RAH Schepenbank Lummen nr. 94 bis
Oktober 1481 - december 1544
Gichten Brabants recht buiten
vrijheid
De kaft in
perkament is binnenin beschreven, maar de tekst is onleesbaar.
De lijn
bovenaan, op de voorkaft, bevestigt dat het om een Brabants schepenregister
gaat.
Bovenaan de
eerste pagina: “Dit sijn allen gheloeften ende vurwerden”.
Opmerkingen: de
ene keer wordt rinsgulden met een hoofdletter geschreven afgekort en de andere
keer met een kleine letter. Het lijkt dan “philips”gulden te zijn, maar dat is
het niet. De gichten zijn niet volgens datum ingeschreven. Op vrije ruimten
werd een latere gicht ingepast, zodat het moeilijk is om de juiste datum te
bepalen.
1486, 10 augustus.
P. 1
Christoffel Berzum,
als meier en rentmeester van onze genadige heer heeft uitgegeven, met brandende
kaars, aan Peeter Vaes van Corsel een wijer geheten 'dat Lan..vynne' (letters
weg) voor een termijn van 6 jaren. Elk jaar 2 rinsgulden betalen. Gaat in
Sint Remeysmisse eerstkomend.
1502, 07 april.
P. 1
Jan Van Tille
als meier heeft uitgegeven aan Jan Nagels wonend in Schoelen welke gud…… hij
tot gheene vroenten gestelt en heeft dan bijn… der vryheit van Lumpmen (onleesbaar).
1486, 19
oktober. P. 3
Jan Matheeus van
Corsel heeft beloofd te betalen aan Jan Matheeus van Meeuwen tussen dit en 15
dagen 30 rinsgulden.
1486, 19
oktober. P. 3
Doorstreepte
akte. Er staat in de marge bij dat de schuld vereffend werd voor de schepenen.
Reyner Smeets
van Coersel bekent dat hij aan Odielien Coex 110 rinsgulden schuldig is, 20
stuivers voor de gulden gerekend in lopend geld. Reyner belooft hiervoor
jaarlijks, met zijn lijf, erfgoed en have als garantie, hiervoor jaarlijks 10
rinsgulden te betalen. Eerste valdag is “asgoendach” over een jaar. Reyner
belooft om zijn vrouw voor deze schepenbank te brengen om deze belofte te
lauderen.
1488, 17 april.
P. 11
Gheert en
Henric, zonen van Gheert Van Karlen, hebben van Ghijsbrecht Drosseten de som
van 9 rinsgulden lopend geld ontvangen, 20 stuivers voor de gulden. Jaarlijks
zullen ze ervoor aan Ghijsbrecht 4 halster rogge geven. Ze mogen de last
afleggen indien het hen belieft of goede panden stellen.
1488, 17 april.
P. 12
Gheert Goedens
belooft jaarlijks aan Reyner Smeets en Henrick Sentens de schuld te betalen die
Gheert gemaakt heeft aan Reyner Smeets en aan Henrick Sentens van de tienden
die zij aangenomen hebben van de E.H. abt van Everboede op de dag dat ze
beloofd hebben te betalen aan de abt. De schuld is 10 rinsgulden lopend geld en
3 mudden rogge. Het mud zoals het aan de abt moet gegeven worden.
1488, 14 juli.
P. 13
Godevart
Houtmans van Coersel belooft te betalen aan Koenen Peelenders van Wijchmael de
som van 24 rinsgulden 13 stuivers. De helft moet betaald worden binnen 6 weken
en de andere helft op Sinte Dionijsmisse eerstkomend.
1492, 28 juni.
P. 20
Jan Matheeus,
Francke zijn zoon en Matheus Hoeveners kinderen 1), Matheeus Vanden Houte, Jan
Vanden Houte, Ghijsbrecht Bynnemans, Gheert Crelmans(?) kinderen en Heynrick
Moens 2) hebben een akkoord gemaakt betreffende “zekere erffelicheijt”. Het
gaat om een venne geheten “tBreetvenne”, 2 boenre Brabants groot, waarover ze
een gedinge hadden. Dit proces is neergelegd en ze hebben beslist dat Jan
Matheus met zijn metgeringen de helft, een bonder, van de voorschreven goederen
bezitten zal en andere partij, de Bynnemanne, het andere boender. Elk zal zijn
cijns van 4 denier dragen.
Hiermee hebben
de partijen elkaar gekweten, voor hen en voor hun ouders.
1494, 15 mei. P.
24
Peter Van Hamme
de auwe met zijn zoon Wouter hebben Peter Van Hamme, broer van Wouter, in de
hand gezet een dachmael broek in Oversel gelegen voor 15,5 rinsgulden, die
Wouter van zijn broer geleend had. Zoon Peter mag het broek “hantplichtigen” en
gebruiken tot de tijd dat Wouter de 15,5 rinsgulden terugbetaalt. (een vueryser
voor 2 stuivers tot de som van 6 rinsgulden toe en voortaan een vuerijser voor
9 plecken.)
Vueryser: Kleine, zilveren munt (met
variabele waarde: oorspr. 1 stuiver, later meer, zo genoemd naar de afbeelding
van een vuurstaal, het symbool van de ridderorde van het Gulden Vlies.)
Woordenboek der Nederlandsche taal.
LXXXI, 09
augustus. P. 27
Art Danpels
heeft onderstaan en weer overgegicht aan Art Engberchs een stuk half land en half
bos onder Coersel gelegen te Langen Eycken, grenzend Henric Vanden Pare en Lijn
Marnel (?) op de oostzijde.
LXXI, 11 mei. P.
27
Gys Keppers als
meier van de heer van Brabant heeft uitgegeven aan Peter Gelyken een roet
....vynne gelegen te Coersel op die Scrickheye die aan onze heer toebehoort,
grenzend de wijer van de 'persoen' (de pastoor) van Coersel aan de ene
en de 'Lemmens Wijer' aan de andere zijde en de vroente van onze heer 3), met
de “weteringe” van boven tot beneden omtrent 1 bonder groot “alsoe verre als
hyt geweteren can”. Uitgegeven voor 1 penninck cijns jaarlijks met valdag op
Remigij. Peter werd erin gegicht met recht.
LXXXI, 06
september. P. 28
Jan Van Halle
met zijn huisvrouw heeft overgegicht aan Reyner Svoechs de goederen die hem met
zijn huisvrouw verstorven zijn van Lijsbet Costers(?). Het gaat om een zille
beemd geheten 'den Wirix Beempt' in Coersel, die grenst Aert Tielens en Hennen
Jordens; nog een aanseel gelegen aan Wouter Huesmans aan de westerzijde en
sheeren straet oost.
1504, 23 mei. P.
28
Jan Vanden Houte
van Corsel heeft beloofd dat hij een pand zal vrij maken, namelijk de goederen
van Kenen Reyners en Art Vanden Houte, van 5 Diester gulden en er ook de rente
van af te doen. Dit moet binnen 4 jaren gebeuren aan zijn schoonzoon. Deze 5
gulden mag hij afleggen met twee keer 1 rinsgulden per keer en de andere keer 3
Diester gulden.
1481, 04
oktober. P. 29
Willem C...rs
(?) van Coersel heeft verkocht aan Henric Vanden Put wonend in Diest 2
rinsgulden (aan 20 stuivers) gewoon geld voor een rente van 3 gulden die altijd
valt op Sint-Remigius. Pand: een stuk broek gelegen op 'die Dungen' en 'Theys
Bruec' en 1 Loonse bonder groot ongeveer. Het grenst La... Maes W, Aerdt Kenens
O en Heyn Morkens op de noordzijde.
