert jaarlijks betalen los en vrij van enige bede of schattingen of iets ander te geven.

Dit is gegicht en gegoed, dus vacat.

 

1529, 22 april. P. 174

Voor meier en schepenen in de vierschaar kwamen Jan Huben, Jan Ghysen en Gheert Claes omdat ze de borgtocht willen voldoen waar ze borg voor geworden zijn. Dat gaat om koren tussen Jan Ruttens 1) en Walterus Rogiers 2) en zoals het vonnis gegeven in Bruesel 'mensie makende is' (vermeldt). De borgen hebben beloofd op hun eed om hetgeen voorschreven is te voldoen.

Tevens verscheen Frans Ruttens volgens de belofte die hij gedaan had.

 

1529, 20 mei. P. 176

Gheerit Claes van Coersel heeft bekend dat hij uit handen van Jan Vander Horst van Diest de som van 54 rinsgulden goed Brabants geld ontvangen heeft (de philipsgulden voor 25 stuivers, de gouden gulden voor 28 stuivers, de stuiver voor stuiver gerekend). Voor dit geld zal Gheerit drie jaar lang jaarlijks 3 rinsgulden geven en de betaaldag zal zijn op Sinte Servaesmisse in mei. De rente moet kosteloos en schadeloos betaald worden in het huis van Jan, zonder dat die er iets van moet geven. Het geld moet binnen 3 jaren met volle rente teruggegeven worden of Gheerit moet goede panden stellen. Gheerit belooft dit te onderhouden op al zijn Brabantse goederen, roerend en onroerend 'op pendinghe' binnen of buiten het huis alsof het met recht verworven was.

 

1529, 26 augustus. P. 180

Jannes Smeets, schoonzoon van Jan Smeets van Coersel, heeft zich vermomberd met Peeter Maech van Coersel om hem mee te behelpen met hetgeen hij in het recht te doen mocht hebben. Hij werd hem toegewezen met recht.

 

1529, 29 september. P. 181

Lenaert Thonis van Ecksel heeft met recht gemachtigd Jan Spuncs en Aert Vanden Eerdenwege om al zijn dingen te bewaren die hij te doen mag hebben, te winnen en te verliezen, alsof hij zelf aanwezig was.

 

1529, 21 oktober. P. 181

Henrick Ykens van Gheneboss heeft beloofd om Henrick Bosmans van Exel te betalen tussen vandaag en Sinte Jansmisse Baptisten eerstkomend 4 rinsgulden min 4 stuivers op uytpenninge alsof het met recht was gewonnen. Indien Henrick binnen de twee volgende maanden betaalt, zal Henrick Bosmans tevreden zijn met 3 rinsgulden eens.

 

1529, 04 november. P. 181

Reyner Maes heeft beloofd te betalen aan Jan Bruyens van Diest 5 rinsgulden 12,5 stuivers Brabants geld tussen dit en Kerstmis eerstkomend. Dat heeft hij beloofd 'op uytpenninge' te betalen.

 

1529, 02 december. P. 182

Henrick Vanden Hove van Linchout belooft Lenaert Thonis van Exel 6 rinsgulden te betalen in 3 keren: de eerste op Sinte Peeters ad vincula 1 augustus eerstkomend, de tweede op Sint-Dionijsdag daarna in oktober en de derde keer op Kerstmis daarna in het jaar 1531. Als hij de eerste termijn niet betaalt, zal alles gevallen zijn. Daarna heeft Arnout Morskens in handen van de schepenen 17 stuivers jaarlijks gezet die Aert gelden had aan panden van Henrick voorschreven voor Lenaert en 'hij gheeft hem voer den principael'.

 

1529, 16 december. P. 183

Jan Vander Horst van Diest heeft Gheerit Claes van Coersel met recht gemachtigd om al zijn zaken te bewaren, te winnen of te verliezen, alsof hij zelf aanwezig was.

 

1529, 16 december. P. 183

Peeter der Molder van Coersel heeft voor ons schepenen 6 rinsgulden Brabants geld gezet aan de huisvrouw van Reyner Covints zaliger of Henrick Moens of degene die ertoe mocht gerechtigd zijn. Dat geld komt van een erf dat Peeter gehuurd heeft.

Daarna kwam de huisvrouw van Reynder Covints en ze heeft gewenst het geld te ontvangen op borg en ze zijn haar daarop gegeven: op Jan Covints zoon van Henrick Schepers. Jan geeft zich 'pendich' binnen of buiten het huis alsof het met recht was bekomen.

 

1530, 10 februari. P. 184

Jan Vaes van Cauwelill heeft gemachtigd Jan Spuncs, Jan Ghielis en Peeter Maech en Govaert Vanden Gracht om al zijn dingen te bewaren die hij voor dit 'gericht' mocht te doen hebben alsof hij zelf present was, te winnen en te verliezen.

 

1530, 10 februari. P. 184

Henrick Berten heeft 25 rinsgulden Brabants geld ontvangen van Henrick Moens van Coersel. Hiervoor zal Henrick voor een jaar een mud rogge geven met valdag op datum van heden. Hij zal het geld binnen het jaar terugbetalen of goede en voldoende panden stellen. (de dobbele ducaet wordt gerekend aan 4 rinsgulden, de henricus nobel aan 4 rinsgulden, de spaens reael aan 3 rinsgulden, de goudgulden voor 29 stuivers, de philipsgulden voor 25 stuivers, de cleynen keysersgulden voor 20 stuivers, de stuiver voor stuiver).

 

1530, 03 maart. P. 184

Lemmen Goeysens belooft te betalen tussen dit en het volgende genachte 3 rinsgulden 10 stuivers aan heer Gielis Vernyen van Halen, op 'uytpenninge'.

 

1530, 17 maart. P. 185

Henrick Vanden Hove van Linchout heeft beloofd te betalen aan Willem Vanden Hoerne van Diest 45 stuivers eens tussen deze dag en Sinte Peeterdag ad vincula, de eerste dag van augustus. Henrick belooft dit te doen op 'uytpenninge' en sheeren boete.

 

1530, 31 maart. P. 185

Henrick Jueten van Coersel heeft voor de schepenen bekend dat hij schuldig is aan zijn neef heer Jan Scampaerts 45 mud rogge eens van verlopen pacht waarvoor hij jaarlijks aan heer Jan 5 mud rogge moest geven. Henrick heeft ermee ingestemd dat na zijn dood en niet eerder heer Jan voorschreven deze verlopen pacht mag halen aan zijn roerende en erfelijke goederen waar hij wenst en waarvan hij het eerst betaling kan bekomen. Mocht heer Jan sterven voor Henrick, dan willen ze dat de erfgenamen van heer Jan Henrick zijn leven lang er niet over zullen aanspreken.

 

1530, 12 maart. P. 185

Jan Wynen van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Jannes Op Straet 27 rinsgulden Brabants. Hiervoor belooft hij binnen het jaar 30 stuivers te geven met valdag op Sinte Gheertruytdag in maart. Hij zal ook binnen het jaar het geld teruggeven of voldoende goede panden stellen.

 

1530, 12 mei. P. 186

Henrick Godens van Coersel heeft bekend dat hij 50 rinsgulden eens Brabants geld ontvangen heeft van Hubrecht Vander Straten. Henrick belooft dat hij hem binnen het jaar 3 rinsgulden zal geven. Na het jaar belooft Henrick dat hij Hubrecht het geld zal teruggeven of voldoende panden zal stellen ervoor. Henrick staat ervoor garant met al zijn Brabantse goederen.

 

1530, 03 juni. P. 186

Jan Reyners van Coersel heeft voor schepenen beloofd te betalen aan zijn neef Jannes Reyners 25 rinsgulden eens Brabants geld tussen heden en vastenavond eerstkomend. Dan zal hij met de 25 rinsgulden eens voor de rente 25 stuivers betalen. Dit belooft Jan Reyners op al zijn Brabantse goederen en hij staat ervoor garant.

 

1530, 03 juni. P. 186

Peeter Kenens van Coersel heeft hem en al zijn goederen gesteld voor een borg voor 7 rinsgulden eens die Merten Leysen van Huesden betaald heeft aan Dingen sDoven, de huisvrouw van Peeter Doven zaliger, met haar kinderen tot de tijd toe dat Peeter de onmondige kinderen voor het gerecht van Beringen brengt om dan Merten voorschreven van deze 7 rinsgulden te kwijten.

 

1530, 23 september. P. 187

Gherit Claes, Jan Huben en Jan Ghysen, inwoners van de dorp van Coersel, hebben gearresteerd en 'ghecommerd' geld dat voor de schepenen gezet was voor Walterus Rogiers, Jan Van Moelstede vanwege Jan Ruttens. De schepenen werden gemaand door de meier en ze hebben gewezen op correctie dat men dat Jan Metten, bode, zou doen konden. Dat is gebeurd, verklaarde de bode. Na deze konde hebben de partijen genachten na ghenachten recht verzocht op hun 'commer'. Jan werd steeds 'voerts gheeyst' om iets er tegen te 'allegeren', maar er is niemand vanwege hem verschenen. Daarop hebben de schepenen op correctie van ons hoofd gewezen de partijen voorschreven de 12 rinsgulden te verdelen met korting van de kosten van recht.

 

1530, 15 september. P. 190

Peeter Beckers van Coersel heeft beloofd te betalen aan Marie Maechs, dochter van Peeter Maechs, de som van 12 rinsgulden en 12 stuivers met volle rente: 15 stuivers tussen vandaag en Lichtmis eerstkomend. Peeter belooft dit op 'uytpenninge'.

 

1530, 12 mei. P. 191

Jan Moors van Loo heeft gekweten en kwijtgescholden aan Jan Mutsen de 'peys' die ze onder elkaar gemaakt hadden op voorwaarde dat Jan Mutsen nog zal betalen tussen dit en Sinte Peetersdag 'op omganck' in Beringen eerstkomend 6 rinsgulden eens.

 

1529, 17 juni. P. 192

Jan Moors van Thessenderderloor 1) en Jan Mutsen van Coersel 2) kwamen overeen van een zoene geschied in Uytriecht die Jan Mutsen aanging. Jan Moors bekent dat al het geld en de 'zoone' betaald zijn behalve de laatste termijn die vallen zal op Sinte Gheertruydendag in maart eerstkomend. Dan zullen Jan of zijn erfgenamen en nakomelingen aanvaarden 10 rinsgulden. Van deze 10 rinsgulden zullen afkorten en kwijt zijn 12,5 stuivers van de twist die ze onder hen beiden hadden.

Zie op de voorgaande pagina.

Nog heeft Jan Mutsen verklaard en gekweten 2 philipsgulden en een halve gouden gulden die ze betaald hebben onder de schepenen van dezelfde zaak.

 

1529, 09 september. P. 192

De wettige huisvrouw van Jan Ruttens heeft in de naam van haar zoon Thyske Ruttens voor de schepenen zeker koren en nog 1 philipsgulden met een half vueryser gezet om te voldoen van zekere pacht die Jan Ghielis van Linchout gelden had op een goed dat Jan Ghielis met recht 'uytgewonnen' had omdat er geen betaling was van erfelijke pacht.

 

1530, 'die Michaelis'. P. 193

Peeter Kenens en Heyn Kenens bekennen dat ze ontvangen hebben uit handen van Aert Van Postel van Coersel 25 rinsgulden Brabants geld. Hiervoor zullen Peeter en Heyn drie jaar lang een half mud rogge en 15 stuivers jaarlijks geven. Na die drie jaren zullen ze het geld teruggeven met volle pacht en rente of goede panden zetten. Deze twee personen zijn voor elkaar borg geworden.

 

1530, 06 oktober. P. 194

Meeuwis Beckers van Coersel heeft voor schepenen bekend dat hij uit handen van Aert Van Postel 18 rinsgulden eens ontving Brabants. Hij belooft daarvoor een jaar 1 rinsgulden te geven. Daarna zal hij het geld met de rente teuggeven of goede en voldoende panden zetten. Dat belooft hij.

 

1530, 20 november. P. 194

Jan Ruttens heeft gemachtigd Govardt de meier van Stockroy, zijn zoon Frans Ruttens en Aert Van Eyck om al zijn zaken te behartigen die te winnen of te verliezen zijn alsof hij zelf aanwezig was, hetzij voor deze schepenen als voor ons hoofd en overhoofd waar nodig.

 

1530, 15 december. P. 196

Henrick Meyen van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft uit handen van Peeter Van Ham van Coersel 15 rinsgulden Brabants geld. Op Sint Jansmisse eerstkomend in juni belooft Henrick aan Peeter hiervoor 6 halster rogge te betalen en het kapitaal dan terug te geven of hij zal goede panden zetten.

 

1530, 15 december. P. 196

Jan Van Heyst heeft bekend dat hij ontvangen heeft 12 rinsgulden Brabants geld uit handen van Bartholomeeus Beckers van Coersel. Jan belooft daarvan gedurende twee jaren jaarlijks 3 halster rogge te geven met valdag op Sint Jan Baptistendag in juni. Na deze 2 jaren zal Jan het geld teruggeven met de pacht ofwel zal hij goede panden zetten ervoor. Jan mag de drie halster rogge jaarlijks kwijten met 15 stuivers. Jan belooft zich hieraan te houden 'op uytpenninge ende sheeren boet'.

 

1531, 20 april. P. 200

Arnout Vaes van Coersel heeft beloofd te betalen aan Peeter Elen van Hechtelt tussen vandaag en Pinksteren eerstkomend de som van 18 rinsgulden 7 stuivers eens Brabants geld. Belooft ‘op sheeren boet ende uytpendinghe’.

 

1531, 20 maart. P. 200

Geert Claes van Coersel bekent dat hij uit handen van Aert Van Postelt de som van 18 rinsgulden eens Brabants geld ontvangen heeft. Hij zal er jaarlijks 1 gulden voor geven gedurende 3 jaren. Daarvoor heeft Gheerit al zijn Brabantse goederen als pand gesteld. Na deze 3 jaren belooft Geert dat hij het geld zal terugbetalen met de jaarlijkse rente of goede panden stellen ervoor.

 

1531, 20 maart. P. 201

Jannes Van Balen van Coersel bekent dat hij ontvangen heeft 24 rinsgulden eens Brabants geld uit handen van Aert Van Postel. Hij zal er 3 jaren lang jaarlijks een mud rogge voor geven. Jannes belooft dat hij het kapitaal binnen de drie jaren zal terugbetalen met volle pacht of hij zal voldoende panden ervoor stellen. Jannes heeft al zijn Brabantse goederen ervoor verbonden.

 

1531, 04 mei. P. 201

Jan Binnemans van Coersel heeft 25 rinsgulden gezet voor de schepenen voor zijn neef Jan Reyners om die altijd te voldoen wat hem in het recht zal toebehoren.

 

1531, 25 mei. P. 202

Sebastiaen Wynen is borg geworden voor 25 rinsgulden eens Brabants geld dat Jan Reyners voor de schepenen gezet had voor zijn neef Jannes Reyners. 15 rinsgulden hiervan zijn gekomen van roerende goederen ('gerede haven') en 10 rinsgulden van een deling. Sebastiaen, borg, geeft zich 'pendich' binnen en buiten huis en op sheeren boet. De 10 rinsgulden die nog blijken te staan voor de schepenen heeft Reiner weer van de schepenen ontvangen en hij heeft voor de schepenen al zijn Brabantse goederen als borg gezet.

 

1531, 19 augustus. P. 204

Gheert Claes van Coersel heeft gesteld en gezet voor hem en voor Jan Ghysen en Jan Huben al zijn Brabantse goederen die hij heeft voor de kosten die ze pretenderen te hebben vanwege Jan Van Moelstede en Walterus Rogiers. Deze kosten zijn zowel voor deze schepenen gerezen als voor de schepenen van Halen en Loven en indien hij die ten onrechte trok, dat hij die 'te recht weder keeren soude'.