1481, 22
november. P. 30
Peter Vaes heeft
verkocht aan de kerk van Coersel 3 halster koren ('corns' jaarlijks met
valdag op 'Allerheylgenmes' op zijn aenseel voor zijn erve gelegen, dat grenst
aan Geerken Dillen W. Nog op een 'hueve' oostwaarts van zijn 'hueven', die
grenst aan sheeren vroente. Deze 3 halster 'rox' mag Peter kwijten en
afleggen met 8 rinsgulden 'gemeyne gulden'.
1482, 10
januari. P. 32
Geert Goeyens en
Goey Goeyens zijn kinderen van Heyn Goeyens van Coersel. Ze hebben verkocht aan
Jan Reynders zoon van Heynric Reynders 3 rinsgulden jaarlijks gewone gulden.
Geert en Goey mogen afleggen als hen God geld 'bereyt'. De gulden staat te
kwijten met 17 gulden en staat op huis en hof in Coersel gelegen, ongeveer een
bonder groot. Het grenst Peter Leyten, Tylen Dingen en sheeren straet. Geert en
Goey moeten de drie gulden los en vrij leven aan Jan in Diest met valdag op
Sinte Remigius.
1482, 07 maart.
P. 35
Jan Lowichs van
Coersel bekent dat hij van zijn zoon heer Jan zaliger 'gesuent' is en daarvoor
heeft hij als waarborg of cautie genomen van de partijen Mathijs Mertens en
Peter Mertens en Merten Mertens, broers. Deze borgen hebben beloofd borg te
staan voor de hoofdsom van 35 rinsgulden gemeyn en deze te betalen zoals men
dergelijke schulden betaalt. Jan Lowichs belooft 'vur hem ende die syene die
soene te halden op soen breken oft vrede'.
1482, 21 maart.
P. 36
Reyner Wouters
heeft verkocht een aensel gelegen te Genen Stal, die grenst aan de kinderen
Convints en sheeren straet, Heynric Wouters, Aelen Moller. Hierop heeft Henric
20 gewone rinsgulden gegeven aan Reyner. Reyner mag komen tussen dit en Peter
ad Vincula en de 20 rinsgulden afleggen en dan zal Reynder zijn aenseel weer
hebben als zijn eigen goed.
1482, 21 maart.
P. 37
Jan Wynen in
Coersel heeft verkocht aan Dries Bynnemans 1 rinsgulden jaarlijks gewoon lopend
geld aan 20 stuivers het stuk op en aan een stuk broek gelegen 'int
Molenbruec'. Het grenst Hennen Bynnemans kinderen W, de kinderen van Jan
Swynnen(?) O, 'dAuwe Beck' 3). Valdag half maart. Te kwijten met 18 rinsgulden
en met volle intrest ('cens').
1482, 13 juni.
P. 39
Wouter Claes wonend in Coersel heeft verkocht aan Henric
den Moler een huis met de hof gelegen te Genen Stalle, dat grenst aan sheeren
straet O, 'den Abs Wyer' van Everbuer W, geheten 'den Gyter'. Met 2 denier
sheeren cijns.
1482, 13 juni.
P. 39
Thys Mertens heeft verkocht aan Heynen Nitten/Rutten(?)
een eusel gelegen aan 'die Schey Eyk', grenzend Gys Mertens O, en Aert Comme
erfgenamen W.
1482, 13 juni.
P. 39
Wilhem Covents(?) heeft verkocht aan Peter der Scheper
een beemd gelegen 'int Sluys Bruec'. Grenzen zoals boven op 4 oktober, met zijn
toebehoren. (Waar?)
1504, 31
maart/mei. P. 39
Doorsteept.
Jan Beckers van Ghenen Stalle heeft gegeven aan Aertken
dye Molder 20 rynsgulden Brabants op een mud jaarlijks en op het einde van het
jaar belooft Aert aan Jan Beckers de 20 rinsgulden terug te geven of om
voldoende pand te stellen. En hij moet dan erbij volle pacht betalen. Hierna
staan twee #., die verwijzen naar P.38 onderaan).
1482, 13 juni.
P. 41
Tys Mertens bekent schuldig te zijn aan Merten Mommen de
som van 52,5 rinsgulden gewoon lopend geld en hij belooft die aan Merten te
betalen binnen mei eerstkomend. Mocht hij dan niet betalen, daarvoor is borg
gebleven Peter Vaes. Tys belooft dat hij Peter zal 'ontheffen' (ontslaan van
die verplichting/ontlasten).
1482, 27 juni.
P. 41
Heyn Garmans heeft verkocht aan Claes Van Halle van
Beringen 1 mud rogge jaarlijks aan een pand geheten 'dat Brukelyn'. Het grenst
Aert Vanden Ertwech O, de kinderen van Jan Garmans W. Het gaat om twee stukjes.
Valdag elk jaar op Petri et Pauli apostelen. Heyn of zijn nakomelingen mogen
afleggen als ze willen en het mud afkopen met 20 rinsgulden gewoon geld en met
volle pacht. Henric staat garant voor een goed pand.
1502, 2 juni. P. 41
Doorstreept en toegevoegd: dit is kwijtgescholden voor
meier en schepenen.
Reyner Covints belooft te betalen aan Gheerd Moens en
Henrick Van Hese als mombers van O.-L.-Vrouwe van Scaffen 49 rijnsgulden op
Sinte Vaesmisse eerstkomend in geld zoals dan koers en loop heeft in Brabant.
Bovendien heeft Reyner hen beloofd op dezelfde dag nog te betalen 3 rinsgulden
om een 'dienst Goeds' of mis te doen.
1482, 27 juni.
P. 42
Peter der Scheper heeft verkocht aan Henric Vanden Putte
een beemd die Peter gekocht heeft van Wilhem Covents, gelegen in Coersel ,'ter
slisen die baet' ('om de winst te beslechten', twist beëindigen?). Dat
wil zeggen: hetgeen het beter is dan 2 rinsgulden zoals Henrick die vroeger
betaald heeft aan Wilhem Covents zoals blijkt op 4 oktober.
1482, 27 juni.
P. 42
Tylen Dingen van Coersel bekent dat hij jaarlijks
schuldig is en geldt aan Peter ...., volgens een brief die ervan is gemaakt, 9
halster rogge op het goed dat erin beschreven staat.
1482, 18
augustus (?). P. 42
Christiaen Van Hierlo heeft uitgegeven aan Henric
Daems(?) een eusel geheten 'dat Smal Eute' gelegen te Genen Ryt. Het grenst 'die
Goevars Donc' en de kinderen van Jan van Hierloe. Verkocht voor 3 rinsgulden
jaarlijks die te kwijten zijn met 'den penninck 20' gewoon lopend geld. Heynric
zal daarvoor dat eusel zetten als pand voor de 3 rinsgulden. Henrick raakt dit
goed met zijn bloec geheten 'dat Raet (?) Bloec', dat grenst aan Tys en Jan
Vanden Gelenberghe. Jaarlijks betalen op Lichtmis. Het 'Smael Eute' is enkel
belast met 2 denier cijns.
1506, 22 januari. P. 47
Jan Berten en Reyner Berten hebben samen verkocht aan
Claus (?) Wouters van Beringen een mud rogge op hun huis en hof in Coersel aan
'de Scrickhey' op 1 rinsgulden en 2,5 oude groten. Het goed grenst
"Persoons Block' W, Peeter Reyners O, theren straet aan de andere zijden.
Ver kocht voor 20 rinsgulden (aan 20 stuivers Brabants gerekend, de Brabantse
stuiver voor 3 placken Brabants gerekend). Valdag op Sinte Pauwelsdag in
januari. Het mud moet in Beeringen geleverd worden. De broers hebben Claus erin
gegicht en gegoed met recht.
1506, 22 januari. P. 47
Eelen Witters met haar man en momber Mathijs Beckers
heeft verkocht aan Joest Theeus 2 rinsgulden jaarlijks aan Jan Witters panden,
haar vaderlijk goed. Joest mag de 2 rinsgulden heffen zoals zij heeft gedaan,
voor 40 rinsgulden (de stuiver voor 3 Brabantse placken gerekend). Valdag
volgens de inhoud van het boek. Joes is erin gegicht met alle punten van recht.
1506, 22 januari. P. 48
Lauwreijs Wouters als man en momber van zijn huisvrouw
bekent dat hij betaald werd door zijn zwager Art Vanden Houte van 'sijns wijfs
erfpenningen'. Lauwreijs scheldt aan Art alles kwijt. Lauwreijs moet zijn
huisvrouw nog voor de schepenen brengen om hiermee in te stemmen.
1505, 10 oktober. P. 48
Peeter Beckers en zijn zwager Jan verschenen voor het
recht. Peeter bekent dat Jan zijn drijven en varen heeft door zijn delle tot
zijn beemdje zo vaak als het hem belieft naast 'den blocxkens gracht' ter
minste schade.
1509, 22 april. P. 57
Henrick Goens(?) van Corsel bekent dat hij ontvangen
heeft van Magiel Vanden Mortel 20 rinsgulden die hij beloofd had 'te goyen' in
het jaar 7. Henrick belooft aan Magiel nu te goeden of pand te zetten binnen
het jaar of zijn geld terug te geven.
1509, 10 mei. P. 57
Alexander Vaes heeft beloofd aan Peter Yen van Hechtel 16
rinsgulden van 2 ossen te betalen. Hij belooft deze som te betalen aan Peter
tussen dit en Sinte Peters en Sinte Pauwels. Hij heeft zich daarvoor 'plichtich
gegeven buten huys en binnen huys offt met alle recht' verkregen was.
1510, 21 augustus. P. 61
Jan Marien bekende dat hij schuldig is aan Jan Joris van
Scolen 10 rinsgulden van gevallen schuld. Hij belooft hem die te betalen in
twee keer: de eerste termijn op Kerstmis eerstkomend 5 rinsgulden en de andere
termijn op Kerstmis over een jaar. Als hij de eerste termijn laat voorbijgaan
zonder betalen, dan zal ook de andere gevallen zijn. Hij staat ervoor garant
binnen en buiten het huis.
1511, 06 maart. P. 62
Geert Goens en Jan Smeets bekennen dat zij ontvangen
hebben van Mychiel Vanden Mortel 76 rinsgulden, half in geld en half in koren,
en ze beloven om hem binnen een jaar zijn geld weer te geven of om voldoende
pand ervoor te zetten.
1510, 15 maart. P. 64
Peter Vanden Eerwege 'beloeft Jan Goessen' van het erf
dat hij van hem gekocht heeft en scheldt hem ook kwijt en hij wil hem los
toezeggen behalve een halster raapzaad die de kerk van Corsel daaraan heeft en
een halve penninck cijns. Dus Peter gicht aan Jan een goed dat Jan van Peter
kocht. Betaald. Last aan het goed: raapzaad aan de kerk van Koersel en een
halve penninck grondcijns aan de heer.
1508. P. 64
Jan Bynnemans heeft geld gezet, namelijk het 7de deel van
18 rinsgulden, tot behoef van Henrick kind van Peter Tielens, namelijk tot
Jheronimus en zijn kinderen die niet genoech gedoen en consten'. Na deze
zetting hebben de schepenen ermee ingestemd dat Jan Bynnemans voorschreven het
geld weer mee neemt tot de tijd dat zijn verzoek waarde krijgt in het recht.
1511, 28 januari. P. 65
Peter Beckers van Coersel bekent dat hij ontvangen heeft
56 goudgulden van het dorp van Coersel, die verbonden staan aan Joesse, de
broer van Peter voorschreven. Het dorp van Coersel was hem daarvoor rente
verschuldigd. Peter belooft dat hij zijn broer Joes zal tevreden stellen en om
de brief ervan waarmee het dorp van Coersel verzegeld is hen te leveren en te
kwijten binnen een jaar. Daarvoor staat Peter garant.
1510, 06 juni. P. 65
Adrianus Hillen en zijn zoon Henrick hebben afgelegd in
afkorting van hun dorpslasten, 10 goutgulden: de 6 gulden die Adriaen
voorschreven afgelegd heeft van zijn goederen en de andere 4 goutgulden heeft
zijn zoon Henniken afgelegd in afkorting van 20 goutgulden waar zijn vrouw
Katelyn Put op gezet was.
1511, 16 juni. P. 66
Jan Nelens heeft beloofd aan Peter Vanden Eerwege 20
rinsgulden te betalen en een mud rogge met alle kosten die er op gelopen zijn
binnen 15 dagen. Hij 'geeft hom daer voer pendich bynnen huys ende buyten huijs
oft met allen verhaelt were'. (Er staat 2x ‘binnen')
1510, 27 november. P. 66
Doorstreept.
Daniel Wouters bekent dat hij ontvangen heeft 20
rinsgulden van Peter Van Ham (de goutgulden voor 28 stuivers, dat voeryser voor
9 placken en al het ander geld in verhouding hiermee). Daniel zal Peter ervoor
jaarlijks een mud rogge geven en hij zal hem binnen het jaar terugbetalen met
volle pacht of ervoor goede panden stellen, namelijk zijn kindsgedeelte.
1510, 27 november. P. 66
Marge: vacat.
Jan Voegeleers bekent dat hij ontvangen heeft van Reyner
Claes 10 rinsgulden om een half mud rogge jaarlijks. Hij belooft dat terug te
betalen met volle pacht binnen een jaar of om ervoor goede panden te zetten.
1512, 04 maart. P. 66
Heynrick Goens van Corsel, zoon van Geert Goens, bekent
dat hij ontvangen heeft 20 rinsgulden van Jan Beckers voor een mud rogge
jaarlijks. Hij zal binnen het jaar het geld teruggeven met de pacht of goede
panden zetten.
1513, 07 april. P. 70
Jan Witters heeft zijn zoon Jan gemachtigd in 1,5 half
mud rogge: aan Henrick Achter den Berch 1 mud en een half mud aan Henrick
Houtmans ‘ende dat sal Jan sinen soen (trekken: staat er niet) uut
manieren dat honder beyer pande geloss mochten weerden'. (?)
1513, 12 mei. P. 71
Marge: vacat.
Pauwels dSonen der Oude en Jan Op die Bloeck hebben
beloofd 'die soene' te voldoen volgens het landrecht en volgens de afgesproken
voorwaarden die de goede mannen eerder gemaakt hadden. Ze hebben beloofd dat te
voldoen en hebben 'hon daer voer pendich gegeven buten huys ende bynnen huys
oft met allen recht verhael weere. Ende allen portscap ende vryheyt dael
geleet'. Dit is de eerste 'motte' die is betaald 4,5 rinsgulden. De andere
'motte' te Sinte Nysmisse (?) en uiterlijk op Coersel kermis; de derde op
'alrehulligenmisse' en uiterlijk op Kerstmis, telkens 4 rinsgulden. (Is motte
= moot?)
1515, 14 juni. P. 75
Heinrick Cloes van Hechtel wenst dat er geregistreerd
wordt dat Peter Beckers van Coersel zich vandaag op deze dag als een Brabants
man bekent en zo volgens recht vervonnist is.