Jan Huben en Jan Gysen beloofden op al hun goederen dat ze Gheerit zullen ontlasten indien hij hiervan enige kosten zou hebben, volgens hun portie en gedeelte die op hen mocht komen.

 

1531, zonder datum. P. 204

Jan Wynen van Coersel heeft bekend dat hij uit handen van Gielis TFoechts met zijn zusters de som van 25 rinsgulden eens Brabants geld heeft ontvangen. Daarvoor zullen ze een mud rogge gelden. Hiervoor zijn borg geworden Oriaen Wynen en Sebastiaen Wijnen dat Jan voorschreven het geld binnen drie jaren zal teruggeven met volle pacht, los en vrij van kosten en belastingen. Ze geven zich daarvoor 'pendich' binnen huis en buiten huis also 'sij met allen poenten van recht verhaelt waren'.

 

1531, zonder datum. P. 205

Driesken Dries van Moelem heeft beloofd aan Jan Wouters van Exel te betalen 2 rinsgulden binnen 14 dagen en de andere 4 rinsgulden en 6 stuivers tussen dit en Kerstmis. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten huis.

 

1531, 07 oktober. P. 205

Willem Vander Worden van Diest heeft voor schepenen als borg gezet een mud rogge erfelijke rente die hij heeft op en aan de goederen van de kinderen Swinnen in Coersel voor kosten die vallen mochten vanwege recht tussen hem en Peter Kenens van Coersel aangaande de gemeynte van Coersel 'vander beyen'(?bijen).

 

1531, zonder datum. P. 205

Jan der Cremer van Gheen Aerde heeft afgevaardigd, gemachtigd en voor schepenen volkomen macht gegeven aan Jan Gielis schepen en Jan Goyens om zijn zaken te bewaren die hij in het recht te doen mocht hebben alsof hij zelf tegenwoordig was.

 

1532, 11 januari. P. 206

Driesken Dries van Molem belooft 'op uut pendinck' te betalen aan Jan der Cremer van Geen Aert 6 rinsgulden tussen dit en vastenavond en nog 3,5 rinsgulden tussen dit en Pasen en nog 3,5 tussen dit en Pinksteren. Als Drieske zich aan de eerste betaaldag niet houdt, dan geeft hij voor alles 'pendich oft hij verruyckt ende verhaelt ware met allen pointen van recht'.

 

1532, 11 januari. P. 206

Jan Gadermans heeft beloofd aan N. N. van Beckevoert 1 rinsgulden tussen dit en vastenavond te betalen en nog 2 tussen dit en Pasen. Hij geeft zich daarvoor 'pendich'.

 

1532, 11 april. P. 208

Jan Roesboems van Coersel heeft aan Jenne Vander Horst beloofd op al zijn Brabantse goederen om Jenne te voldoen en tevreden te stellen en goede en voldoende laetpanden te zetten wanneer Jenne dat zal verzoeken. Dat gaat om 6 rinsgulden jaarlijks. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten huis.

 

1532, 11 april. P. 208

Jan der Cremer belooft aan Peter Witters van Coersel 'op uutpendinge...' te betalen aan Jan der Cremer van Gheen Aert 4 rinsgulden tussen nu en 'Suijlre Merckt' eerstkomend en op sheeren boete.

 

1532, 16 mei. P. 210

Jan Vanden Put van Coersel heeft beloofd aan Gielis tFoechs/tSoechs van Diest te betalen tussen nu en de eerste 'dingedach' na de oogst eerstkomend 6 rinsgulden. Die zijn verlopen van jaarlijkse renten. Hij geeft zich daarvoor 'pendich' binnen en buiten het huis alsof het met recht was bekomen.

 

1532, 16 mei. P. 211

Jaspar Hillen van Coersel heeft uit de hand gezet 10 rinsgulden voor de Armen van Diest.

 

1532, 27 juni. P. 211

Jan Vanden Put van Coersel heeft beloofd aan Hubrecht Prys van Diest 9 rinsgulden te betalen tussen nu en 'Zuylre Merckt' 'op uutpendinge binnen huys ende buyten huys ende op allen zijn brabansche goyen ende op die boet vander banck etc.'

 

1532, 11 september. P. 211

Henrick Vaes van Coersel bekent dat hij ontvangen heeft van Henrick Pyls 'ingeseten porter der stadt van Diest' de som van 28 rinsgulden Brabants geld. Binnen twee jaren zal Henrick het geld teruggeven of goede panden stellen ervoor. Altijd met volle pacht, namelijk een mud rogge. De eerste valdag zal zijn op 'Onser Liver Vrouwen avont' in augustus. Henrick staat ervoor persoonlijk garant en met al zijn Brabantse goederen. Hij geeft zich daarvoor 'pendich...'.

 

1532, 12 september. P. 212

Jan Garmans van Coersel heeft beloofd voor schepenen te betalen aan Jacop Smeyers van Olmen 2 rinsgulden tussen nu en 14 dagen voor Kerstmis. Hij belooft het 'op uutpendinge ende op sheeren boet'....

 

1532, 12 september. P. 212

Aert Vaes van Coersel heeft beloofd dat hij aan Peter der Molre 8 rinsgulden en 15 stuivers zal betalen tussen nu en Coersel kermis. Daarop heeft Peter van Ard 2 philipsgulden ontvangen. Peter belooft het ‘op sheeren boet ende uytpendinghe’.

 

1532, 10 juni. P. 213

Goris Van Erstwech/Erdtweyge van Coersel heeft bekend dat hij van Henrick Op den Erdtwich 36 rinsgulden Brabants geld ontvangen heeft. Hiervoor zal Goris jaarlijks begin maart 2 rinsgulden geven. Goris belooft dat hij het geld binnen een jaar zal terugbetalen of wanneer het Henrick belieft of om goede panden te stellen die sterk genoeg zijn. Dat belooft hij op hem en op al zijn Brabantse goederen en op sheeren boet. Hij geeft zich daarvoor 'pendich' enz.

 

1532, 10 juni. P. 214

Peter In die Moelen van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Peter Van Ham 40 rinsgulden Brabants geld (de cleyne karolusgulden voor 20 stuivers, de philipsgulden voor 25 stuivers, de goudgulden voor 28 stuivers, 'dat voerstael' voor 3 blancken gerekend en het ander geld na advenant). Hiervoor zal Peter In die Moelen jaarlijks een mud rogge geven en 1 rinsgulden met valdag op de dag van heden. Peter in die Molem belooft de 40 rinsgulden terug te geven binnen een jaar of goede panden ervoor te stellen. Dat belooft hij op hem en op al zijn Brabantse goederen en op sheeren boet. Hij geeft zich daarvoor 'pendich' enz.

Marge: Nota. In 1538 op 1 oktober is Peter der Molre nog eens voor de schepenen gekomen en hij heeft nog eens op dezelfde manier beloofd om drie jaren lang de pacht en rente verder te betalen. Hij heeft daarvoor al zijn Brabantse goederen opgedragen.

 

1531, zonder datum. P. 214

Maes Cremers van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Merten Op Straet 40 rinsgulden Brabants geld. Maes belooft er jaarlijks 2 mud rogge van te geven met valdag op de laatste dag van mei 1532. Maes zal dat geld in twee keren afleggen en hij belooft dat hij het geld zal teruggeven binnen 3 jaren met volle pacht of om goede panden te stellen. Hij staat ervoor garant met al zijn Brabantse goederen.

Marge: Dit is gegoed in 1535 op 8 april.

 

1532, 18 april. P. 215

Doorstreept.

Mathys Mertens van Stal en Elisabet Mertens met haar momber Jaspar Seysens hebben bekend dat ze ontvangen hebben van Loywych Boellaerts de som van 20 rinsgulden Brabants geld. Daarvoor beloven ze jaarlijks een mud rogge te geven of de halster te betalen met 5 stuivers. Valdag op dag van heden. Ze beloven het geld binnen een jaar terug te geven met volle pacht of om voldoende panden te stellen 'op uutpendinge' enz.

Rechtermarge: Deze 20 rinsgulden heeft Neel, Peter Cornelis natuurlijke zoon, aan Leeken de zoon van Loijich Boelarts teruggegeven. Leeke Bolarts heeft Neelen als man en momber van Lysken Mertens en Mathys Mertens het geld gekweten. Mathijs belooft aan Neel van de helft een jaar lang een half mud rogge te geven en dan het geld terug te geven of pand te stellen.

 

1531 op Sinte Mertens dach. P. 215

Gielis Scrixs van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Jan Laerman 14 rinsgulden en een halve Brabants gevalueerd geld. Hiervoor zal hij hem een half mud rogge geven met valdag op deze datum. Gielis belooft het geld terug te geven binnen een jaar met volle pacht of om voldoende panden te stellen op hem en op al zijn Brabantse goederen. Hij geeft zich daarvoor 'pendich' enz.

 

1531, 30 mei. P. 216

Marge: solvit anno 1537. Doorstreept.

Jan Van Hoesden wonend in Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Jan Aerts van Coersel de som van 10 rinsgulden Brabants geld. Jan belooft aan Jan Aerts daarvoor een half mud rogge te geven en de 'hootpenningen' binnen het jaar terug te geven. met volle pacht of hij zal er goede panden voor stellen. Hij staat ervoor garant op hem en op zijn Brabantse goederen en hij geeft zich 'pendich binnen huys ende buyten huys oft met alle poeinten van recht verhaelt was'.

 

1531, laatste dag van sporckel. P. 216

Henrick Moens van Coersel bekent dat hij ontvangen heeft van Aert Convens eerste kinderen, die hij van Cristina Valentyns had namelijk Valentijn, Henrick, Elisabeth en Jan, de som van 54 rinsgulden Brabants geld. Henrick zal aan de voorschreven kinderen hiervan jaarlijks 3 rinsgulden geven die vallen 'ad vincula Petri'. Henrick zal het geld binnen 2 jaren teruggeven aan de kinderen met volle pacht. Hij staat ervoor garant met al zijn Brabants goederen. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1531, zonder datum. P. 217

Jan Vanden Put heeft beloofd dat hij aan Jacop Van Hechtel zal betalen op uutpendinge binnen huis en buiten huis 6 rinsgulden en 13,5 stuivers tussen nu en het genachte.

 

Geen jaartal, 17 oktober. P. 218

Driesken Dries van Coersel heeft voor de schepenen bekend dat hij schuldig is aan Jan Mutskens van Coersel 5 rinsgulden en 7 stuivers. Jan Dries belooft aan Dries Jan te betalen daarvan binnen 15 dagen 3 rinsgulden en de rest binnen 6 weken. Drieske belooft dat te doen en hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was..

 

1532, 25 oktober. P. 218

Marge: dit is gegoed in 1536.

Jan Binnemans van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft uit handen van Henrick Thys van Hechtel 25 rinsgulden Brabants gevalueerd geld. Hiervan belooft Jan aan Henrick jaarlijks gedurende 3 jaren met valdag op Sinte Dyonysdag 28 stuivers te geven. Jan belooft dat op al zijn Brabantse goederen en op boet van de bank. Op het einde van de 3 jaren zal Jan het kapitaal met de volle rente teruggeven of voldoende panden stellen ervoor.

 

1532, 14 november. P. 219

Lysbet Michiels 'portersse' van de stad van Diest heeft Jan Goyens van Coersel gemachtigd om alles te doen wat ze hier buiten vrijheid ter Brabantse aarde mocht te verliezen of te winnen hebben en hij moet alles doen wat ze zelf zou doen indien ze present was. Hij moet dat doen totdat de vrouw deze machtiging opzegt.

 

1532, 03 november. P. 220

Jan Vanden Put van Coersel heeft beloofd aan Hubrecht Vander Straten te betalen op uutpendinge 7 rinsgulden en 18 stuivers tussen dit en Kerstmis.

 

1532, 03 november. P. 220

Jan Vanden Put heeft beloofd te betalen op uutpendinge en op de boet van de bank aan Jan De Cremer van Gheen Aert 7 rinsgulden en 15 stuivers tussen dit en Lichtmis.

 

1532, 03 november. P. 220

Peter Van Ham van Stal bekent dat hij ontvangen heeft 10 rinsgulden van Peter Vorsters. Hij zal hem daarvoor 10 stuivers geven en voor het jaar om is goede panden stellen of het geld met de intrest teruggeven. Deze belofte heeft Peter Vorsters ontvangen voor zijn kinderen. Valdag nu Sint-Jansmisse over een jaar.

 

1533, zonder datum. P. 221

Jan Hoefmans van Coersel is borg geworden voor het geld dat Jan Reniers voor de 'wetht' gezet heeft voor zijn neef Jannes. Jan Hoeffmans geeft zich daarvoor pendich binnen en huiten huis.

 

1533, 20 februari. P. 222

Jacop Piparts van Coersel heeft opgedragen een gicht van een half mud rogge jaarlijks op en aan al zijn Brabantse goederen aan de erfgenamen van Jan Hoogen zaliger, volgens de belofte die hij voor de schepenen gedaan heeft. Hij doet er afstand van met recht.

 

1533, 20 maart. P. 222

Peeter Witters van Coersel heeft beloofd te betalen aan Geert Pelssers van Hechtelt 12 rinsgulden en 22 stuivers op uuytpendinge tussen dit en Beloken Pinksteren. Geeft zich HBHB en op de boete van de bank.

 

1533, 03 april. P. 223

Merten Zegers van Diest heeft gemachtigd en afgevaardigd Jan Gielis dienaar, Aert Van Eyck, Peter Kenens van Coersel en alle andere 'taelmannen' die tot die tijd in Lumpmen 'vorspraecken' om zijn zaken te bedingen en te bewaren en hetgeen hij nodig heeft.

 

1533, 31 mei. P. 224

Henrick Neelens van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Heer Jan Neelens, priester in Coersel, de som van 25 rinsgulden Brabants geld. Hiervoor belooft Henrick jaarlijks aan heer Jan een mud rogge te geven gedurende 3 jaren. De eerste valdag zal zijn op de laatste mei 1534. Op het einde van deze drie jaren belooft Henrick de 'hoet pinninghen' (het kapitaal) terug te geven met volle pacht of om goede en voldoende panden te stellen. Hij staat ervoor persoonlijk garant en ook met zijn Brabantse goederen en op boete van de bank. HBHB.

Doorstreept. Marge: hiervan is gichte en guedinge gedaan in 1536 op 6 april.

 

1533, 's zondags voor Sinte Maria Magdalenadag. P. 224

Jannes Smets van Balen wonend in Coersel beeft bekend dat hij ontvangen heeft van Peter Van Ham van Voertken onder Coersel gelegen de som van 22 rinsgulden Brabants geld. Hij belooft op al zijn Brabantse goederen dat hij tegen het einde van het jaar een mud rogge zal geven met het geld voorschreven of dat hij goede en voldoende panden zal stellen. Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was.. Jannes deed dit met zijn momber Jan Goyens.

 

1533, 's zondags voor Sinte Maria Magdalenadag. P. 225

Doorstreept.

Wouter Francken van Voertken heeft van Peter Van Ham 11 rinsgulden Brabants geld ontvangen. Hij belooft daarvan tussen dit en Sint Jansmisse eerstkomend een half mud rogge te geven met het voorschreven geld of hij zal goede panden stellen. Hij geeft zich daarvoor pendich enz.

 

1533, 24 april. P. 226

Aert Vaes belooft aan Aert Royen van Peer te betalen 9 rinsgulden en 3,5 stuivers tussen dit en de 4 'Pinxtdage' op uuytpendinge binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was. Aert beloofde dit met zijn momber Peter Maechs

 

1533, 08 mei. P. 228

Jan Vanden Put van Coersel heeft beloofd te betalen aan Jan Van Olmen of Grieten van Diest 6 mud rogge min twee halster van de panden tussen nu en een maand eerstkomend 'op uuytpendinge binnen huis ende buyten huys ende op die boete' van de bank.

 

1533, 29 mei. P. 229

Meester Jan Liebens heeft Geert Claes van Coersel gemachtigd en Ard Van Eyck om in het recht alles te doen wat hij in de bank van Lumpmen ter Brabantse aarde te doen mocht hebben.