1515, 14 juni. P. 75
Nelen Wouters heeft tevens verzocht dat men registreert
dat Peter Beckers vanwege hem ook zo vervonnist is voor zover hij 'smael pande
inden recht gestelt heeft'.
1515, 14 juni. P. 76
Matheus Binnemans getuigt en zegt dat Jan Gaethoven
bekent dat hij ontvangen heeft het geld van Jan Loobosch 'van oversettinghe van
zijn cijse'.
1515, 27 mei. P. 76
Henerick Sionkeren bekent dat hij verkocht heeft aan
Gorys Thys een stuk broek gelegen naast het broek dat van Geert Goens was, aan
de oostzijde. Verkocht voor 77 ...sgulden. Heinrick heeft er de gichte van
opgedragen, afstand van gedaan en kwijtgescholden. Gorys Thys is erin gegicht
en gegoed met alle vormen van recht. Mocht Gorys hiervan last ondervinden, dan
zal Henrick Coppens hem dat vergoeden.
Zonder datum. P. 77
Jan Berten en Reyner Berten hebben verkocht een mud rogge
aan Claus Wevers van Beringen op hun huis en hof, commerloos op 1 rinsgulden
2,5 oude groot, voor 20 rinsgulden (de rinsgulden voor 20 stuivers gerekend).
Dit moeten ze in Beringen aan Claus leveren. Het goed grenst 'Persoens Bloeck'
W, Pieter Reyners O, sheeren straet aan beide andere zijden. Valdag elk jaar op
Sinte Pauwelsdag in januari. Claus is ertoe gekomen met recht.
Zonder datum. P. 78
Eelen Witters met haar man en momber Ghysken Beckers heeft
verkocht aan Joest Theus 2 rinsgulden jaarlijks aan Hannen Witters panden, haar
vaderlijk goed, voor 40 rinsgulden (de rinsgulden aan 20 Brabantse stuivers
gerekend). Valdag volgens het boek. Joest is ertoe gekomen met alle vormen van
recht.
Zonder datum. P. 78
Art Vanden Houte en zijn zwager Lawreys Wouters. Lauwreys
Wouters kwijt Art Vanden Houte van de erfpenningen van zijn vrouw. Hij werd
goed betaald. Voorwaarde is dat Lawreys huisvrouw voor schepenen zal instemmen
met hetgeen haar man gedaan heeft.
1516, 6 februari. P. 79
Jan Ghielis van Lynchout, meier van onze heer, heeft
gemachtigd heer Goyvart Snoek voor ons schepenen aangaande 'den outaren'
gelegen te Lumme en te Coersel en in Beringhen en in Meldert, te winnen en te
verliezen alsof de meier zelf aanwezig was, volgens de inhoud van zijn
'mechtichscap' van meester Jan Copis gedaan.
1516, 03 april. P. 82
Jan Kenens, zoon van Heynric Kenens van Coersel, heeft
een mudde rogge afgelegd aan Jan Kenens. Hij verklaart, op hem en op al zijn
Brabantse goederen, dat indien er last zou komen betreffende het afleggen van
dit mud, dat Jan Kenens van Hesselt dit op zijn goederen zal goed maken.
1516, 29 mei. P. 84
Peter Beckers bekende dat hij 20 rinsgulden ontvangen
heeft van Geert Goens. Hiervoor zal Peter jaarlijks een mud rogge geven. Hij
belooft aan Geert het geld terug te geven tussen dit en kermis eerstkomend met
volle pacht of om goede panden te zetten op 'uutpenninghe'.
1516, 29 mei. P. 84
Geert Goyens bekent dat hij ontvangen heeft 50 rinsgulden
van Peter Van Ham. Hij zal daarvoor 2,5 mud rogge geven. Geert belooft dat hij
het geld aan Peter zal teruggeven op 1 mei met volle pacht of om daarvoor goede
en voldoende panden te zetten.
1518, 08 april. P. 87
Katheryn, dochter van wijlen Lijsbet Vanden Dael, begeert
een momber. Haar werd Art Cresten geleverd met recht.
Daarna heeft Katheryn met haar momber gekweten aan Jan
Vanden Putte het geld dat hij nog tekort was gebleven, namelijk 11,5(?)
rinsgulden. Ze is goed betaald van achter tot voor van het geld dat komt van de
goederen van Jan Vanden Houte.
1518, 23 april. P. 88
Lowich Thoers heeft doen commeren en arresteren de tocht
van Jan Freynarst(?) die hij gelden had aan de molen in Coersel van 'quader heldinghen'.
Daarna heeft Lowich Thoers beloofd erop te commeren. En
Lowich is gewezen het geld tot de tijd toe dat hij 'compt(?) en zegt dat er
reden was 'om dat nyet gescyen en soude'.
1525, 01 juni. P. 88
Jan Ruttens heeft voor meier en schepenen geld en koren
gezet voor Jan Thoors van Hasselt om hem de jaarlijkse pacht te betalen met het
kapitaal. Altijd op protestatie om te voldoen als voor.
1518, zonder datum. P. 89
Margriet Ruttens wil getuigen horen die bevestigen dat
zij de naaste erfgenaam is van de goederen die zijn gebleven na de dood van
Rutten Ruttens van Corsel. Ze richt zich tot Hubrecht Ruters en Lambrecht Van
Heesacker. Dezen 'dragen opt vermet' voorschreven dat Magriet Ruttens
voorschreven de naaste erfgenaam is vanwege de moeder van Rutten voorschreven
'oft alsoe nae als yemant syn mochte'.
1517, 23 april. P. 92
Janneke Cleersnider met haar vrienden 1) en de vrienden
van Art Geerts 2) maken een akkoord betreffende het ongeval van Mathys
Cleersniders zaliger. Ze maken ervoor 'peis ende vree' zoals volgt.
1) Ze zullen zetten een kruis vier voeten boven de aarde
hoog en dat zullen ze zetten op de plaats waar het de vrienden believen zal.
2) Daarna zullen ze 'dat cloester gebedt' doen en daarvan
'besceyt' brengen zoals dat hoort.
3) Ze zullen 7 rinsgulden geven die gebruikt zijn voor de
begenkenis (begrafeniskosten).
4) De 'mesdadige' gaan met de voeten een weg tot Sint
Joris(?) en daarvan moeten ze een bewijs meebrengen dat voldoende is voor het
recht.
5) Nog een weg naar de Heilige Bloy in Vissennaken en
daarvan ook een bewijs meebrengen.
6) Ze zullen doen celebreren een weekmisse in de kerk van
Corsel gedurende een jaar ter ere Gods en zijn heilige vijf wonden.
7) Ze zullen geven 20 rinsgulden voor een weg naar Roeme,
te betalen in 3 keer, zoals dat volgens het recht hoort.
Over dit akkoord hebben drie goede mannen gesproken,
namelijk Art Gielis, Lowis Nys en Wilbort Terween(?), dat dit zal verborgd
worden volgens het Brabants recht en daarvoor zetten goede waarborg 'ende dat
te houden op zoen breken ende op vrebreken'.
Wilbort Nijs alias Herien heeft beloofd al de voorgaande
punten te voldoen en hij heeft zich daarvoor 'pandich' gegeven buiten het huis
en binnen het huis zonder enig breken.
1521, 27 juni. P. 100
Peeter Stevens is borg geworden van alle kosten en lasten
die gemaakt zijn en worden in de zaak aangaande Marie Wouters, Heylwich Wouters
en Cleyn Marie Wouters 1) en Loeyken Wouters 2) voor de cancelier van Brabants.
1521, 27 juni. P. 101
Letter A.
Anna Wouters heeft een momber begeerd en Peeter Maechs
werd haar gegeven met recht. Anna heeft hem afgevaardigd om alle zaken te
regelen aangaande het proces dat aanhangig is voor de kanselier van Brabants.