 

1533, 26 mei. P. 231

Aert Van Lanckvelt, inwoner van de stad van Diest, heeft als man en momber van Chaterynen, de wettige dochter van Peter Maechs, aan Michiel, wettige zoon van Peter Maechs en broer van Chatryn, verzocht of 'hem niet kenlyck en ware' toen hij die erfpenningen aan zijn zuster Cathelyne betaalde dat hij, Michiel, zijn zuster toegaf dat indien zij dit geld weer in bracht zij weer de naaste van haar goed zou zijn.

Ten anderen begeert Aert voorschreven als man en momber van Chateryne of Michiel, broer van zijn huisvrouw Chateryne, of hij Aert niet kennen wou van het voorschreven 'coemmenschap nae lantcoeps rechts'. Dit allemaal is in handen van de schepenen.

 

1533, 26 mei. P. 232

Wilhelmus Vander Warden, inwoner en poorter van de stad van Diest, kwijt heer Jan Binnemans, priester in Coersel, met zijn consoorten het mud rogge jaarlijks dat Willem vroeger ontvangen en opgehouden heeft op en aan Ehlen Gielis panden. Hij bekent dat hij daarvan goed betaald is.

 

1534, 08 januari. P. 233

Jan Vanden Putte van Coersel heeft bekend dat hij schuldig is aan Aerd Kempts van Hechtel de som van 17,5 rinsgulden Brabants geld. Hij belooft deze aan Aerd te betalen binnen een maand tijd. Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was.

Tevens belooft Jan voorschreven nog binnen de maand te betalen aan Aerd de som van 3 rinsgulden tot bewijs van de rekeningen van zekere huur die hij schuldig was aan Aerds dochter.

 

1534, 05 januari. Op buyten ghenachten. P. 234

De kinderen van Jan Hillen van Coersel hebben gewenst om zich te vermomberen, namelijk Oriaen, Jaspar, Marie en Cristijn, gezusters en gebroers. Jacop Hillen van Beverloe hun oom, Wouter Vanden Hove, Peeter Cornelis, Jaspar Hillen van Coersel zijn aan de kinderen samen en elk van hen apart geleverd met recht om hen daarmee in het recht te behelpen wat ze daar te doen mochten hebben.

 

1534, 05 januari. Op buyten ghenachten. P. 235

Dinghen Meyen van Coersel heeft haar tocht ontvangen en is ertoe gekomen met recht. Daarna heeft ze een momber gewenst. Haar werd met recht Renier Smets geleverd. Daarna ging zij haar tocht af met recht voor haar kinderen. Daarna ontvingen de kinderen tocht en erf, namelijk Peter, Henrick, Renier en Anna met haar geleverde momber haar broer Jan Meyen, Dingen hun zuster met haar onmondig kind Henneke dat als momber genomen had Renier Smets en Hubrecht wonend achter de kerk in Coersel, de wettige man van zijn moeder. Ze hebben gelijkerhand en elk van hun apart afstand gedaan van hun rechten op elkaars deel van hun deling die ze met mekaar maken en ze hebben met hun mombers beloofd deze volgende deling ten eeuwigen dage te onderhouden zonder er iets tegen in te brengen. Deze deling is gemaakt en gesloten zoals volgt.

Aan Peter en Henneken Dingens onmondig kind: de vroente en een bloeck geheten 'dat Nuwe Block' en ze zullen samen nog hebben 20 Brabantse rinsgulden eens na de dood van hun moeder. Dat geld zullen de andere kinderen betalen, namelijk Henrick, Renier en Anna.

Aan Henrick en zijn broer Renier is in deling gevallen een beemd geheten 'die Streeck' en nog een stuk land geheten 'die Passie Vijle' gelegen onder Beringhen. Henrick en zijn broer Renier moeten aan hun zuster Anna nog ter hulp komen met 20 rinsgulden eens. Hiervan heeft hun broer Jan de helft ontvangen, namelijk 10 rinsgulden, en de andere 10 rinsgulden zullen ze Anna betalen na de dood van hun moeder.

Aan hun zuster Anna is in deling gevallen 'den aenseyl' met de hof daaraan gelegen; nog een bloeck geheten 'het Halff Buynre' en nog een stukje turfbroek gelegen bij 'die Stall Eyck'. Voorwaarde is, en dat is in de deling gesloten, dat Anna zal betalen aan hun oudste broer Jan het restant van zijn erfpenningen die hem in zijn huwelijksvoorwaarden gegeven en toegezegd waren, namelijk de helft van 75 rinsgulden. Ze moet Jan betalen na de dood van hun moeder. Nog kwamen ze overeen dat Henrick, de broer van Anna, bij haar halen mag de helft van de appels en peren die op de hof groeien naast 'den aenseyl'; Dat geldt voor hem maar niet voor zijn nakomelingen.

Deze drie broers Peter, Henrick en Renier zullen altijd 'hon opgaen ende hon affgaen' hebben tot 'den aenseyl' voorschreven zolang zij zich 'eenloichelyck' houden (ongehuwd blijven), zonder toezeggen van iemand.

Jan, hun oudste broer, heeft met de voorgenoemde deling ingestemd omdat hij goed bedeeld is met 'erff penningen', namelijk met 75 rinsgulden eens. De helft ervan heeft hij gehad en de andere helft zal hij ontvangen na de dood van hun moeder zoals beschreven is. Hij zal nooit nog op zijn kindsdeel spreken, dat belooft hij op hem en op zijn Brabantse goederen. Alles is gebeurd in handen van het gerecht. Daarna hebben de kinderen hun moeder weer in haar tocht gezet met alle punten van recht.

 

1534, in januari. P. 238

Doorstreept.

Loych Beckers van Coersel zoon van Jan Beckers heeft bekend dat hij ontvangen heeft vanwege Mari Neelens, weduwe van Jan Neelens, de som van 60 rinsgulden Brabants geld. Hiervan zal hij jaarlijks 2 rinsgulden een mud rogge geven dat valt op Kerstmis. Loych belooft dat hij het geld aan de vrouw zal teruggeven met de rente en de pacht binnen drie jaren of goede en voldoende panden ervoor stellen. Indien Marie het wenst moeten ze het geld uiterlijk na de 3 jaren geven. Loych belooft dit op hem en op al zijn Brabantse goederen. Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was. Deze belofte heeft heer Jan Neelens, priester, ontvangen in de naam van en voor zijn moeder Marie Nelens.

 

1533, 04 februari. Op buyten ghenachten. P. 245

Jan Bortsarts van Kermpt heeft afgevaardigd en gemachtigd Jan Ghielis dienaar en de meier van Stockroy om zijn recht op te volgen, te winnen en te verliezen en alles te doen wat hij in het recht te doen mocht hebben.

 

1534, 05 maart. P. 248

Anna Moens van Coersel wenste een momber en Peter Reniers is haar geleverd met recht.

 

In 1534. P. 248

Henrick Meyen wonend in Voirtken heeft bekend dat hij de som van 21 rinsgulden Brabants gevalueerd geld ontvangen heeft uit handen van Peter Van ham. Hij belooft op al zijn Brabantse goederen daarvan jaarlijks een mud rogge te geven met valdag op Sint-Jansdag eerstkomend. Hij zal het geld met de pacht teruggeven binnen een jaar of voldoende panden ervoor stellen. Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was en op de boete van de bank.

 

1534, 01 maart. P. 249

Willem Geerts van Coersel heeft bekend dat Goyevart Geerts, zijn oom die woont binnen de stad Diest, schuldig was aan Jan Dillen van Coersel 150 rinsgulden goed gevalueerd Brabants geld. Hiervan belooft Willem Geerts voorschreven aan Jan Dillen, op hem en op al zijn Brabantse goederen, drie jaren lang jaarlijks 9 rinsgulden Brabants te geven, waarvan de eerste valdag zal zijn op de hoogdag van Pasen. Willem belooft dat hij het geld binnen de drie jaren zal teruggeven of om hem goede panden te stellen. Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was en op boete van de bank.

Naschrift:Daarna in 1538 heeft Willem voorschreven weer aan Jan voorschreven beloofd deze voorschreven rinsgulden nog 3 jaren langer te betalen zoals voor.

 

1534, 16 april. P. 251

Drieske Dries heeft beloofd te betalen tussen nu en Sinte Petersdag aan Rutten Van Exel de som van 6 rinsgulden. Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was en op de boete van de bank.

 

1534, 16 april. P. 251

Doorstreept. In rechtermarge: vacat.

Peter Joris van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Peter Van Ham de som van 21 rinsgulden Brabants gevalueerd geld. Hij belooft die binnen een jaar terug te geven met de rente van een mud rogge. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen huis en buiten huis.

 

1534, zonder datum. P. 252

Jan Vanden Put belooft aan Jan Joeris/Joris te betalen 10 rinsgulden tussen nu en de vier pinksterdagen op 'uuytpendinge' binnen huis en buiten huis.

 

1534, zonder datum. P. 252

Gielis Scrixs belooft te betalen aan Claes Wilboerts 4 rinsgulden en 4 stuivers tussen dit en Coersel kermis.

 

1534, zonder datum. P. 252

Jan Vanden Put belooft aan Henrick Tys te betalen tussen dit en Sinte Petersmisse 17 rinsgulden op uuytpendinge.

 

1534, zonder datum. P. 252

Putman belooft aan heer Andries Van Hechtelt te betalen 16,5 rinsgulden Brabants geld tussen dit en Sinte Petersdag.

 

1534, 30 april. P. 252

Goywaert Houtmans heeft beloofd te betalen aan Jan Peellenders 6 rinsgulden en 8 stuivers binnen 14 dagen op uuytpendinghe.

 

1534, 11 juni. P. 254

Peter Witters belooft Tonis Witters te betalen tussen nu en een maand 6 rinsgulden en nog 7 rinsgulden en 5 stuivers tussen dit en Allerheiligendag. Indien Peter de eerste termijn zonder betalen laat voorbijgaan, is de volledige som gevallen, namelijk 13 rinsgulden en 5 stuivers. Peter belooft dit op uuytpendinghe.

 

1534, 25 juni. P. 255

Doorstreept.

Peter Meyen van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Joris der Sceeper(?) 25 rinsgulden Brabants geld. Hiervoor zal hij voor een jaar een mud rogge geven en dan het geld teruggeven met het voorschreven mud rogge, dat valt op Sint-Jansdag 1535. Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was en op de boete van de bank.

In 1636 heeft Peter Meyen op 13 februari aan, Joris voorschreven weer beloofd dat hij op Sint-Jansdag 1356 1 mud rogge zal geven.

 

In 1534. P. 255

Jan Moneten van Beverloe heeft bekend dat hij 30 rinsgulden ontvangen heeft van Marie Neelens weduwe van wijlen Jan Neelens zaliger. Jan belooft Marie ervoor jaarlijks rente te geven gedurende drie jaren: een half mud rogge en 1 rinsgulden. Hij heeft daarvoor als borg of als pand gezet een helft van een wijer gelegen tussen Coersel en Beverloe. Geert Claes is hier borg voor geworden indien ze niet zou betaald worden. Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was en op de boete van de bank.

 

1534, geen datum. P. 256

Henrick Berbelen belooft te betalen aan Henrick Roesboems 4 rinsgulden en een halve tussen dit en Sint Petersdag ad vincula op uuytpendinge.

 

1534, geen datum. P. 256

Merten Goris inwoner van de stad Diest heeft gekweten en kwijtgescholden aan Henrick Moens kinderen van Coersel en Henrick Kenens van Coersel van de renten die Merten jaarlijks aan hen hief, namelijk 22,5 stuivers. Merten heeft gesproken voor alle partijen die hier op spreken mochten in de toekomst.

 

1534, in augustus. P. 258

Doorstreept.

Renier Laukens van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Peter van Ham van Coersel 16 rinsgulden Brabants geld. Renier belooft hem daarvan 6 halster koren te geven met valdag op Sint-Jorisdag en Renier belooft dat hij de hoofdsom terug zal geven of hij zal goede en voldoende panden stellen op hem en op al zijn Brabantse goederen. Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was.

 

1534, 's zondags voor Sinte Jacopsdag. P. 259

Peter Reiners van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Henrick Vaes 91 rinsgulden Brabants geld. Hij belooft hem daarvan 3 mud rogge te geven en 6 halster en binnen een jaar zijn hoetpenningen terug te geven of om goede Brabantse panden te stellen. Peter geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was en dat belooft hij op al zijn Brabantse goederen.

 

1534, zonder datum. P. 260

Henrick Keppers van Beringen heeft gewenst om zich te vermomberen en Aert Van Eyck is hem geleverd met recht. Henrick heeft Aert ook gemachtigd in alle zaken die hij in het recht te doen heeft alsof hijzelf aanwezig was.

 

1534, zonder datum. P. 260

De scoltert van Beringen (schout, meier) heeft als momber in het recht genomen Geronimo Sleygeren en de meier Gielis.

 

1534, 16 oktober. P. 262

Mathys Valentyns van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft de som van 22 rinsgulden Brabants geld van Jenne/Jan Vander Horst 'ingheseyten porter' van de stad Diest. Hiervoor zal hij aan Jenne jaarlijks 4 rinsgulden geven gedurende drie jaren. Die moeten los en vrij betaald worden in Diest zonder dat Jenne ervan enige schattingen of beden moet geven. Valdag op de hoogdag van Kerstmis en voor het eerst in 1535. Mathijs belooft dat hij voor het geld binnen 3 jaren aan Jenne of zijn nakomelingen bewijs zal doen dat hij goede en voldoende panden zette aan andere personen en hem de hoetpenninck over te leveren en Jenne dan gichte te doen. Of dat hij zelf daarvan Jenne of zijn nakomelingen gichte doet. Mathys belooft dit op hem en op al zijn Brabantse goederen en op garantie. Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was.

 

1534, 16 oktober. P. 263

Claes Wilboerts van Beringhen heeft afgevaardigd en gemachtigd Peter Cornelis en Wouter Vanden Hove en Jan Goyens, dienaar, met recht om al zijn zaken te bewaren, te winnen of te verliezen, alsof hij zelf aanwezig was.

 

1535. P. 265

Jan Vanden Put heeft verklaard dat hij aan Mathys Van Boickhout 10 rinsgulden zal betalen tussen dit en vastenavond. Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was.

 

1535, 21 januari. P. 268

Jan Binnemans heeft op uuytpendinge beloofd te betalen 'den gasthuys van Peter Halbiers van Diest' de som van 4,5 rinsgulden tussen dit en half vasten. Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was.

 

1535, 08 april. P. 270

Peter Joris van Coersel bekent dat hij ontvangen heeft van Ffrans Witters 54 rinsgulden Brabants geld. Hij zal hem daarvoor gedurende 3 jaren jaarlijks 3 rinsgulden geven met valdag telkens op 8 april. Binnen drie jaren zal Peter het geld teruggeven of goede en voldoende panden ervoor stellen. Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was.

 

1535, 08 april. P. 271

Paulus Doeven van Coersel wenste zich te vermomberen met recht. Hem werden Peter Cornelis, Jan Gielis, Jan Goyens en Wouter Vanden Hove en de Brabantse meier geleverd met recht. Hij heeft dezen gemachtigd om in het recht alles te doen wat hij daar te doen zou hebben.

 

1535, 08 april. P. 271

Henrick Int Molenijser van Diest heeft afgevaardigd en gemachtigd Jan Gielis van Meldelaer, Jan Bogarts en Willem Jannis om al zijn zaken te bewaren die hij in Lumpmen te doen mag hebben, op panden te klagen en al hetgeen te doen alsof hij zelf voor ogen was.

 

1535, 20 april. P. 272

Jaspar Hillen van Coersel heeft voor schepenen uit de hand gezet 2 philippusgulden en een stoeter die komen van huur die hij 'gedaen heeft tegen heer Peteren zijnen broeder' voor degene die daar recht op hebben of aan wie het mag toebehoren. Tevens 3 halster rogge en een veerdelick ongeveer voor dezelfde persoon.