Jan Ruttens van Coersel is borg geworden voor alle kosten
en lasten aangaande Anna en haar medegeringen 1) en Geert Leysens 2).
Hier staat de letter B.
Marie Wouters met haar momber en zoon Gheert Wouters en
Cleyn Marie Wouters met haar momber Peeter Maechs en Heylwich Wouters met haar
momber Goesen Claes hebben beloofd dat ze Peeter Stevens van deze borgtocht
zullen ontlasten.
1519, 06 juni. P. 100
Marij Goens begeerde een momber en haar werd haar broer
Henrick Goens geleverd met recht.
Daarna heeft Mary voorschreven met haar momber haar tocht
opgedragen aan Willeken Brans van een huis met een wermoeshofje met
'uutfansse'. Daarna heeft Willeke Brans zijn goederen ontvangen en nu tocht en
erf samen zijn, heeft Willem deze goederen opgedragen aan zijn zuster. Deze
zuster is erin gegicht en gegoed met alle vormen van recht.
1525, 01 juni. P. 101
Peeter Leysen en Dierick Thielmans als erfman van een
straat waarover een geschil is 1) en Peeter Vanden Houte 2). Het gaat om een
straat gelegen aan 'den Eerdenwech' in Coersel, die grenst aan Vranck Vanden
Hove Z en dezelfde Dierick voorschreven N. Ze kwamen overeen dat ze
'malcanderen leyen sullen ende hon selffs hemsel oft gader houden sal'.
1519, 08 september. P. 102
Mathijs Moens (onleesbaar, zie hierna) heeft opgehouden
en ontvangen al de goederen die hier sorteren en die hem aangestorven zijn na
de dood van zijn ouders. Hij is erin gegicht en gegoed met alle vormen van
recht.
1519, 08 september. P. 102
Mathijs Moens voorschreven heeft geleend en een pand
gezet aan Jan Ponderneys, namelijk een hof gelegen in Gestel. Mocht dit pand
niet sterk genoeg zijn, dan zal hij het goed genoeg maken tot behoef van Claes
Geris. Hij heeft hem opgedragen met recht.
1519, 24 november. P. 103
Jan Van Moelstey heeft als borg gezet voor de schepenen
al zijn erfgoederen in Corsel gelegen dat hij zijn renten trekken mag die zijn
mombers voor de schepenen gezet hadden, indien iemand daarop met recht spreken
wou.
1519, 20 november. P. 103
Wouter Rogiers en Lowich Thoors hebben zich verbonden op
10 philipsgulden dat elk van hen nemen zal een secretaris in Loven om de
uitspraak te doen van de twist of het geding die ze tegen mekaar hebben in de
Brabantse bank. Als deze secretaris niet wilde uitwijzen, zullen Wouter en
Lowich een 'camer vonnis' nemen van de heren schepenen van Loven.
1520, 09 februari. P. 103
Wouter Rogiers klaagt en heeft 'ghestalt' en wenste een
momber, namelijk Goswyn Claes van Linchout. Wouter heeft al zijn goederen die
hier onder de heer koning liggen verbonden en als pand gezet met zijn door het
recht geleverde momber Goesen Claes voor de pacht ende cijns zoals Art der
Mulder van Coirsel voor de schepenen van onze heer voorschreven gezet had aan
die het toebehoorde.
1520, 12 januari. P. 104
Marge: het is gekweten en
afgelegd op 27 april 1525.
Gij heren, gij zult weten dat Henrick Vanden Bosch of
vanden Scrieck van Coersel, wettige man van Katharijn Matheuwis dochter van
Henrick Matheeuwis, van de H. Geestmeesters van Sint Jan Baptisten binnen Diest
20 rinsgulden (de rinsgulden aan 20 stuivers Brabants) ontvangen heeft op
voorwaarde dat hij voor recht en schepenen beloven zal op zijn kost dat hij
volgend jaar op Sint Pauwelsdag 1521 de armen van Sint Jan in Diest
voorschreven schadeloos en kommerloos van alle lasten zal leveren een mudde
rogge Diester maat. Nog is voorwaarde dat indien hij deze voorschreven 20
rinsgulden niet aflegt aan de mombers voorschreven binnen het jaar met volle
pacht, belooft hij dat hij voor meier en schepenen goede vaste en losse
Brabantse panden zal stellen voor het mud rogge voorschreven. Dit mud moet
altijd los van alle lasten in Diest geleverd worden. Dit gebeurde in 1520 op
Sint Pouwelsavond.
1520, 19 april. P. 107
Jan Convints van Coersel heeft ontvangen van Lysbeth, de
huisvrouw van Michiel Vanden Mortel, 20 Brabantse rinsgulden op conditie en
voorwaarde dat Jan haar die zal teruggeven op Sinte Servaesmisse 1521 met een
mud koren. Mocht Jan dit niet doen, dan heeft hij voor meier en schepenen
beloofd dat hij aan Lysbeth voorschreven een mud rogge jaarlijks zal gichten en
goeden aan panden die volgens het recht voldoende zijn.
1520, 23 augustus. P. 110
Wilbort Van Postele van Coersel bekent dat hij 10
rinsgulden ontvangen heeft uit handen van Jan Knaep op Sinte Gheertruytdag
laatstleden. Voor deze 10 rinsgulden zal hij een half mud rogge geven binnen
het jaar en het geld op dezelfde dag volgend jaar teruggeven. Wilbort belooft
dit op uytpenningen en op sheeren boete. Eventueel zal hij panden stellen die
volgens het recht voldoende zijn.
1520, 20 september. P. 111
Heer Lenart, priester, begeerde een momber en hem werd
met recht Jan Ruttens van Coersel toegewezen om zich in het recht mee te
behelpen.
1520, 30 september. P. 112
Doorstreept en vacat in de marge.
Loowich Ruttens heeft bekend dat hij 8 rinsgulden
ontvangen heeft van de goederen van Pouwels Willems, want hij heeft een
schuurke gekocht voor 8 rinsgulden. Lowich belooft daarvan 10 stuivers
jaarlijks te geven aan Stijnken, de dochter van wijlen Pouwels voorschreven.
Hij belooft voor schepenen dat hij binnen 2 jaar de 8 rinsgulden zal afleggen
met volle rente of hij zal voldoende panden stellen.
1520, 20 augustus. P. 112
Gheert Claes van Coirsel bekende dat hij ontvangen heeft
20 Brabantse rinsgulden uit handen van Jannes Op Straet. Hiervoor zal hij 25
Brabantse stuivers jaarlijks geven of het geld teruggeven met volle rente op
Sinte Peeters dach cathedra of voldoende panden stellen. Daarvoor staat hij garant.
1520, 03 november. P. 113
Doorstreept. Vacat in marge.
Peeter Stevens bekent dat hij van Jan Ruttens 20
Brabantse rinsgulden ontvangen heeft (de rinsgulden voor 20 stuivers, het
vueryser voor 9 placken). Hij zal er jaarlijks een mud rogge voor geven met
valdag op Sinte Hubrechts dag. Hij heeft ervoor voor een periode van 2 jaar
borgen voor gezet: Aert Stevens en Nys Stevens en Peeter zelf. Peeter belooft
dat hij aan Jan zijn geld zal teruggeven met volle pacht binnen 2 jaar of
voldoende panden stellen.
1518, 20 mei. P. 115
Maerten Van Stakenboirch heeft 2 getuigen voor de
schepenen gebracht. Hij wil dat ze getuigenis afleggen of Maerten niet het
naaste levende familielid is van Rutten Kenens.