 

1535, 20 april. P. 272

Doorstreept.

Geert Dillen van Coersel heeft bekend dat hij schuldig is en resteert 100 rinsgulden aan Willem Goessens op 'Gheensonheeze' van zekere erfkoop die hij van Willem kocht. Hiervoor zal hij jaarlijks 6 rinsgulden Brabants geld geven gedurende drie jaren met valdag op heden. Bij het einde van die drie jaren zal hij het geld aflossen. Hiervoor is Jan Goyens, dienaar in Coersel, borg geworden voor de hoetpenningen (het kapitaal) en voor de 6 rinsgulden jaarlijks. Geert heeft beloofd dat hij Jan Goyens hiervan zal ontheffen op hem en op al zijn goederen. Deze 100 rinsgulden mag Geert half afleggen en half betalen binnen de voorschreven 3 jaren.

Naschrift: Hiervoor heeft Geert Dillen zijn Brabantse goederen getransporteerd en Jan Goyens is gekweten van zijn belofte.

 

1535, 20 april. P. 273

Jan Hillen van Beverloe heeft de 2 philipsgulden en de stoeter en het koren gewenst dat Jaspar Hillen voor de schepenen heeft gezet voor degene die het toekomt. Hij heeft het geld met de opbrengst van het koren op borg van al zijn laetgoederen ontvangen. Dat gaat om 'den Lumels (?) Beempt' die grenst aan Tijs Valentijns W, de straat O 'daer dij van der Heye doer te missen gaen'. En de laethof zijn rechten.

 

1535, zonder datum. P. 274

Jan Vanden Put heeft beloofd om binnen 15 dagen aan Jan Smets de som van 16 rinsgulden en 1 ort te betalen en hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was.

 

1535, zonder datum. P. 274

Jan Vanden Put heeft beloofd te betalen aan Jan Geerts 15 rinsgulden binnen een maand en nog 5 rinsgulden en 6 stuivers en 1 ort, tussen dit en Zuijlre Merckt (de marktdag van Zolder). Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was.

 

1535, 17 juni. P. 276

Jan Van Postel beeft bekend dat hij schuldig is aan Aert Truyens 3 rinsgulden en 9 stuivers en 1 ort. Hij belooft dit te betalen tussen dit en Sinte Petersdag geheten ad vincula Petri. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1535, 17 juni. P. 276

Jan Vanden Put heeft bekend dat hij schuldig is aan heer Jan Scamparts 22 rinsgulden. Hiervoor belooft hij heer Jan te betalen 4 rinsgulden binnen 15 dagen en nog 9 rinsgulden te Bamisse en de overige 9 op Kerstmis ('te kersse'). Als hij zich niet aan de eerste betaaldag houdt, is alles gevallen. Jan geeft zich ervoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1535, 17 juni. P. 279

Jan Vanden Put heeft beloofd aan Jannes Keysmans te betalen tussen nu en Zuylre Merckt op uytpendinghe.

 

1535, 01 juli. P. 279

Peter Kenens van Coersel heeft bekend dat hij schuldig is aan Jan Van Oigghel als man en momber van Dinghenen Doiven de som van 20 rinsgulden Brabants geld. Hij belooft haar daarvan I of 2 of 3 jaar lang jaarlijks een half mud rogge en 10 stuivers te geven met valdag op Sint-Jansmisse. Bij het einde van die 3 jaren zal Peter de hoetpenningen teruggeven met de rente of goede panden stellen ervoor. Als een borg heeft Peter Kenens al zijn Brabantse goederen opgedragen. Tevens heeft Wouter Vanden Hoeve bekend dat hij de helft van de voorschreven 20 rinsgulden van Peter Kenens ontvangen heeft en hij belooft dat hij ervoor de helft van de jaarrente zal geven en van de hoetpenningen Peter altijd zal bijleggen.

 

1535, 07 juli. P. 279

Gheert Dillen van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Mari Tielens alias Inden Ysereman in Diest de som van 12 rinsgulden Brabants geld, waarvan hij belooft haar een half mud rogge te geven met valdag op 7 juli. Hij zal haar het kapitaal teruggeven binnen een of twee jaren en met volle pacht. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1535, 07 juli. P. 280

Loyich Boelarts en Peter Van Ham van Stall kwamen voor de schepenen. Peter bekent dat hij van Loyich 11 rinsgulden heeft ontvangen waarvoor hij hem jaarlijks gedurende 3 jaren een half mudde rogge zal geven vallend op Sint-Jan Baptist. Peter belooft de 11 rinsgulden terug te geven binnen 3 jaren en altijd met volle pacht. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was. Marge: dit is getransporteerd.

 

1535, 20 juni. P. 280

Jaspar Hillen van Coersel heeft voor de schepenen gezet 7 rinsgulden en 17,5 stuivers en 9 halster koren ongeveer die komen van heer Peeter Hillen van huur en ze zijn voor degene die er recht op heeft.

Daarna heeft Gielis Wouters van het voorschreven geld 2 philippusgulden ontvangen en 1 stoeter. Daarvoor is Geert Claes borg om terug te geven de kosten en lasten die ervan komen mochten.

Driesken der Cleermaecker heeft ook 2 philippusgulden en 1 stoeter ontvangen en hij heeft ervoor als borg gezet al zijn Brabantse goederen.

Henrick Hillen heeft ook ontvangen en voor de schepenen 2 philippusgulden en 1 stoeter getrokken en daarvoor is Rener Laukens borg.

 

1535, in augustus. P. 282

Jan Minneclixs van Diest heeft afgevaardigd en gemachtigd de meier van Stockroy, Aert Bosmans en Lenart Pastenaecken om al hetgeen te doen wat hij in het recht mocht te doen hebben, alsof hij zelf aanwezig was.

 

1535, 20 oktober. P. 285

Jan Vanden Put, met instemming van zijn huisvrouw Marie, heeft al zijn Brabantse goederen opgedragen als een borg voor de hoetpenninghen die Henrick Vanden Putte voor de schepenen gezet heeft voor Hubrecht Prys van Diest voor de 7 halster rogge jaarlijks die staan gegoed aan panden van Henrick en Jan Vanden Putte. Jan heeft het geld aanvaard en heeft al zijn Brabantse goederen opgedragen met instemming van zijn huisvrouw voor Henrick voor het geval dat Henricks panden aangeslagen of 'beleyt' worden. Henrick mag komen tot de opgedragen goederen van Jan zonder 'argelist'.

 

1535, 04 november. P. 286

Jan Wilborts van Coersel heeft beloofd op 'uytpendinge' te betalen aan Jan Lemmens 8 rinsgulden en 11,5 stuivers binnen 2 maanden tijd en hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1536, geen datum. P. 288

Doorstreept.

Sebastiaen Wynen van Coersel heeft beloofd te betalen aan Joes Mechelmans wonend in Diest in 'den Moreaen' de som van 18 rinsgulden tussen nu en Sinte Luciendag tijdens dit jaar. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1536, geen datum. P. 289

Jan Binnemans van Coirsel alias Gysen heeft bekend dat hij ontvangen heeft of schuldig is aan Dirick Jans oft Pastenaecken van Diest van verlopen pacht de som van 20 rinsgulden. Op nu Sint-Jansmisse zal hij 4 rinsgulden betalen en 'te kersse' (Kerstmis) eerstkomend 8 rinsgulden en de resterende 8 op Pasen 1537. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1536, 06 april. P. 294

Walterus Vanden Put heeft een momber begeerd en hem werd Wouter Vanden Hoeve geleverd met recht.

 

1536, 29 juli. P. 295

Matheus Leysens heeft bekend dat hij aan Jan Dielis van Beringen verkocht heeft 3 percelen erven zoals men beschreven zal vinden in de schepenboeken van de schepenen van Beringen. Matheus heeft aan Jan opgedragen als een borg voor het geval dat Jan problemen zou ondervinden, eventueel van zijn broer Jan Leysen of van iemand anders, huis en hof gelegen in Meldelaer, dat grenst aan Jan Gielis N, Jan Tielens O. Jan mag eventuele kosten daaraan halen.

 

1536, in juli. P. 296

Sebastiaen Wynen van Coirsel heeft bekend dat hij ontvangen heeft van heer Jan Neelens 43 rinsgulden Brabants geld. Hiervoor belooft Sebastiaen aan heer Jan jaarlijks een mud koren te geven en 1 rinsgulden gedurende 3 jaren. Valdag op Sinte Jansmisse. Aan het eind van deze 3 jaren zal hij het geld teruggeven met de pacht en de cijns. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was. Daarvoor zette Bastiaen al zijn Brabantse goederen als een pand.

 

1536, in juni. P. 297

Peter Jans van Coirsel, met instemming van zijn vrouw Heylwicht, heeft opgedragen al zijn Brabantse goederen aan Jan Theus van Hoesden als een borg voor het mud rogge jaarlijks en de rinsgulden jaarlijks zoals aan Jans voorschreven panden gegoed staan onder de bank van Beringen. Deze panden had Jan Tues van Hoesden geleend aan de kinderen van Brijken de wettige dochter van Peter Jans, die ze had van Jacop Ketelboiters. Daarmee betalen ze de schuld die Jacop Ketelboeters, hun vader, gemaakt had aan Jan Diels van Beringen van een erfkoop van landen gelegen in Hoesden. Deze goederen zijn met deze rinsgulden en het mud rogge jaarlijks gedeeltelijk betaald. Indien Jan Teus of zijn erfgenamen in de toekomst hiervan last of hinder ondervonden en dat de panden niet gelost worden, dan mag hij zijn geld altijd halen op de opgedragen Brabantse goederen 'sonder argelist'.

 

1536, geen datum. P. 298

Doorstreept.

Jan Ghysen van Coersel heeft beloofd te betalen aan Jannes Keyssmans van Diest de som van 8 rinsgulden en 13 stuivers en 1 ort tussen dit en Sinte Petersdag ad vincula op 'uytpendinghe binnen huys ende buyten huys ende op die boete vander banck'.

 

1536, geen datum. P. 298

Jan Van Hoesdenvan Coersel heeft beloofd te betalen aan Peter Castelmans/Van Castel de som van 6 rinsgulden die hij Jan Vanden Put schuldig was tussen dit en Kerstmis. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1536, geen datum. P. 299

Anna Beckers van Coersel, de dochter van Hubricht Van Peelt, heeft als momber Jan Kenens(?) gekozen, die haar geleverd is met recht.

 

1535, geen datum. P. 299

Meier Gielis Gielis, in de naam van onze heer, heeft 'beleyt ende beclaecht' gronden gelegen in Stal onder Coersel, namelijk 'het Punters Ven', dat grenst aan Mathys Valentyns O, de gemeijn heide W, omdat de grondcijns niet werd betaald. Hij heeft geprocedeerd met recht tot de laatste 'beleytenisse' toe in zoverre dat al de partijen en de erfgenamen verder geëist waren of zijn om tegen het laatste beleytenisse en uitwinnen iets in te brengen. Tussen halm en heer zijn Aert Van Erdtweyghe en Jan Moens als man en momber van zijn huisvrouw, de wettige dochter van Appolonie Punters, gekomen en ze hebben samen en elk apart gepresenteerd als erfmannen om de kosten en lasten daarop gedaan te vergoeden met de rest van de grondcijns. Daarop, omdat niemand anders iets inbracht, zijn ze samen en elk van hen in het bijzonder in het voorschreven 'Punters Ven' gegicht en gegoed en alle andere erfmannen binnen en buiten het land met vonnis van schepenen er uit gewezen volgens recht.

 

1536, geen datum. P. 300

Jan Moens, zoon van Jannes Moens, heeft opgedragen de helft van de voorschreven 'Punters Hoeve' aan Aert Van Erdtwech voor hetgeen waarover ze het eens geworden zijn. Jan Van Erdtwech is erin gegicht en gegoed met alle vormen van recht zonder argelist.

 

1536, geen datum. P. 300

Aert Van Erdtwech heeft opgedragen een ven geheten 'het Punters Ven' gelegen in Stall onder Coersel. Dat was 'beleyt' door de heer omdat de grondcijns niet werd betaald. Hij en Jan Moens 'bescudden' dat zoals hierboven geschreven als erfmannen. Het grenst Mathijs Valentijns O en des heeren aert W. Hij draagt het op aan Mathijs Valentyns van Coersel voor 20 gulden. Mathijs Valentijns werd in het ven gegicht en gegoed met alle vormen van recht.

 

1536, 29 augustus. P. 301

De wettige onmondige kinderen van Bartholomeus Beckers, die hij van Maria Vanden Hout had, hebben gezamenlijk en elk van hen apart verzocht om te vermomberen met recht. Het betreffen Peter, Symon, Catharina. Loych Beckers, Aert Van Postel vanwege de vaderszijde en Paulus van Hout en Matheus van Ham vanwege de zijde van de moeder zijn hen geleverd met recht.

 

1536, 30 augustus. P. 302

Peter Smeets van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Lysken Van Heyst de som van 10 rinsgulden, waarvoor hij haar jaarlijks 12 stuivers zal geven met valdag op St.-Egidius. Altijd af te leggen 'nae quantteteyt vanden jare'. Peter moet haar het geld teruggeven als ze erom vraagt. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1536, in november. P. 303

Dingen Meyen van Coersel heeft gemachtigd haar zoon Peter Meyen, haar zoon Jan Meyen en dienaar Jan Goyens om al haar zaken te bewaren in het recht alsof ze zelf aanwezig was.

 

1537, geen datum. P. 304

Jan Vanden Bossche van Diest en Henrick Vanden Putte van Coersel verschenen voor de schepenen. Henrick Vanden Put heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Jan 36 rinsgulden eens Brabants geld. Hiermee heeft Henrick aan Jan Grieten van Diest een mud rogge jaarlijks afgelegd dat te kwijten stond met 20 rinsgulden eens. De rest zal hij ontvangen op Sint-Jansmisse. Henrick zal het geld teruggeven half maart over een jaar zonder rente of panden te stellen.

 

1537, geen datum. P. 305

Peter Jordens poorter van de stad Diest heeft zijn zoon Jan Joerdens en Jan Ruttens 'procurerende de meyer van Stockroy' '(die handelt voor de meier), gemachtigd om al zijn zaken te bewaren en op te volgen in onze bank van Lummen alsof hij zelf aanwezig was.

 

1537, geen datum. P. 307

Heer Jan Scamparts heeft met zijn momber Henrick Slegers gemachtigd de meier Gielis Gielis.

 

1537, 01 februari. P. 307

Jan Berch heeft beloofd aan Merten Yeegers van Diest te betalen 16 stuivers en een halve tussen dit en Pasen op uytpeninghe en alle kosten.

 

1537, 26 april. P. 308

Jan Vanden Put heeft opgedragen een venne geheten 'het Breevenne' als een borg voor een mud rogge eens aan Jan Van Postel zoon van Aert Van Postel. Hij zal het betalen tussen dit en Sinte Mertensmisse eerstkomend of Jan Van Postel kan het ven aanvaarden voor zijn eigen erf.

 

1537, 's dinsdags in de kruisdagen. P. 310

Jan Moneten heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Marie Neelens de som van 30 rinsgulden. Hij belooft haar daarvan een half mud rogge en 1 rinsgulden te geven met de 30 rinsgulden op het einde van het jaar, op al zijn Brabantse goederen. Heer Jan Neelens heeft deze belofte ontvangen tot profijt van zijn moeder.

 

1537, geen datum. P. 312

Jan Voichts of Meyen van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft de som van 12 rinsgulden 1 stuiver van Leeken Boelarts. Hiervoor zal hij hem een jaar lang een half mud koren geven op Sinte Lambrichsdag in 1538. Dan zal hij de hoetpenningen teruggeven of voldoende panden stellen. Hiervoor heeft hij al zijn Brabantse goederen opgedragen.

In 1541 heeft Elisabeth Voichts weduwe van wijlen Jan Voichts met haar momber Henrick Meyen dit half mud rogge weer beloofd zoals voor.

 

1537, 18 oktober. P. 312

Claes Nielis van Hellichteren heeft gemachtigd de Brabantse meier, Jan Goyens, de meier van Stockroy en Willem Symons in alle zaken om te doen alsof hij zelf present was en voor ogen was.

 

1537, geen datum. P. 314

Jan Berchmans van Coersel bekent dat hij schuldig is aan Jan Van Postel 3 rinsgulden en 7,5 stuivers. Die belooft hij te betalen 'op uytpendinge' tussen dit en 'kersse' eerstkomend.

 

1537, 25 oktober. P. 317

Jaspar Wellens met zijn huisvrouw Chatlyne heeft bekend dat hij verkocht heeft aan Jorden Didden een stuk land gelegen onder de heerlijkheid van Beringen voor 28 rinsgulden. Hij heeft aan Jorden beloofd dat hij daarvan binnen het jaar gicht en goedinge zal doen in het recht, de hof of de bank waar het goed sorteert. Dat is het gerecht van Beringen. Opdat hij dit zou doen, heeft hij als borg opgedragen met zijn vrouw Chatlyne al zijn Brabantse goederen zodat Jorden die als zijn eigen goed mag ontvangen als Jaspar op het einde van het jaar of binnen het jaar voor het gericht van Beringen niet voldoet.

 

1538, 10 januari. P. 318

Styn Peeters heeft bekend dat hij schuldig is aan Merten Oems van Curingen de som van 14 rinsgulden. Hij belooft die terug te betalen tussen dit en 'vastelavont', op 'uutpendinghe'.

 

1538, 24 januari. P. 320

Aert Vaes van Coersel heeft beloofd dat hij aan Jacop Beckers 15 rinsgulden en 15 stuivers zal betalen tussen dit en -.

 

1538, in januari. P. 321

Willem Gierts van Coersel heeft bekend dat zijn oom Goywart Gierts die woont binnen de stad Diest schuldig was aan Jan Dillen alias Knapen van Coersel 150 rinsgulden Brabants. Willem belooft aan Jan, op hem en op al zijn Brabantse goederen, gedurende drie jaren jaarlijks 9 rinsgulden Brabants te geven met valdag op Pasen. Hij belooft dat hij binnen deze drie jaren de 150 rinsgulden zal teruggeven of voldoende panden ervoor stellen. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

In september 1541 heeft Willem Gierts aan Jan Dillen deze 9 rinsgulden jaarlijks weer beloofd te betalen gedurende 3 jaren op alle manieren zoals voorschreven staat in 1538 zonder fraude.

 

1538, 08 maart. P. 322

Jan Gysen van Coersel heeft beloofd aan Willem Sweerts van Coersel de 3 rinsgulden jaarlijks die gegoed staan aan een stuk broek geheten 'die Heernshage' af te leggen en het stuk broek ervan los te maken omdat hij het broek verkocht heeft aan Willem. Hij heeft het geld van Willem ontvangen. Daarna heeft Jan al zijn Brabants goederen aan Willem opgedragen om dit te voldoen.

 

1538, 08 maart. P. 322

Henrick Guben heeft op dezelfde manier zijn Brabantse goederen opgedragen aan Willem Sweerts voorschreven als een borg voor een mud rogge jaarlijks en 15 stuivers jaarlijks, die ook aan hetzelfde pand staan. Hij zal ook zijn pand kwijten en los maken van deze last.

 

1538, op buyten genachten. P. 323

Doorstreept.

Jaspar Wellens heeft bekend dat hij verkocht heeft aan Aerd Baten van Beverloe een stuk land dat sorteert onder de bank van Ham. Hij heeft hem daarvan geen valide gicht gedaan en daarom belooft hij aan Aerd dat hij hem een geldige gicht zal doen of het ontvangen geld, 12 rinsgulden, teruggeven. Als een borg draagt hij al zijn Brabantse goederen op voor het geval dat hij zijn belofte niet nakomt, zodat Aerd deze goederen dan kan uitwinnen en ertoe komen als zijn eigen goed.

Dit is gekweten in 1542 op 30 maart.

 

1538, in maart. P. 324

Jan Wilboirts van Coersel kwijt zijn rechten op zijn kindsdeel. Hij zal er nooit nog over spreken, noch in het wereldlijk noch in het geestelijk recht. Hij is er goed van betaald.

 

1538, in mei. P. 325

Jan Leysen van Coersel heeft bekend dat hij schuldig is aan de kerk van Coersel de som van 10 rinsgulden Brabants gevalueerd geld. Hiervoor heeft hij beloofd aan Mathijs Valentyns als momber van de kerk van Coersel gedurende drie jaren 10 stuivers per jaar te geven met valdag op Sinte Servaesdag. Op het einde van deze drie jaren zal hij het geld, het kapitaal met de rente, teruggeven of voldoende panden stellen voor de kerk. Als een borg heeft Jan al zijn Brabantse goederen opgedragen.

 

1538, in mei. P. 326

Peter Smets, zoon van Jan Smets van Coersel, heeft bekend dat hij ontvangen heeft van heer Jan Neelens de som van 26 rinsgulden. Hiervan zal hij hem drie jaren lang jaarlijks 30 stuivers geven met valdag op Sinte Servaesdag. Aan het einde van deze 3 jaren zal hij het geld teruggeven of goede en voldoende panden stellen. Hij heeft als een borg al zijn Brabantse goederen opgedragen.

 

1538, 06 juni. P. 326

Drieske Dries heeft beloofd aan Jan Bortssarts van Kermpt te betalen binnen 8 dagen een mud koren en nog een mud ad vincula Petri. Het restant, nog 15 vaet, zal hij betalen op Kerstmis. Wanneer hij de eerste en de tweede termijn zonder levering laat voorbijgaan, is alles gevallen. Per halster mag Dries het koren kwijten met 4 stuivers. Hiervoor staat Dries garant.

De hofrechten belooft Dries te betalen met de eerste termijn en die bedragen 8 stuivers.

 

1538, geen datum. P. 327

Jan Gierts heeft bekend dat hij schuldig is aan Michiel Gaermans de som van 21 rinsgulden. Omdat Michiel buiten het land (van Lummen) reisde, heeft hij zijn broer Geerke Gaermans erbij geroepen. Michiel wenst dat indien hij niet meer in Coersel zou komen maar 'het welck narden wil Goets gaet van lijve ter doet quaeme', dat dan zijn broer Geert deze 21 rinsgulden mag optrekken. Ze waren dat toch al overeen gekomen en Jan Gierts is daarmee tevreden geweest.

 

1538, in augustus. P. 333

Geert Claes van Coersel bekent dat hij van Aert Van Postel 36 rinsgulden Brabants ontvangen heeft, gevalueerd geld, namelijk enkele Brabantse stuivers. Geert heeft beloofd om die aan Aert terug te geven tussen dit en Sinte Peters dag in augustus, geheten 'ad vincula Petri', met 2 rinsgulden rente. Hij heeft daarvoor al zijn Brabantse goederen opgedragen als een borg. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1538, in augustus. P. 333

Goywart Houtmans van Coirsel heeft bekend dat hij van Ffrans Witters 9 rinsgulden Brabants geld ontvangen heeft (de karolusgulden voor 20 stuivers en een halve). Goywart belooft daar als rente 10 stuivers voor te geven met valdag op 1 mei en hij zal binnen 3 jaren de 9 rinsgulden terugbetalen met volle rente of voldoende goederen panden ervoor stellen. Hij heeft ervoor al zijn Brabantse goederen opgedragen als een borg. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1538, 03 oktober. P. 334

Aert Vaes heeft beloofd 'op uutpendinge' te betalen aan Wouter Costermans van Peylt de som van 5 rinsgulden tussen dit en 'Exel merckt'.

 

1538, 03 oktober. P. 334

Jan Gysen heeft beloofd te betalen aan Aerd Vaes de som van 5 rinsgulden min 5 stuivers tussen dit en Exel markt.

 

1538, 03 oktober. P. 334

Heylwich van Ham heeft gewenst om zich te vermomberen en Wouter Vanden Hoeve, Jan Goyens en Tijs van Ham zijn haar geleverd met recht.

 

1538, 03 oktober. P. 335

Doorstreept.

Henrick Keynens bekent dat hij uit handen van Lijske Brusselmans wonend in Gheenaerde de som van 40 rinsgulden Brabants geld heeft ontvangen: 20 rinsgulden in twee blanckenpenninck en 20 rinsgulden in enkele stuivers. Daarvoor is borg geworden Jan Brusselmans. Elisabet voorschreven zal daarvan 12 halster koren trekken en bij het einde van 3 jaren zullen aan haar of haar kinderen de hoetpenningen teruggegeven worden met volle pacht. Jan Brusselmans belooft dit op hem en op al zijn Brabantse goederen en hij staat ervoor garant. Het koren moet kosteloos en schadeloos thuis geleverd worden en bedevrij.

Rechts: Dit heeft Elisabet voorschreven gekweten met haar momber Wouter Vanden Houte en het geld werd weer uitgezet aan Willem Poelmans panden in 1542.

 

1538, 03 oktober. P. 336

Marie Volres van Exel heeft gewenst om zich te vermomberen en aan haar werden Jan Goyens en Jan Ioesten toegewezen met recht.

 

1538, 25 oktober. Op buiten genachten. P. 337

Oriaen Claes van Ham heeft afstand gedaan van de aanspraak die hij voor meier en schepenen gedaan had op Heylwich van Ham 'sijnder vrouwen' (zijn schoonmoeder). Hij heeft Heylwich gekweten en kwijtgescholden van alle zaken en punten en acties die Oriaen op haar of op haar erfgenamen mocht hebben van toen dat Oriaen bij haar en bij haar man Jan Bloickmans, toen hun beider dochter leefde, gewoond had. Hij zou bij hen gebracht hebben 'zeeckere gereet van penninghen' en koren. Heylwich heeft hem 10 rinsgulden eens betaald en van een mud koren eens moet dadelijk een half mud rogge betaald worden en het ander half mud na de oogst. Daarmee is hun scheiding afgehandeld. Merten ontving de 10 rinsgulden die hem in 'den peijs' (vrede, overeenkomst) werd toegezegd en hij kweet Heylwich ervan. Hij zal haar of haar familie er nooit nog over lastig vallen. Ze spraken af dat Oriaen zijn tocht zal hebben zoals ze aan Oriaen is toebedeeld. Oriaen wil ook zeggen dat hem in het huwelijk enkele percelen broek waren toegezegd. Daarvan heeft hij in de overeenkomst afstand gedaan De meier heeft al deze punten onder de hoede van de schepenen gebracht.

 

1538, in oktober. P. 339

Heylwich Van Ham wenste zich te vermomberen en haar werden schepen Wouter Vanden Hoeve, dienaar Jan Goyens en Mathijs Van Ham geleverd met recht.

 

1538, 22 mei. P. 339

Henrick Hermans van Beverloe bekent dat hij ontvangen heeft van heer Jan Neelens van Coersel de som van 25 rinsgulden Brabants geld: 10 Gelderse rijders per stuk aan 24 stuivers, 3 croenen per croen aan 2 rinsgulden en verder pasmunt. Henrick belooft het geld binnen een jaar terug te geven met de pacht van een mud rogge. Hiervoor is Wouter Vanden Hoeve borg geworden voor een jaar lang maar niet langer.

 

1538, 03 oktober. P. 342

Peter der molre heeft beloofd aan Peter van Ham te gelden een mud rogge en 1 rinsgulden jaarlijks. Peter bekent dat hij ervoor 40 rinsgulden eens Brabants geld heeft ontvangen. Peter belooft het geld binnen 3 jaren terug te geven met volle pacht en rente, op hem en op zijn Brabantse goederen. Hij heeft zijn Brabantse goederen daarvoor opgedragen en hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1539, 09 januari. P. 343

Chatlyna Boyen weduwe van Geert Joeris heeft met haar momber Servaes Boyen beloofd te betalen aan Janne Joestens van Exel de som van 14 rinsgulden min een halve stuiver tussen dit en 'vastelavont onbevangen' en zonder schade te betalen tot Pasen. Ze geeft zich pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1539, in maart. P. 347

Goywart Geerts inwoner en poorter van de stad Diest heeft bekend dat hij schuldig is aan Hieronymus Valckarts/Valckers van Peer de som van 100 rinsgulden Brabants geld (de carolusgulden voor 20 stuivers, de philipsgulden voor 25 stuivers). Hiervoor belooft Gowart hem jaarlijks 6 rinsgulden te geven gedurende drie jaren. Eerst valdag is 'het hoichetyt van Kerssmisse' in 1539. Aan het einde van deze 3 jaren zal Goywart het geld terugbetalen met volle rente of hij zal voldoende panden ervoor stellen. Hij heeft ervoor al zijn Brabantse goederen opgedragen als een borg en staat ervoor garant.

 

1539, 17 april. P. 348

Matheus Convens heeft beloofd aan Antonis Tielens van Exel te betalen binnen een maand na deze datum de som van 16 rinsgulden op rekening. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1539, 17 april. P. 348

Maes Cremers heeft beloofd om aan Jan Van Postel de som van 7,5 rinsgulden te betalen tussen dit en Sinte Servaesdag 'op uutpendinghe' enz.

 

1539, 17 april. P. 348

Jan Vanden Put/Putman heeft beloofd te betalen aan Matheus Hoeveners binnen 6 weken de som van 7,5 rinsgulden.

 

1539, geen datum. P. 350

Jan Beckers van Coersel zoon van Jan Beckers heeft bekend dat hij schuldig is aan Ffrans Witters zoon van Jan Witters de som van 50 rinsgulden Brabants gevalueerd geld (de stuiver voor 3 placken Brabants, de philipsgulden voor 25 stuivers, de karolusgulden voor 20 stuivers en al het ander geld daarnaar). Jan belooft aan Ffrans daarvan 3 rinsgulden jaarlijks te geven gedurende 3 jaren. Op het einde van deze 3 jaren zal hij het geld teruggeven met volle rente. Eerste valdag zal zijn op Sinte Servaesdag 1540. Jan heeft als borg al zijn Brabantse goederen opgedragen en hij geeft zich pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1539, 08 mei. P. 351

Jan Vanden Gracht belooft aan Gielis Caris van Alcken de som van 8 gulden Hessels geld te betalen tussen dit en Kerstmis op 'uutpeninghe'.

 

1539, 08 mei. P. 351

Jan Vanden Gracht heeft beloofd te betalen aan Willem tSroyen van Hasselt de som van 10 rinsgulden en een halve. Hij zal daarvan de helft betalen tussen dit en Sinte Gielisdag en de andere helft tussen dit en Sinte Mertensdag. Indien Jan de eerste keer niet betaalt, dan is alles gevallen. Hij belooft te betalen op uutpendinghe.

 

1539, 08 mei. P. 352

Jan Vanden Put, Henrick Vanden Put en Antonius Molders, hun zwager als man en momber van Chatlyne Vanden Put, 1) en meester Jan Liebens als momber en gemachtigde van de wettige kinderen van Jan Hillen, namelijk Jaspar en Cristina en ook Jan Witters als man en momber van Marie Tielmans dochter van Jan Hillen en ook Lenart Diels als man en momber van Barbare zijn huisvrouw 2) hebben verklaard dat ze een overeenkomst hebben gesloten betreffende het geschil dat ze hadden, of dat er zou kunnen ontstaan, aangaande het versterf 'offt aenval' zoals de partijen voor een gedeelte of in het geheel mocht gevallen of verstorven zijn van roerende of onroerende goederen na de dood van Peeter Vanden Put. Ze hebben als volgt besloten.