Heer Heinric Wouters getuigt op zijn borst en Hube Ruters
op zijn eed ten heiligen dat ze weten dat Maerten Stackenborch de naaste
levende is vanwege Rutten Kenes komend van zijn ouders of zo na als iemand. Ze
weten niet van een nauwere verwant van de zijde van Rutten.
1518, 18 februari. P. 116
Magriet Ruttens heeft ingezet om te proeven dat Rutten
Kenens en Magriet Ruttens zuster en broeders kinderen waren en dat zij nu de
naaste levende van 'dier clochten' is, namelijk van de halve goederen. Ze zegt
ook dat ze beiden van het wettige bed waren.
Hierop hebben goede mannen getuigd, namelijk Hubrecht
Ruters en Lambrecht Van Heesacker, en ze blijven bij hun eed.
1518, 18 februari. P. 116
Magriet Ruttens heeft als momber Jan Van Moelstey gezet.
Daarna heeft ze deze Jan gemachtigd om te doen en te laten of ze zelf
tegenwoordig was.
1521, 07 februari. P. 118
Peeter Pastenaeck van Diest verzocht voor meier en
schepenen een momber omdat hij 'clerck' was en hem werd met recht meester Jan
Liebens toegewezen.
Vervolgens heeft Peeter Pastenaeck de voorschreven
meester Jan Liebens gemachtigd om alles te doen wat in het recht moet gedaan
worden.
1521, 25 april. P. 119
Peeter Steners/Stevens met zijn wettige huisvrouw Magriet
en zijn zwager Henrick zoon van Smolders bekennen dat ze ontvangen hebben van
Jan Vogeleers alias Jannen 30 rinsgulden. Jan betaalde hen er elk jaar 1,5 mud
rogge voor, dat hun vader Henrick der Molder gekocht had van de kinderen van
Mathijs Rutten. Peeter en Henrick schelden Jan van alles kwijt. Ze zijn goed
betaald.
1521, 25 april. P. 120
Marie Wouters heeft voor schepenen in de bank twee borgen
aangebracht, namelijk Henrick Houssen en Jan Beckers. Ze hebben zich verbonden
binnen en buiten het huis voor alle kosten en lasten die haar zouden toekomen
vanwege het geding dat hangt voor de schepenen tegen Jan Hillen den Jonge.
Vervolgens heeft Marie Wouters met haar momber gemachtigd
Gheert Leysens om haar zaak te dienen die hangt tegen Jan Hillen, alsof ze er
zelf bij was.
1521, 25 april. P. 120
Gielis Binnemans heeft voor deze schepenen en voor de
laten in de hof van de heer van Everboer gesteld en gezet op beleytenisse een
beemd geheten 'den Maerpaet'(?), voor de onmondige kinderen. Hij is gelegen op
'die Lake' en grenst Geert Jannen O, dezelfde Gielis voorschreven W. Gielis zet
die tot de tijd toe dat de kinderen van Goevaert Brugmans meerderjarig zijn.
Daarna zullen ze zelf voor het recht komen en hun oom Gielis voorschreven
kwijten.
1521, 25 april. P. 120
Henrick Tys en Jan Binnemans hebben Gielis voorschreven
beloofd dat indien hij last of hinder hiervan zou krijgen, dat ze hem deze
lasten zullen helpen dragen.
1521, 21 april. P. 122
Wouter Rogiers heeft een momber verzocht en hem werd met
recht Jan Slegers toegewezen.
Wouter voorschreven met zijn momber heeft gesteld 2 mud
rogge jaarlijks die hij gelden had aan panden van Lowich Thoors in Coersel tot
het einde van de zaak hangend tegen Merten Scakenborch, voor de kosten die
gemaakt zijn en nog zullen gemaakt worden.
Lowich Thoors heeft de borgtocht opgezegd die hij voor
het recht gedaan had aan Peeter Bystermans, Jan Scakenborch met hun
medegeringen.
1525, 06 april. P. 123
Doorstreept.
Jan Gielis van Linchout heeft bekend dat hij betaald is
van het half mud rogge dat Pouwels Vrancken, de schoonzoon van Jan Smeets van
Coersel, hem moest geven. Jan Gielis kreeg het kapitaal terug en is van alles
betaald. Pouwels had het geld op borg gehaald van Jan. Jan kwijt Pouwels en
zijn borgen ervan en hij of zijn nakomelingen zullen er nooit nog over spreken.
1522, 15 juni. P. 125
Claes Thys van Hechtelt en zijn neef Claes Giels ook van
Hechtel bekennen dat Claes Giels voorschreven een beemdje gekocht had gelegen
aan 'den Molenslach' van de kinderen van Claes Vander Hoeven voor een bepaalde
som.
Claes, de zoon, verscheen voor de schepenen en hij
verklaart dat hij goed betaald is en hij belooft dat hij zijn neef Claes Giels
hiervoor nooit meer zal lastig vallen en ook niet van andere zaken die tussen
hen hangen, maar altijd goede vrienden te blijven.
1521, 20 februari. P. 126
Jan S...ters van Coersel bekent dat hij van Aert Van Post
20 rinsgulden Brabants ontving (de ingelot voor 3 rinsgulden, de rinsgulden
voor 20 stuivers enz.). Jan belooft dat hij aan Aert panden zal stellen voor een
mud rogge jaarlijks.
1521, 06 mei. P. 127
Lysbeth Valentyns huisvrouw van Coirsel wenste een
momber. Haar werd met recht Peeter Maech toegewezen.
1522, 01 mei. P. 127
Doorstreept en 'vacat' in de marge.
Jan Ghysen van Coersel bekent dat hij 25 rinsgulden
ontvangen heeft van Wouter zoon van Vranck Vanden Hove. Hiervoor zal hij
jaarlijks een mud rogge gevel met valdag op 1 mei. Jan belooft het geld binnen
het jaar terug te betalen of hij zal voldoende panden zetten. Mocht Wouter het
geld nodig hebben, dan moet hij Jan daarvan een maand voor de valdag op de
hoogte brengen.
1525, 27 april. P. 127
Doorstreept.
Henrick Berten van Coirsel heeft uit handen van Cristijn
Hueveners van Coersel 30 rinsgulden ontvangen (9 cronen van elk 2 rinsgulden,
de gouden gulden voor 29 stuivers, de ducaet voor 41 stuivers, de ingelot voor
3 rinsgulden 6 stuivers, de cleyne keysers gulden voor 22 stuivers). Henrick
zal voor dit geld jaarlijks 36 stuivers geven met valdag op Sint Pauwelsdag in
januari. Henrick belooft het geld binnen 3 jaren terug te geven met volle rente
of hij zal goede panden stellen ervoor. Mocht Henrick sterven, dan zal het geld
betaald worden met al zijn roerende en onroerende goederen.
1522, 15 mei. P. 128
Merten Van Stakenborch heeft joncker Aert van Horion
gemachtigd, om te winnen en te verliezen alsof Merten zelf aanwezig was, tegen
Jan Van Stakenborch en Walterus Rogiers. Dit is gebeurd met recht.
1522, 05 juni. P. 128
Merten van Stakenborh heeft een borg gesteld voor alle
onrechtvaardige kosten die hij hebben zal of gehad heeft tegen Walterus Rogiers
en Jan van Moelstede, namelijk joncker Aert van Horion.
1522, 55 juni. P. 128
Walterus Rogiers heeft borg gesteld zijn vierendeel van
de molen van Coersel voor alle onrechtvaardige kosten die hij zal lijden en
geleden heeft tegen Merten van Stakenborch.
1522, 26 juni. P. 129
Geen naam genoemd heeft een momber gewenst en hem werd met recht Jan Van Moelstede
toegewezen om haar mee te behelpen in het recht tegen Jan Ruttens van Coersel.