Jan Vanden Put, Henrick Vanden Put en hun zwager Antoenis Molders bekennen samen en elk apart om de andere partij binnen 3 jaren na deze datum de som van 100 rinsgulden eens Brabants geld te betalen 'als die een coepman vanden anderen ontfangende is als zy zylcke penningen betalen zullen'. Hiervoor hebben Jan, Henrick en Antoenis met instemming van zijn huisvrouw Catlyne Vanden Put opgedragen een stuk broek geheten 'het Boetscot' als een borg voor die 100 rinsgulden die ze zullen betalen aan meester Jan Liebens voorschreven tot profijt van de voorschreven kinderen en Jan Witters en Lenart Diels binnen 3 jaren. Als ze niet betalen zal de laatste partij in het stuk broek gegoed worden met recht, waarvan ze gezamenlijk en elk apart de gicht hebben opgedragen in handen van de meier als een onversterffelijke borg. Daarmee worden de partijen gekweten aangaande de 'beroerlycken ende onberoerlycker haeven' die de voorschreven kinderen van Jan Witters en Lenart hadden moeten toegevallen zijn. Meester Jan als gemachtigde en momber van de kinderen van Jan Hillen, Jan Witters als momber van zijn huisvrouw en Lenart Diels alls momber van zijn huisvrouw kwijten de voorschreven partij en ze beloven er nooit nog over te spreken.

Marge: Lenart Diest met zijn huisvrouw Barbara heeft bekend dat hij ontvangen heeft zijn gedeelte van het geld dat Putmans kinderen beloofd hebben. Hij ontving het geld uit handen van de drie wettige kinderen van Jan Hillen. Hij heeft het goed dat hij ontvangen had als borg weer opgedragen voor de eerste partij.

 

1539, 26 oktober. P. 356

Jan Smets van Coersel kwam voor de schepenen en hij maakte in de plaats van testament aan de vier biddende orden elk 1 stuiver eens. Hij wil dat niemand van zijn kinderen in zijn roerende goederen een deel zal hebben. Hij zal alles afbetaald hebben van de jaarlijkse tocht (vruchtgebruik) zoals zijn kinderen hem jaarlijks moeten betalen, om daarmee zijn uitvaart te celebreren. Zal ook teniet zijn dat Paulus Vrancken hem jaarlijks betalen zal de 2 rinsgulden die Heyl zijn dochter hem jaarlijks toegezegd heeft en dan zullen de kinderen staan in de plaats van hun moeder en de kinderen van zijn zoon Jan zullen staan in de naam van hun vader en Kynkens kinderen zullen staan in de plaats van hun moeder. Hij wil dat Jan met zijn huisvrouw voldoen zal in de Loonse bank of dat hij ook in 'het gereet' niet delen zal. Hij wil ook dat zijn zonen Rener en Peter dit zullen 'executeren' (uitvoeren) en de rest van zijn schuld voldoen en daarmee een exequie (uitvaart) doen celebreren zoals hij hen dit toevertrouwt en het hen goeddunken zal. (correcte interpretatie?)

 

1539, 26 juni. P. 357

Jan Leysen heeft bekend dat hij ontvangen heeft van heer Jan Neelens 29 rinsgulden Brabants gevalueerd geld. Hiervan zal Jan jaarlijks aan heer Jan een mud rogge gelden. Jan kan het geld teruggeven zoals voorschreven staat. Indien heer Jan het geld nodig heeft, mag hij hem dat een half jaar tevoren zeggen en Jan moet dan het geld teruggeven met volle pacht. Jan Leysen heeft daarvoor al zijn Brabants goederen opgedragen als een borg en hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1539, in juni. P. 358

Jan Int Cloester zoon van Rener Int Cloester heeft bekend dat hij schuldig is aan Cristijn Voechts van Diest de som van 20 rinsgulden. Hij heeft beloofd haar die terug te geven binnen het jaar. Hubrecht Int Cloester heeft daarvoor al zijn Brabantse goederen opgedragen en hij geeft zich pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1539, geen datum. P. 359

Jan Roeselers zoon van Aert Roeselers heeft gekweten aan Cristiaen Vander Heyen de 11 rinsgulden die Cristiaen van hem ontvangen heeft. Jan werd goed betaald en zal er nooit nog over spreken.

 

1539, geen datum. P. 360

Anna Tielmans heeft Jan Witters als een momber gezet en zij heeft hem gemachtigd om alles te regelen wat zij in de bank van Lummen mag te doen hebben.

 

1539, geen datum. P. 360

Truyke Boelarts van Diest wenst zich te vermomberen om haar in het recht te behelpen en Jan Van Baeckel en heer Henrick Cornelis zijn haar geleverd met recht.

 

1540, geen datum. P. 366

Matheus Convens heeft ermee ingestemd aan Jan Voechs 29 'scaex' (schaepen?) te betalen het stuk voor 19 stuivers binnen 2 maanden op uutpendinghe.

 

1540, 14 april. P. 366

Jan Smets van Coersel heeft afgevaardigd en volkomen macht gegeven aan zijn wettige zoon Renier Smets om zijn schuld van zijn tocht of andere schuld te eisen en te manen, zowel van land als van broek voor zover de kinderen hun vader Jan jaarlijks geen 5 rinsgulden voor zijn tocht betalen. Reijner mag dan in de naam van zijn vader de goederen met vruchtgebruik 'blayen, ontvroemen ende gebruycken' zoals zijn vader als vruchtgebruiker zou mogen doen. Jan stemt erin toe dat zijn zoon Reijner dadelijk de helft van het gedeelte van zijn zoon Bartholomeus zal aanvaarden. Tevens heeft Jan Smets voor de schepenen bekend dat hij het voorschreven jaar half maart met raad van zijn zoon Heer Hieronimus en ook met raad van zijn andere kinderen een conventie heeft gemaakt met zijn zoon Renier, namelijk dat Jan zou wonen met zijn zoon Renier en dat Renier zijn vader gedurende een jaar lang onderhouden zou van nat en droog en van al hetgeen men een oude persoon schuldig is te onderhouden, zonder argelist. Hiervoor zal zijn zoon Renier hebben de som van 30 rinsgulden en hij zal ze halen en ontvangen als volgt. Namelijk van zijn broer Hieronimus 10 rinsgulden of zijn geheel kindsgedeelte daarvoor in het geheel te gebruiken en de tocht aan hemzelf en de tocht aan Bartholemeeuwis, aan Andries en aan Paels en aan Peeter zonder ‘argelist’. In het geval dat hun vader Jan Smets binnen die periode zou sterven, voor of na de oogst, dat Renier altijd dat jaar 'ontvroemen ende blayen' zal en de kinderen zullen bijleggen en betalen volgens de verstreken tijd van het jaar. Jan Smets blijft altijd machtig van zijn roerende goederen. Indien Renier binnen of buiten 3 jaren zou sterven en zijn vader niet genoeg onderhouden wordt of ook niet door zijn zoon Renier, dan zal Jan zijn tocht weer mogen aanvaarden zoals hierboven staat. Het belieft Jan ook dat zijn kinderen 'in dyen ouden stock' zolang als hij leeft zullen mogen fatsoenlijk ontvangen worden om een maaltijd daar bij hem te doen. Op alle voorschreven voorwaarden is afgesproken en voorwaarde dat Renier deze goederen regeren, hanteren en winnen en laten zal zoals hij ze nu aanvaarden zal.

 

1540, 22 mei. P. 369

Jan Cornelis zoon van wijlen Peter Cornelis heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Peter Vander Laenen, poorter en inwoner van de stad Diest, de som van 28 rinsgulden Brabants gevalueerd geld (karolusgulden voor 20 stuivers, philipsgulden voor 25 stuivers en al het ander geld in verhouding daarmee). Voor dit geld zal Jan jaarlijks een mud rogge gelden gedurende drie jaren, te betalen op Sinte Servaesdag in Diest los en vrij, kosteloos en schadeloos en bedeloos. Jan mag de halster rogge kwijten met 6 stuivers of met koren volgens zijn wens. Jan heeft zijn Brabantse goederen opgedragen, roerend en onroerend, als een borg. Tevens is Antonis Cornelis, de broer van Jan, voor grotere zekerheid borg geworden gedurende drie jaren van het mud rogge jaarlijks en het geld. Hij draagt daarvoor 'have ende erve' op als een borg voor het geval dat Peter niet betaald wordt dat hij daaraan mag halen wat hij nodig heeft alsof het met alle recht verworven was.

 

1540, 17 juni. P. 370

Lambricht Coppens heeft opgedragen een stuk broek gelegen aan 'Joncheeren Vinne' in Coersel, dat hij gekocht had van Claes Tys van Hechtel, aan Peter Haechmans van Beringhen. Voorwaarde is dat Peter aan Lambrecht al zijn uitgegeven geld en kosten teruggeeft.

 

1540, 17 juni. P. 370

Lambrecht Swinnen heeft uit de hand gezet voor de schepenen 3 rinsgulden en 2 stuivers voor Willem Geerts; Het is aan Willem gekondigd.

 

1540, 01 juni. P. 370

Jan Vanden Put heeft beloofd 'op uutpendinge' te betalen aan Rutten Cremers 10 rinsgulden en een halve tussen dit en Zuylre markt.

 

1540, 04 juli. P. 371

Jan Goyens van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft uit handen van Paulus Doeven 'lazerus' (melaatse) in Koersel de som van 2,5 rinsgulden. Hiervan belooft Jan hem gedurende 3 jaren een half mudde rogge jaarlijks te geven met valdag op Sinte Jacopsdag. Jan heeft beloofd de hoetpenningen met de vervallen pacht terug te geven aan het einde van de drie jaren of om hem voldoende panden te stellen. Jan heeft daarvoor al zijn Brabantse goederen opgedragen als een borg en hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was. Jan heeft deze zelfde voorwaarden en belofte nog eens ontvangen in 1536 zoals in het register is te zien. Valdag is Sint Jacopsdag.

 

1540, 10 maart. P. 373

Paulus Van Scaffen met zijn huisvrouw Anna en Jan Van Baeckel met zijn huisvrouw Chatlyne hebben samen en elk van hen afzonderlijk met zijn huisvrouw gekweten aan Dirick tSoeghen het mudde rogge jaarlijks dat Gertruyt Boelarts vroeger verkregen had op panden van Dirick voorschreven. Pauls en Jan zijn goed betaald.

Pauls en Jan met hun huisvrouwen beloven samen en elk apart, ook voor het gerecht van Beringen, dat ze hun zuster Gertruyt die momenteel buiten het land is, deze kwijting ook zullen laten bekrachtigen en afstand doen van het mud rogge zoals zij. Ze hebben ervoor de rente of jaarlijkse pacht opgedragen die ze hebben aan panden van Loyich Rutten en Stijne Bolarts als borg.

In 1541 heeft Gertruyt Boelarts 'die joinge' met haar momber Wouter Vanden Hove dit mudde rogge jaarlijks voorschreven ook gekweten aan Dirick Soeghen.

 

1540, 21 februari. P. 374

Jan Vanden Put van Coersel heeft voor schepenen een stuk land opgedragen gelegen in Coersel 'inden hoff tot Putmans'. Dat stuk land was Jan aangekomen na de dood van zijn oom Peter Vanden Put. Het grenst zijn broer Henrick Vanden Put N en W, Antonis Molders Z en die Velt Straet O. Opgedragen aan zijn zwager Antonis Molders voor het geval dat Jan aan zijn zwager het geld niet teruggaf.

 

1540, 10 september. Op een buiten genachte. P. 374

Heylwich Op die Bloeck weduwe van Jan Op die Bloeck heeft met instemming van haar momber Wouter Vanden Hove verhuurd aan Peter Van Ham van Stalle die Jonge al de goederen die ze bezit en waar ze machtig over is voor een periode van 3 jaren met ingang van Sinte Gielis 1540, voor 9 rinsgulden jaarlijks los boven alle lasten die aan het goed staan. Hij moet tevens Heylwich goed onderhouden tot haar tevredenheid van nat en van droog zoals men een oude persoon behoort te onderhouden. 'Des en wilt Peter Van Ham vorschreven metten kinde dat daar gelaeten is nae die doet van Heulwichte niet te doene hebben'.

 

1540, 04 maart. P. 378

Willem Gheerts van Coersel heeft bekend dat hij schuldig is aan het 'goetshuys vanden Boegaerden van Diest' de som van 86 rinsgulden eens en 8 rinsgulden eens. Deze 86 rinsgulden had de vorige prior van de Boegaerden vroeger voor Peter Witters van Coersel gezet op Loonse panden en de andere 8 rinsgulden heeft het godshuis voorschreven gehad in het uitwinnen van de Loonse panden. Deze 86 rinsgulden en 8 rinsgulden belooft Willem Geerts voorschreven te betalen tussen dit en Kerstmis eerstkomend. Hij heeft daarvoor opgedragen al zijn Brabants goederen als een borg 'int richters hant' voor het godshuis. Hij geeft zich daarvoor HBHB.

 

1539, 18 september. P. 380

Tielman Tielens poorter van Diest heeft gemachtigd dienaar Jan Goyens om zijn renten en andere schuld te heffen, 'te boeren' en te manen en daarop te procederen met recht, op panden klagen en al hetgeen te doen wat Tielen in het recht mocht te doen hebben en alsof hij zelf aanwezig was. Hij moet er een rekening van maken.

 

1540, 21 februari. P. 381

Jan Witters, als man en momber van zijn huisvrouw Marie Tielmans, kwijt aan Antoenis Molders, Jan en Henrick Vanden Put (aanhef: die kinderen van Jan Putman) van 100 rinsgulden eens, die ze beloofd hadden aan Jan Witters met zijn consorten van de 'versterffenisse' (nalatenschap) van Peeter Vanden Put zaliger. Ze beloven om er nooit nog over te spreken en bevestigen dat ze goed betaald werden.

Jan Witters heeft beloofd dat hij de twee andere kinderen Jasper en Cristina ook zal brengen om met de kwijting in te stemmen.

 

1540, 08 april. P. 382

Jan Geerts van Coersel heeft beloofd te betalen aan Matheus Huveners van Coersel tussen dit en de volgende genachte de som van - (niet ingevuld) 'op uutpendinghen'.

 

1540, 08 april. P. 382

Jan Vanden Put heeft bekend dat hij schuldig is aan Jan Paep de som van 7 karolusgulden van een paard. Jan Paep stemt erin toe dat het binnen een maand betaald wordt na deze datum. Jan Vanden Put stemt erin toe dat zijn broer Henrick van Henrick van Hoesden zijn geld ontvangt dat die hem schuldig is.

 

1540, 17 juni. P. 383

Peter Reiners van Coersel en zijn zwager Peeter Neelis met instemming van zijn huisvrouw Heylwich hebben samen en elk apart gekweten aan Jan Binnemans en zijn huisvrouw Marie Van Hout 10 rinsgulden eens die hen toegezegd waren in de prijs die ze met raad van vrienden vroeger overeenkwamen toen ze aanspraak wilden maken op hun erfgronden ('spreycken wolden op'). Ze stemmen erin toe dat indien Marie en Jan stierven zonder wettige geboorte dat de erfgenamen van Marie zullen mogen halen de 30 rinsgulden aan de erfgoederen van Jan Binnemans zaliger die betaald zijn voor de uitvaart van Jan Binnemans de oude.

 

1540, 26 augustus. P. 385

Matheus Convins van Coersel heeft beloofd te betalen aan Antoenis Wiitters van Hechtel binnen 6 weken na deze datum de som van 42 rinsgulden of volgens de wettige rekening. Tevens 5 rinsgulden eens. Matheus heeft dit beloofd 'op uutpendinge offt hij met allen recht verwonnen ware'.

 

1540, 26 augustus. P. 386

Aert Vaes van Coersel heeft beloofd te betalen aan Jan Paep de som van 13 rinsgulden tussen dit en Sinte Dionijsdach eerstkomend op uutpendinge of hij het met alle recht verworven had en op de boete van de bank.

 

1540, 26 augustus. P. 386

Batholomeus Tielens van Coersel heeft beloofd te betalen aan Jan Paep de som van 8 rinsgulden tussen dit en Sinte Dionijsdag. Hij beloofde dit 'op uutpendinghe'.