1525, in de paasdagen. P. 129
Henrick Moens heeft voor schepenen geld gezet voor Jan
Knapen van Coersel, namelijk 20 rinsgulden.
1522, 06 juli. P. 130
Jan Rutters heeft gemachtigd Jan Gielis van Lummen om
zijn zaak te verantwoorden tegen Walterus Rogiers met zijn medegeringen.
Op het jaargedinge na Sint-Jansdag. P. 130
Aert der Molder van Coersel heeft uit de hand gezet voor
Jan Rutten 8 mud rogge en 3 halster en nog 3 rinsgulden.
Daarna heeft Jan Ruttens het voorschreven goed als borg
gesteld met Jan Huben en Jan Dillen. Indien blijkt dat Jan Rutten ten onrechte
'boerde ende hoeve', beloven de borgen dat met recht wederom te keren met alle
kosten en lasten.
Jan Rutten heeft beloofd zijn borgen te ontlasten indien
ze last zouden krijgen.
1522, 11 september. P. 131
Wouter Rogiers heeft mombers gewenst en hem werden met
recht Henrick Moens, meier in Ghennix, Jan van Moelstede en Peeter Maechs
geleverd.
1522, 11 september. P. 131
Wouter Rogiers en Jan Van Moelstede hebben zich als borg
gesteld met al hun goederen en erfgoederen gelegen in Coersel voor de kosten en
lasten die er komen in een geding en twist tegen Jan Ruttens van Coersel.
1522, 02 december, op het jaargeding. P. 131
Geertruyt SDoven van Coersel heeft gemachtigd haar neef
Goevaerd van Nukel om al haar zaken te voeren die ze in het recht mocht nodig
hebben nu of later.
Tevens heeft ze zich vermomberd met dezelfde Govaerd om
haar zaken te vervolgens alsof ze aanwezig was.
1522, 16 oktober. P. 132
Jan Ruttens heeft als borg Lowich Ruttens gezet voor de
hootvaert die gespannen was tegen Wouter Rogiers en Jan Van Moelstede.
Walterus Rogiers en Jan Van Moelstede hebben zich
verborgd met 1 gouden gulden en 9 stuivers en 12 stuivers voor 'tscrufgelt' (schrijfgeld?
Waarschijnlijk staat de u voor y). Walterus heeft met zijn momber beloofd
dat hij de schepenen zal ontlasten van alle kosten en lasten van de 'hootvaert'
voor zover ze hem aangaan tegen Jan Ruttens voorschreven.
1522, 16 oktober. P. 133
Henrick Boochmans is met recht momber geworden voor de
onmondige kinderen Anna, Dingen en Heynke, wettige kinderen van wijlen Peeter
Boochmans.
Jan Boochmans is met recht momber geworden voor de
gezusters Lijsbeth en Marie, wettige kinderen van wijlen Henrick Boochmans.
Daarna kwamen deze kinderen met hun voorschreven mombers
en ze hebben gekweten en bekend dat ze betaald zijn van een jaarlijkse rente
die ze gelden hadden aan panden van Aert Vanden Houte van Coersel. Dat ging om
2 philipsgulden jaarlijks. Het kapitaal ervan bedroeg 50 rinsgulden eens.
Henrick en Jan Boochmans als mombers voorschreven hebben
beloofd voor de onmondige kinderen altijd garant te staan indien Aert of zijn
nakomelingen hiervan enige last zouden ondervinden.
1523, 16 april. P. 135
Magriet Scriecks heeft een momber gewenst en haar werd
met recht haar wettige zoon Gielis toegewezen.
Vervolgens bekennen Magriet Scriecks met haar momber
Gielis en Reyner Scriecs en Gielis Criecs voorschreven als erfman dat ze
schuldig zijn aan Jan Bonemans (Borremans?) 1 rinsgulden jaarlijks aan
huis en hof gelegen in Coersel op 'Genen Scrieck', die grenzen aan Jan Reyners
O, 'die personagie' west. Deze rinsgulden mogen ze afleggen met 18 rinsgulden
eens. Indien Jan een betaling mist, mag hij komen klagen en procederen totdat
de zaak oud genoeg zal zijn van genachten en dan zal hij komen tot de panden
voorschreven als zijn eigen erf en goed. 'Over dertich jaren ende dagen so
heeft dit gestaen. Wij wael dat die vorschreven bekinnen is nu geschiet'.
1523, 27 augustus. P. 136
Aert Reyners van Coersel, die vroeger huurder was van de
molen van Coersel, heeft voor schepenen gezet voor degenen die daartoe recht
mochten hebben 9 mud rogge min 2 halster en 3 rinsgulden.
1523, 10 oktober. P. 137
Aert der Molder van Coersel alias Reyners bekent dat hij
ontvangen heeft 25 rinsgulden van Mathijs Huevenner. Hij zal hem daarvoor
jaarlijks 1 mud rogge geven. Hij zal het geld teruggeven binnen een jaar of
voldoende panden stellen. Hij heeft de goudgulden gegeven aan 30 stuivers en de
philipsgulden aan 27 stuivers.
1523, 03 december. P. 137
Jan Covints van Coersel heeft met recht voorgesteld een
'onbedingden thoen' tegen Jan Beckers. Hiervan heeft Beckers konde en dag gehad
van de bode Jaspar Wellens. Jan Roesboom getuigt op zijn eed en zegt dat Jan
Covints voorschreven Inden Ingel in Diest aan Jan Beckers de erfkoop betaald
heeft. Jan Covints gaf zelfs nog 10 stuivers meer opdat vriendschap blijven
mocht tussen de voorschreven partijen.
Jan Lockermans bevestigt de getuigenis van Roosboom
hiervoor.
1524, 18 februari. P. 139
Aert SGraets/Sraets heeft beloofd dat hij noch zijn
nakomelingen ooit nog zullen spreken op de goederen gelegen onder Coersel,
waarvan hij pretendeert rechten te hebben. Aert zal ervan 6 rinsgulden eens
hebben en die heeft hij nu ontvangen uit handen van Jan Haechdoerens.
Daarna heeft Jan voorschreven beloofd dat hij na de dood
van de moeder van zijn huisvrouw 20 rinsgulden eens zal betalen.
1524, 18 april. P. 140
Jan Roesbooms bekent dat hij van Aert Covints 18
rinsgulden heeft ontvangen (de goudgulden voor 30 stuivers, de philipsgulden
voor 27 stuivers). Hiervoor zal hij jaarlijks 6 halster koren geven. Jan
belooft het geld terug te betalen op Sinte Mathijsdag eerstkomend in februari
met volle pacht of hij zal voldoende panden zetten.
1524, 06 oktober. P. 142
Vaes van Kermpt van Peer heeft Peeter Stas gemachtigd om
zich in het recht mee te behelpen, te winnen en te verliezen wat hij in het
recht zal te doen hebben alsof hij zelf aanwezig was. Hij werd aan Vaes
toegewezen met recht.
1524, 10 november. P. 143
Jan Covints van Coersel heeft zich verbonden voor meier
en schepenen en beloofd op zijn eed om niet van de hand te doen beesten en
have, namelijk 5 koeien en 5 andere beesten, 2 paarden, 50 schapen en alle
andere roerende goederen die hem toebehoren, totdat hij Jan Op Straet tevreden
gesteld heeft in afkorting van de schuld die hij voor de schepenen heeft
bekend. Of hij moet binnen 15 dagen zo'n borg stellen dat Jan ermee tevreden
is.