 

1540, 26 augustus. P. 386

Jan Maechs heeft beloofd aan Symon Wagemans van Hechtel de som van 13,5 rinsgulden te betalen. De helft daarvan moet binnen een maand betaald worden en de andere helft binnen de maand erna. Als Jan de eerste termijn niet betaalt, is alles gevallen. Dit is beloofd 'op uutpendinghe'.

 

1540, 18 november. P. 387

Elysabet tSoechs heeft gewenst om zich te vermomberen om zich in het recht te behelpen. Henrick Meyen, Peter Meyen, Jan Goyens en Wouter Vanden Hove zijn als mombers aan haar geleverd. Ze heeft daarna Henrick en Peter Meyen gemachtigd om haar zaken te bedingen en al hetgeen te doen alsof ze zelf aanwezig zou zijn, tot ze deze machtiging herroept (revocatie).

 

1540, geen datum. P. 388

Aert Vaes heeft beloofd te betalen aan de H. Geestmeester van Coersel tussen dit en Sinte Luciendag 3 rinsgulden en 3 stuivers en 2 philipsguldens.

 

1540, Sinte Luciendag. P. 388

Jan Voegelers van Coersel heeft bekend dat hij van Leeken Boelaerts 13 rinsgulden Brabants geld ontvangen heeft, waarvan het grootste gedeelte enkele stuivers zijn. Hij heeft beloofd dat hij aan Leeken jaarlijks een half mud rogge zal geven gedurende drie jaren. De eerste valdag is op Sinte Luciendag 1541. Jan belooft daarvoor 13 rinsgulden terug te geven binnen 3 jaren met volle pacht of om voldoende panden te stellen. Hiervoor is Peter Voegelers, de zoon van Jan, borg geworden.

 

1540, 15 december. P. 389

Aert Van Postel van Coersel heeft bekend dat hij aan Eyverart Van Cappellen van Diest de som van 100 rinsgulden Brabants gevalueerd geld schuldig is (de carolusgulden voor 20 stuivers, de Philippusgulden voor 25 stuivers, de goudgulden voor 28 stuivers en het 'voiryser' voor 3 blancken en al het ander geld 'advenant'). Deze 100 rinsgulden belooft Aert Van Postel te betalen binnen een jaar, namelijk Kerstmis 1541, met een rente van 5 rinsgulden en een halve. Hiervoor heeft Aert Van Postel al zijn Brabantse goederen opgedragen als een borg en hij belooft het geld zo terug te betalen.

Deze 100 gulden zijn blijven staan van de koop die Aerts zoon gedaan had tegen Eeveraert van een beemd onder Beringen sorterend. Deze beemd had Eeyveraert als momber van zijn huisvrouw Marike Sweerts verkocht aan Henneke, de zoon van Aert Van Postel.

 

1540, 15 december. P. 391

Jan Vanden Put heeft beloofd te betalen aan Peter Cox van Hechtel vanwege Henrick Vanden Put de som van 18 rinsgulden tussen dit en Pasen eerstkomend op 'uutpendinge'.

 

1541, geen datum. P. 391

Jan Vanden Put heeft beloofd te betalen aan Jacop 'de sceeper' van Hechtel de som van 5,5 rinsgulden tussen dit en Beloken Pasen van 'eenre kou' op uutpendinge.

 

1541, 13 januari. P. 392

Anna Vaes heeft gewenst om zich te vermomberen en haar werden haar vader Aert Vaes, Jan Goyens en Jan Rutten geleverd.

 

1541, in januari. P. 393

Loyich Beckers zoon van Jan Beckers van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Daniel Wouters zoon van Jan Neelens de som van 25 rinsgulden Brabants geld. Hij belooft er gedurende drie jaren telkens een mud rogge voor te geven met als eerste valdag op Sinte Jansmisse 1541. Na die 3 jaren zal hij het kapitaal met de volle pacht teruggeven. Hij heeft ervoor al zijn Brabantse goederen opgedragen als een pand.

 

1541, 27 januari. P. 394

Matheus Convens van Coersel heeft beloofd aan Henrick Berben van Peylt de som van 50 rinsgulden te betalen in 3 keer: 7 rinsgulden binnen 3 weken tijd en dan van de rest de helft tussen dit en Pasen en de laatste keer tussen dit en Sint Jansmisse. Als hij een keer overslaat, is de hele som gevallen. Matheus geeft zich hiervoor 'pendich' binnen huis en buiten huis alsof Henrick het met recht verworven had.

 

1541, 27 januari. P. 394

Andries der Cleermaker van Coersel belooft aan Henrick Berben van Peelt te betalen de som van 14 rinsgulden en 15 stuivers binnen een maand 'op uutpandinghen'.

 

Volledig doorstreepte en niet meer leesbare gichte betreffende Jan Bosmans. P. 395.

 

1541, 17 februari. P. 395

Magriet Witters weduwe van Jan Keynens zaliger heeft haar tocht ontvangen na de dood van haar man en ze is erin gegoed met alle vormen van recht.

 

1541, 17 februari. P. 396

Magriet Witters heeft gewenst om zich te vermomberen om haar in het recht mee te behelpen. Haar zoon Jan Witters, Mathijs Valentyns en Wouter Francken zijn haar geleverd als een momber.

 

1541, 17 februari. P. 396

Magriet Witters met haar mombers Jan Witters, Mathijs Valentyns en Wouter Francken heeft haar tocht opgedragen aan haar kinderen, namelijk haar zoon Jan Witters, Henrick Van Obbel als man en momber van Marie Witters en aan Jan Beckers als man en momber van Catlyn Witters. Ze zijn samen en elk apart in de tocht en het erf gegicht en gegoed met recht.

Nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Henrick Van Obbel van Hoesden als man en momber van Marie Witters en met haar instemming voor de meier en schepenen afstand gedaan van zijn rechten op al de Brabantse goederen die Jan Keynens en Magriet Witters tijdens hun leven toebehoorden en die Jan achter liet. Henrick bekent dat hij van Jan Witters en van Jan Beckers hiervoor in goed gevalueerd geld ontvangen heeft de som van 50 rinsgulden. Na de dood van hun moeder Magriet Witters als tochtster moeten Jan Witters en Jan Beckers aan hun zwager nog 100 philippusgulden eens geven of de waarde ervoor. Henrick Van Obbel en zijn vrouw zullen er nooit nog over spreken. Voorwaarde is tevens dat Henrick Van Obbel en zijn huisvrouw Marie Witters ook zullen afstand doen van alle Loonse goederen na de dood van hun moeder waar ze ook gelegen zijn of sorteren, voor Jan Wttters en Jan Beckers hun zwager zijn betaling zullen doen van de 100 philippusgulden. Dat beloofde Henrick met zijn huisvrouw te doen. Bovendien zal Henrick Van Obbel nog hebben voor zijn eigen erf en voor het kindsdeel van zijn huisvrouw uit de goederen van Jan Keynens en Magriet Witters een wijer geheten 'den Meuwis Wijer' en ook een beemd geheten 'den Mossel Bampt'. Hiermee zijn ze gescheiden lieden.

 

1541, 17 februari. P. 398

Magriet Witters werd door haar zoon Jan Witters en door haar schoonzonen Henrick Van Obbel en Jan Beckers weer in haar tocht gesteld met alle vormen van recht.

 

1541, 17 februari. P. 399

Jan Knaep van Coersel en Peter Dillen die gehuwd is geweest met Elisabet, de dochter van Jan Knapen, kwamen voor de schepenen. Peter verklaart dat hij van Jan Knapen ter hulpe en verbetering van zijn huwelijk de som van 58 rinsgulden en 11 stuivers heeft gehad. Hiermee kwijt hij hem volledig van de huwelijksvoorwaarden die gemaakt waren tussen hem en zijn vrouw Elisabet. Hij zal er nooit noch zijn schoonvader ('sweer') Jan Knapen noch diens nakomelingen over aanspreken in geestelijk noch in wereldlijk recht.

 

1541, 17 februari. P. 400

Henrick Huben van Coersel heeft bekend dat hij schuldig is aan Jan Dillen alias Knaep de som van 18 rinsgulden. Hiervoor zal hij hem drie jaar lang jaarlijks 1 rinsgulden gelden, waarvan de eerste valdag zal zijn op Sinte Servaesdag half mei 1641. Hij zal uiterlijk na drie jaren terugbetalen met de rente of er voldoende pand voor stellen. Henrick draagt er al zijn Brabantse goederen voor op als een borg en hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1541, in februari. P. 400

Jan Goyens van Coersel heeft, uit kracht van een testament aan hem gemaakt en gelaten door de dood van zijn huisvrouw Marie en dat hier werd geproefd, opgedragen aan pastoor Tomas Vessems, pastoor van de kerk van Coersel, een erfweg om in en door zijn erf te varen, te drijven, te keren en te wenden zo vaak als het de pastoor zal believen om naar zijn beemd te komen die ligt achter 'des pastoers hoff'. Deze weg heeft Jan Goyens verkocht in en door zijn erf, namelijk door het bos. Na de dood van de pastoor zal de weg weer terug komen naar Jan Goeyens of zijn nakomelingen zoals daarvoor. De pastoor werd voor zijn leven lang in de weg gegoed met recht volgens de voorwaarden.

 

1541, 06 april. P. 403

Willem Geerts van Coersel heeft gekweten een stuk broek gelegen in Coersel, geheten 'den Sprinckberch', dat grenst aan Jannes Op Straet en Heylwich Cremers, en dat hem is aangekomen vanwege 'zynen vrouken' Cristine Geerts. Willem belooft dat zijn broer Jan voor het recht zal komen om hiermee in te stemmen.

Daarna kwam Jan Geerts en hij heeft zoals voor afstand gedaan. Hij belooft er nooit nog over te spreken.

Dit stuk broek is eigendom van Jannes Van Balen alias Smets.

 

1541, geen datum. P. 409

Lyske Voichts van Coersel met haar momber Henrick Meynen belooft aan Michiel Gaermans binnen 15 dagen de som van 8 rinsgulden te betalen op uutpendinghe. Tussen nu en de volgende genachte.

 

1541, 02 juni. P. 409

Jan Geerts van Coersel heeft beloofd te betalen aan Jannes Keysmans van Diest de som van 22 rinsgulden 15 oort met een mud rogge tussen dit en vastenavond 'op uutpendinghe'. Indien hij betaalt tussen dit en Sint-Jansdag eerstkomend is hij geen koren schuldig.

 

1541, 07 oktober. P. 414

Jan Wilboerts van Coersel heeft beloofd te betalen aan Lyske Cremers van Gheenaerde de som van 6,5 rinsgulden binnen 6 weken op uutpendinge.

 

1541, 07 oktober. P. 414

Jan Binnemans van Coersel heeft beloofd te betalen aan Marie Minneclix weduwe van Jan Minneclix de som van (niet aangevuld).

 

1541, geen datum. P. 414

Akte doorstreept. Ffranck Smeets, zoon van Rener Smeets, bekent dat hij van de kerkmeesters van Coerssel de som van 28 rinsgulden Brabants geld ontvangen heeft. Hij belooft daarvoor jaarlijks 30 stuivers te geven. Bij het einde van deze 3 jaren zal hij aan de kerk het kapitaal teruggeven met de jaarrente. Aan deze 28 rinsgulden moet zijn oom Wouter Vrancken 9 rinsgulden bijleggen. Valdag is in mei.

 

1541, 07 oktober. P. 417

Magriet Claes met haar momber Mathijs Valentijns en haar zoon Nyclaes hebben bekend dat ze schuldig zijn aan Jannes Swolffs van Beringen de som van 45 rinsgulden en 17 stuivers. Magriet met haar momber en zoon beloven deze som te betalen in termijnen: eerst 5 rinsgulden en 17 stuivers tussen dit en Sinte Mertensmisse eerstkomend en nog 20 rinsgulden tussen dit en Lichtmis en het resterende bedrag zal ze betalen op Sinte Nijsmisse 1542. Betaalt ze niet op Lichtmis, dan is de overige 20 rinsgulden ook gevallen. Magriet heeft met haar momber en haar zoon Niclaes beloofd te betalen en te voldoen 'op have ende erve' en op garantie.

 

1541, 20 oktober. P. 419

Jan Gierts van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft van Jan Moens van Hechtel de som van 50 rinsgulden Brabants geld. Hiervoor zal hij aan Jan Moens 3 rinsgulden rente geven op Sinte Dionijsdag eerstkomend en uiterlijk na een jaar zal hij hem het geld teruggeven met de rente. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1541, in november. P. 421

Op 22 september heeft Ffransciscus Onder Deyck, poorter van de stad van Diest, 'beleyt ende beclaecht' gronden van erven. Het gaat om een pand genaamd 'dat Hollans Ven' gelegen bij Eeyversloe dat grenst aan tsheeren straet rondom. Hij klaagde omdat de rente van 2 peters jaarlijks die aan 'het Hollans Ven' staat niet werd betaald en hij klaagde over 2 jaren waarvan de laatste in april vervallen is. Omdat het pand 'niet pendich' bevonden wordt, is gewezen na manisse van de meier dat men de erfgenamen en houders van het pand zal kondigen met de vraag of ze het pand zouden willen verantwoorden of iets er tegen zeggen. Dit werd gekondigd aan de erfgenamen of houders van het pand met de dag om te verschijnen over 15 dagen eerstkomend 'naeder noenen metter sonnen' en op die panden. Daarna werd het op de palen van het land aan de erfgenamen en houders van het pand volgens recht gekondigd omdat ze buiten het land woonachtig waren. De schepenen, in het bijzijn van de dienaren, hebben aan Elisabet Peters en haar kinderen daarvan 'die wete' gedaan of ze daar iets tegen wilden zeggen of 'opponeren' wilden.

Op het genachte daarna, 4 oktober, heeft Jan Gielis van Meldelaer als gemachtigde van Ffranciscus Onder Deijck voor meier en schepenen op het voorschreven 'Hollans Vinne' geklaagd zoals voor. Er verscheen niemand om het pand te verantwoorden en daarop werd aan alle partijen 'dach verscheyden' nadat ze geëist waren tegen 's anderendaags 's morgens op 5 oktober voor de noem en met de zon.

Op 5 oktober heeft de gemachtigde Jan Gielis in de naam van Ffranciscus weer geklaagd zoals voor. Er verscheen niemand en daarom werd door de schepenen aan alle partijen een andere dag over 15 dagen gegeven op de goederen en na de middag 'metter sonnen'. Op het genachte daarna, 20 oktober, klaagde Jan Gielis weer in naam van Ffrancisus zoals voor en nadat alle partijen 'voerts geheyscht' zijn, werd weer aan alle partijnen dag van verscheiden tegen 's anderendaags op 21 oktober voor de noem met de zon en op de goederen gegeven. Na klagen zoals voor, is gewezen na manisse van de meier om alle partijen verder te eisen. Omdat er niemand iets tegen inbracht, werd beslist om de erfgenamen van Elisabet Peters nog eens verder te kondigen met haar kinderen uit 'oevervloeijdicheyt'. Het is haar met haar kinderen nog eens gekondigd door schepenen en ook door de dienaar van de heer.

Op het genachte daarna, op de laatste dag voor de noen en met de zon, heeft Ffranciscus Onder Deyck in zijn eigen naam weer op het pand geklaagd zoals voor. Omdat daarna nog niemand verscheen, hebben de schepenen dit in hun hoede gehouden tot de noen in het hoogste van de dag. Daarna heeft Ffranciscus op het hoogste van de dag recht gewenst om mogen tot komen tot betaling of tot het pand. Omdat er niemand verscheen om het pand te verantwoorden of Ffranciscus te betalen, zijn alle erfgenamen en partijen van het 'Hollans Venne' binnen of buiten het land eenmaal, andermaal, derdemaal verder geëist maar er verscheen nog steeds niemand. De schepenen, na manisse van hun meier, droegen alle proceduren volgens recht gedaan te zijn en Ffranciscus Onder Deyck werd in het 'Hollans Venne' gegoed met alle vormen van recht.

 

1541, 10 november. P. 426

Het onmondig kind Mari Wellens van Linchout heeft als mombers genomen Dilianen Wellens en Peter Keynens van Coersel en ze zijn haar geleverd met recht.

Vervolgens heeft Mari Wellens de voorschreven mombers gemachtigd om alles te doen wat ze in het recht te doen mocht hebben voor meier en schepenen ter Brabantse aarde.

 

1541, 10 november. P. 426

Aert Vaes heeft beloofd te betalen aan Bartholomeus Tielens de som van 3,5 rinsgulden op rekening tussen dit en Sinte Luciendag 'op uutpenindghen' enz.

 

1541, 10 november. P. 427

Lenaert Keyskens van Hechtel heeft beloofd te betalen aan de weduwe van Jan Minneclixs 8 mud rogge tussen dit en O.-L.-Vrouw Lichtmis. Daarvoor heeft hij al zijn Brabantse goederen opgedragen als een borg. Willem Yliaes, procureur als gemachtigde van Marie Minneclix, heeft in de naam van Marie de belofte ontvangen.

 

1541, 15 december. P. 431

Rener Smets van Coersel heeft beloofd te betalen aan Henrick Int Moelenyser van Diest de som van 33 rinsgulden tussen dit en O.L.Vrouw lichtdag eerstkomend. Hij geeft zich daarvoor pendich alsof het met alle vormen van recht verworven was.

 

1541, 15 december. P. 432

Jan Vanden Put heeft beloofd te betalen aan Leeken den Laeckenmaker van Bree de som van 3 rinsgulden en 6 stuivers op uutpendinge.

 

1542, 10 januari. P. 432

Tomas Cremers heeft beloofd op uutpendinge te betalen aan Aert Van Postel 2 rinsgulden en 3 stuivers tussen dit en een maand.

 

1542, 23 februari. P. 434

Aert Vaes heeft beloofd te betalen tussen dit en 'scartijt' aan Rutten van Exel de som van 5 rinsgulden op uutpendinge.

Rut van Exel vacat.

 

1542, 23 februari. P. 434

Aert Van Erdtwech van Exel heeft beloofd te betalen aan Rut Van Exel de som van 19 rinsgulden en een halve tussen dit en Pinksteren op uutpendinge.

 

1542, 09 maart. P. 435

Jan Gierts van Coersel heeft bekend dat hij schuldig is aan Jannis Keyssmans de som van 22 karolusgulden 3 stuivers en 1 blanck. Hiervoor zal hij een mud rogge gelden gedurende 3 jaren lang. Valdag is op datum van heden. Hiervoor is Willem Gierts, broer van Jan, borg en hij maakt zich daarvoor 'principale' en hij draagt daarvoor al zijn Brabantse goederen op als een borg dat Jan het geld met de pacht zal betalen binnen 3 jaren. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

Op 11 juni heeft Jannis het kapitaal ontvangen en hij kwijt Jan en Willem. Hiervan reserveren Willem en Jan aan Jannis Keyssmans zijn actie van de pacht.

 

1542, 11 juni. P. 439

Henrick Convens van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen heeft van de mombers van de kerk van Coersel de som van 20 rinsgulden Brabants gevalueerd geld. Daarvoor belooft Henrick voorschreven aan de kerk 1 rinsgulden jaarlijks te geven gedurende 3 jaren. Aan het einde van deze 3 jaren zullen de mombers van de kerk het geld terugkrijgen met alle gevallen renten of Henrick zal goede panden ervoor stellen op al zijn Brabantse goederen als een borg. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was. Voorwaarde is dat de mombers van de kerk indien ze het geld nodig hebben de hoetpenningen kunnen vragen een half jaar vooraf. Dan moet Henrick hen het geld geven. Deze belofte heeft Daniel Wouters in de naam van de kerk ontvangen.

 

1542, 15 juni. P. 441

Jannes Smets van Coersel heeft bekend ontvangen te hebben van Maria Van Postel de som van 14 rinsgulden Brabants gevalueerd geld. Daarvan zal hij jaarlijks een half mud rogge geven gedurende 3 jaren met valdag op Sinte Jan Babtistendag. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was. Hij draagt ervoor nog al zijn goederen op als een borg. Jannes mag altijd afleggen volgens hoeveelheid.

 

1542, 13 juli. P. 444

Joris Sceepers van Coersel heeft ontvangen van Jan Moens van Hechtel de som van 42 rinsgulden Brabants gevalueerd geld. Die moet hij terugbetalen voor Sinte Jansdag eerstkomend met de rente, namelijk voor 18 penningen 1. Hiervoor geeft Joris zich pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was en op garantie.

 

1543, 10 januari. P. 450

Wouter Veeckens van Diest heeft afgevaardigd Goijward Vanden Gracht, Oriaen Hermans, Jan Goyens om zijn schuld te eisen, te manen of te ontvangen voor hem, recht te geven en te nemen en al hetgeen te doen alsof hij zelf aanwezig was. Ze moeten er een rekening van bijhouden.

 

1543, 10 januari. P. 450

Henrick Vanden Paer heeft geconstitueerd en volkomen macht gegeven, vanwege hem en in de naam van de heren van Sint-Jan van Diest van wie hij procuratie heeft, aan Goyward Vanden Gracht, Jan Spuncks, Jan Goyens, Stas Scamparts om recht te geven en recht te nemen in alle zaken, actief of passief.

 

1543, 26 maart. P. 455

Gielis Tielens (de voornaam Jan is in de aanhef doorstreept, maar in de gichte bleef hij staan) van Beringhen bekent dat hij ontvangen heeft van Jan Van Creijwinckel de som van 18 rinsgulden courant geld zoals angelotten voor 3 rinsgulden, de joachim daelre voor 28 stuivers en het ander geld in verhouding. Gielis zal ervoor jaarlijks 1 rinsgulden geven gedurende 3 jaren. Op het einde van deze 3 jaren zal Jan de hoetpenningen terug geven met volle rente of hem voldoende panden ervoor stellen. Hiervoor heeft Jan Tielens al zijn Brabantse goederen opgedragen als een borg. De eerste valdag zal zijn op Beloken Pasen 1544.

 

1543, geen datum. P. 456

Henrick Wilboerts, de wettige zoon van Wilboert Van Postel van Coersel, heeft voor schepenen bekend dat hij ontvangen heeft van Magriet Knapen van Coersel de som van 10 rinsgulden. Hij belooft haar daarvan te gelden gedurende drie jaar 10 stuivers. Na deze 3 jaren zal Magriet haar hoetpenningen terug krijgen met volle rente of Henrick zal ervoor goede en voldoende panden stellen. Hiervoor heeft Henrick al zijn Brabantse goederen opgedragen als een borg en hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1543, 08 januari. P. 457

Loyich Beckers, zoon van Jan Beckers van Coersel, heeft bekend dat hij ontvangen heeft uit handen van Wouter Vrancken als momber van de kerk van Coersel de som van 10 rinsgulden Brabants gevalueerd geld zoals stuivers voor 3 placken Brabants gerekend, carolusgulden voor 20 stuiivers het stuk, philipsgulden voor 25 stuivers en al het ander geld 'nae advenant'. Loyich belooft dat hij de kerk van Coersel of haar momber daarvan 10 stuivers zal geven gedurende 3 jaren. De eerste valdag zal zijn op Sinte Maria Magdalenadag in 1543. Aan het einde van deze drie jaren belooft Loyich het kapitaal terug te geven met volle rente of hij zal ervoor goede panden stellen. Als een borg draagt Loyich al zijn Brabantse goederen op en hij geeft zich pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

Deze 10 rinsgulden heeft Aert Diricks uit zijn beurs gehaald en aan de kerkmeesters gegeven opdat ze jaarlijks en ten eeuwigen dagen van de jaarrente zullen betalen aan de pastoor van Coersel 5 stuivers en daarvoor zal hij schuldig zijn elk jaar op Sinte Maria Magdalenadag te zingen in de kerk van Coersel 'vigilie met negen lessen ende des ander daechs misse van requiem metter commendatien' (vigilie: nachtwake met maximaal 9 lessen) voor de ziel van Rener Diricks wettige zoon van Aert Diricks en zijn huisvrouw Marie, die 'onnoeselijck van lijve ter doet comen was'. De andere 5 stuivers van de jaarrente zal de kerk van Coersel behouden voor licht, wijn en brood. Mocht deze jaarrente weer afgelegd worden, dan zullen de mombers van de kerk het geld weer moeten uitzetten aan goede en voldoende panden en ze mogen nooit gebruikt worden voor de bouw of timmer maar altijd opnieuw gebruikt worden voor de voorschreven dienst.

 

1543, 05 april. P. 460

De pater van de Celbroeders van Diest met zijn momber Goywaert Vanden Gracht heeft betaling verzocht van het gehucht Goerselaer van de jaarlijkse rente aan het gehucht dat toebehoort aan het godshuis. De pater verzocht om dit te registreren.

 

1543, 14 april. P. 460

Heylwich Van Ham weduwe van Jan Op die Bloeck met haar momber Wouter Vanden Hoeve heeft verhuurd aan haar neef Peter Van Ham al haar onroerende goederen die haar toebehoren of waar ze macht over heeft voor 5 rinsgulden jaarlijks. De eerste valdag zal de volgende Kerstmis zijn.

Ze zegt dat ze het hem 'ten utersten' niet verhuren wou omdat hij haar zeer gunstig gezind is en trouw. Peter moet er alle lasten, schattingen en beden van betalen die aan het goed staan.

 

1543, geen datum. P. 461

Aan Magriet Theus van Hoesden zijn als momber geleverd Wouter Francken, Mathijs Valentyns en Jan Goyens met recht.

 

1543, geen datum. P. 461

Aert Haechedoerns van Houthalen heeft afgevaardigd en volkomen macht gegeven aan Peter Jans, Mathijs Valentyns, Henrick Vanden Put, Gielis Jaenen en Jannes Goyens om te mogen zijn schuld in de bank van Lumpmen met recht te eisen en te vervolgen, daarvan recht te geven en recht te nemen en alles te doen wat hij zelf zou doen indien hij aanwezig was.

 

1543, 01 juli. P. 462

Jan Gysen van Coersel heeft bekend dat hij en Rener Huben van Coersel samen gelden aan Jannes Van Scoelen 2 mud rogge jaarlijks die gegoed staan aan het eussel geheten 'het Broeckelinge', dat nu toebehoort aan Lenard Scriexs van Coersel. Jan belooft dat hij de twee mud rogge altijd betalen zal en doen betalen zodat het pand van Lenaert niet ervoor wordt aangesproken. Daarvoor draagt Jan al zijn Brabantse goederen op, namelijk huis en hof dat grenst aan Henrick Van Hoesden en sheeren straet en verder al zijn andere onroerende goederen zodat Lenaert daaraan zijn geld mag halen indien zijn pand zou aangesproken worden van Scoeleman of zijn kinderen. Hij zal het goed binnen 2 jaren van de last kwijten. Indien Jan de 25 rinsgulden van Rener Huben niet ontvangt, zal hij het zijne bijleggen en afkwijten.

 

1543, 14 juni. P. 463

Jan Gyssen belooft aan Henrick Berben 7 rinsgulden en 5 stuivers te betalen tussen dit en 'Suylremerckt' (Zoldermarkt) op uutpendinge.

Henrick Berben belooft op dezelfde borg te betalen de bovenstaande 7 rinsgulden en 5 stuivers tussen dit en Zuylremerckt op uutpendinge aan Jan Witters van Hechtel.

 

1543, 01 juli. P. 464

Paulus Knapen van Coersel heeft Chaterina Van Heyst van Coersel 'affghesneden ende horen maechedom gebeyter' zoals volgt. Magriet Knaep weduwe van Jan Kaep, de moeder van Pael voorschreven, zal aan Chaterina voorschreven een mud rogge jaarlijks geven of het aan goede panden kopen met 30 rinsgulden Brabants gevalueerd geld. Het mud rogge zal Chaterina van Heyst jaarlijks trekken zolang ze leeft voor haar 'beijteringhe ende smaet van haar eeren'. Na haar dood zal Henneke, natuurlijk kind van Chaterina voorschreven, het voorschreven mud rogge hebben en gebruiken als zijn pacht. Indien dit kind zou sterven zonder wettige levende geboorte achter te laten, zal het mud rogge weer keren naar de naaste erfgenamen van Paels, de vader van het kind. Tevens zal Chaterina Van Heyst hebben tot behulp van haar kinderbed 6 rinsgulden eens. Het voorgaande heeft Magriet Knapen weduwe voorschreven beloofd met haar momber Jan Goyens te betalen en te voldoen op al haar roerende goederen.

 

1543, 04 oktober. P. 466

Matheus Leyssens heeft bekend dat hij getransporteerd heeft een stuk broek onder de jurisdictie en heerlijkheid van de bank van Beringhen sorterend aan Jannis Hubrechts. Tot verzekering van Jannis spreekt Matheus, voor zijn broer die buiten het land is en daarvoor geen gichte gedaan heeft, en draagt op huis en hof en zijn Brabantse goederen als een borg voor het geval dat Jannis hinder zou ondervinden vanwege zijn broer. Hij mag zijn geld dan halen aan deze goederen.

 

1543, 13 september. P. 467

Peter Cremers van Coersel heeft voor schepenen beloofd te betalen aan Jan Loetermans van Peer de som van 6 rinsgulden tussen dit en Pasen eerstkomend. Wat Jan in de tussentijd ontvangt, zal in mindering komen.

 

1544, 02 februari. P. 469

Joris Scepers van Coersel bekent voor schepenen ontvangen te hebben uit handen van Jan Moens van Hechtel de som van 18 rinsgulden Brabants geld. Hiervoor belooft hij jaarlijks te gelden 5 halster rogge gedurende 3 jaar lang. De eerste betaaldag zal op Sint-Jansmisse 1544 zijn. Aan het einde van deze 3 jaren zal Jan de hoetpenningen terug geven met volle pacht of zal hij goede panden stellen. Hij heeft Jan al zijn Brabantse goederen opgedragen als een borg en hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.

 

1544, geen datum. P. 471

Jan Loeckermans heeft zijn tocht ontvangen met alle punten van recht.

1544, geen datum. P. 471

Jan Loeckermans heeft zijn tocht opgedragen aan zijn kinderen Marie en Heylwicht. De kinderen hebben tocht en erf ontvangen met alle punten van recht.

Daarna hebben de gezusters Marie en Heylwich gewenst om zich te vermomberen en hun vader Jan Loeckermans en Mathijs Mertens zijn hen geleverd als mombers met alle punten van recht.

 

1544, geen datum. P. 472

Daarna hebben Marie en Heylwich Loeckermans samen en elk van hen apart en met hun voorschreven mombers opgedragen een uutfanck met het huisje dat erop staat, gelegen in Castel onder Coerssel. Het grenst tsheeren straet O, W en Z. Opgedragen aan Mathijs Oeverlenders van Coerssel voor 12 rinsgulden eens. Marie en Heylwich doen er afstand van met recht. Matheus Oeverlenders werd in de uutfanck gegicht en gegoed met alle punten van recht.

 

1544, op 'assdach' (aswoensdag). P. 473

Jannis van Scoelen van Diest heeft afgevaardigd Goywart Van Stockroy, Willem Claes, Dionys Claes en Jannis Claes op panden te gaan klagen, zijn schuld te manen, met recht daarop te procederen, te ontvangen en te kwijten. Ze moeten er altijd bewijs van geven.

 

1544, op buiten genachten. P. 478

Jan Int Bylken van Diest heeft afgevaardigd en gemachtigd Hubrecht Vander Biessen, Willem Yliaes, Goywart van Stockroy en alle procureuers in al zijn zaken die hij in Lumpmen mag te doen hebben. Ook hiermee zijn gemachtigd Jan Vanden Kerckhove, Servaes Vanden Kerckhove en Ffranck Vanden Hoeve en Goywaert van Stockroy.