1524, 15 december. P. 143
Jan Covints heeft beloofd te betalen aan Heyloff Int
Molenyser van Diest 28 rinsgulden min 14 stuivers en een half mud koren. Dit
zal hij in twee keer terugbetalen: de helft op Pasen eerstkomend en de andere
helft op Sinte Petersdag in de 'oochtmaent'. Als Jan de eerste termijn niet
betaalt, zal zowel het geld als het koren gevallen zijn. Jan belooft zich
hieraan te houden 'op uytpenninge' op hem en op al zijn goederen alsof het met
recht verworven was. Jan belooft een of twee borgen te zetten het volgende
genachte en die moeten zich ook 'pendich' geven.
1525, 09 februari. P. 144
Henrick Jueten van Coersel heeft beloofd om te betalen
aan Hubrecht Cremers als momber van de kinderen van wijlen Aert Voechs 6 rinsgulden
tussen dit en half vasten eerstkomend 'op uytpenninge ende sheeren boete'. Deze
6 rinsgulden zal hij betalen voor 3 mud rogge. Henrick belooft dat hij het
kapitaal waarvan deze 6 rinsgulden afkomen tussen dit en Sint-Jansmisse
eerstkomend af zal leggen met volle pacht.
1525, 09 februari. P. 144
Jan Covints van Coersel heeft beloofd te betalen aan Jan
Ruttens van Coersel de schuld die hij schuldig was, en die gevallen was op
'kermisse' laatstleden, tussen dit en half vasten eerstkomend. 'aengaende der
molen' volgens hun handschrift.
1525, 17 augustus. P. 145
Anna Meyen van Coersel heeft een momber verzocht met
recht. Haar werd Jan Meyen met recht toegewezen om alles te doen wat ze in het
recht moet regelen alsof ze zelf aanwezig was.
1525, 17 augustus. P. 145
De kinderen van Willem Meyen kwamen voor het recht,
namelijk Jan Meyen de zoon, Peeter Meyen, Henrick Meyen, Jenneke Meyen met haar
momber en broer Jan SVoechs en Jan Smeets als momber van zijn huisvrouw Dingen
Meyen. Ze hebben samen gekweten aan Peeter Kenens 1,5 mud rogge en 2 rinsgulden
jaarlijks. Daarvoor hebben ze 69 rinsgulden ontvangen, die hen gemaakt waren
door hun oom Jan Meyen zaliger. Ze zijn goed betaald.
1525, 31 augustus. P. 146
Henrick Jueten van Coersel heeft bekend dat hij schuldig
is aan Jannes van Schoelen wonend in Diest vier jaar lang jaarlijks 15
stuivers, samen 3 rinsgulden. Hij heeft beloofd om deze 3 rinsgulden te betalen
tussen dit en Passen eerstkomend, 'op uytpenningen'....
1525, 05 oktober. P. 146
Gheert Goeyens van Coersel heeft zijn zoon Henrick
Goeyens gemachtigd met recht om alle zaken te regelen alsof hij zelf aanwezig
was.
1526, 01 maart. P. 147
Peeter Meyen van Coersel is borg geworden door zijn broer
Heynke Meyen voor het geld dat voor de schepenen gezet werd voor Heynke
voorschreven uit handen van Jan Aerts van Coersel. Peeter is borg geworden voor
zover het testament van Jan Meyen zaliger vermeldt. Hij belooft dat op hem en
op al zijn goederen.
1526, 17 mei. P. 147
Aert Vanden Eerdenwege bekent dat hij ontvangen heeft uit
handen van Jan Reyners, zoon van Kenen Reyners van Coersel, 100 rinsgulden eens
(de ingelot voor 3 rinsgulden 6 stuivers, de cleyne keysers gulden voor 22
stuivers, de andere keysersgulden voor 33 stuivers, de philipsgulden voor 29
stuivers, 4 rinsgulden, kaerlis stuiver de stuiver voor 1,5 stuiver). Voor deze
100 rinsgulden zal Aert drie jaar lang jaarlijks 5 rinsgulden geven met valdag
op Sinte Servaesdag in mei. Na deze drie jaren zal Aert het geld teruggeven met
de rente of goede en voldoende panden stellen.
1526, 17 mei. P. 148
Doorstreept en in de marge staat: Is gekweten in 1529 op 20 mei.
Jan Smeets en Gheert Claes als kerkmeesters en mombers
van de kerk van het dorp van Coersel met ook de H. Geestmeesters Mathys Valentyns
en Peeter Leysen en Vranck Vanden Hove en Jan Kenens als 'gemeynteneers' van
Coersel hebben bekend voor meier en schepenen dat ze ontvangen hebben in de
naam van de voorschreven kerk 72 rinsgulden eens uit handen van Jan Vander
Horst alias Int Sweert in Diest. Hiervoor zullen ze jaarlijks 4 rinsgulden
geven met valdag op deze datum, namelijk 17 mei. Het geld moet kosteloos en
schadeloos in Diest geleverd worden in het huis van Jan. Het ontvangen geld
bestaat uit 21 ingelotten en een halve. De ingelot wordt gerekend aan 3
rinsgulden 7 stuivers. De voorschreven personen beloven de 4 rinsgulden te
betalen 'op uytpenninge' alsof het met recht was toegewezen. De hofrechten
werden betaald door de kerkmeesters.
1527, 10 januari. P. 152
Doorstreept.
Jan Hillen der Jonge van Beverloe heeft voor schepenen
bekend dat hij ontvangen heeft uit handen van Lysbeth de huisvrouw van Michiel
Vanden Mortel 25 rinsgulden eens. Jan zal er jaarlijks een 'leeu' of 30
stuivers jaarlijks voor geven. Na het jaar zal hij terugbetalen of voldoende
panden stellen met volle rente.
1523, 10 november. Los blaadje.
Gheert Claes met zijn consoorten hebben voor de schepenen
koren en geld gezet om de borgtocht te voldoen die hij gezet had voor Jan
Rutten (voor zover hij gedingd mocht zijn) tegen Wouter Rogiers en Jan Van
Moelstede, volgens de inhoud van het vonnis.
1527, 21 februari. P. 153
Jan Kenens van Coersel heeft beloofd dat hij Peeter
Jacobs zal ontlasten van de borg die Peeter gesteld heeft in 'den leenhoff ende
manscap onser joffrouw van Lummen'. Hij zegt dat hij daarvoor pandt anderhalf
boender land gelegen te Witters in die hoeve, grenzend Lysbeth Lenaerts O en
Witters erve op de drie andere zijden en verder op al zijn andere Brabantse
goederen.
1527, 11 april. P. 154
Peeter Leysen en Jan Wynen, beiden inwoners van het dorp
Coersel, zijn samen borg geworden voor een gevangene geheten Oriaen Wynen. Ze
zijn borg geworden voor al hetgeen dat beide de heren op Oriaen 'gewinnen'
kunnen of iemand anders die hem hebben doen vangen.
1527, 02 mei. P. 155
Merten Van Stakenborch heeft minnelijk met de schepenen
gerekend betreffende geld dat hij voor de schepenen gezet had, namelijk 13,5(?)
rinsgulden. Als alle kosten, lasten en hofrechten afgetrokken waren, hebben de
schepenen aan Merten nog 5 rinsgulden gegeven. Merten heeft de heren en de
schepen bedankt voor hun 'goederthierenheyt' en gekweten. Hij is goed betaald.
1526. P. 155
Heyloff Doven, de wettige huisvrouw van Jan Roosbooms van
Coersel, kwam voor de schepenen 'eer ende voer zij lazers uytgedaen was' en ze
heeft aan haar man Jan Roosbooms toegestaan haar goederen te belasten voor
zover hij het geld dat ervan komt gebruikt om jaarlijkse pacht te lossen die
aan dit goed staat, als hij deze lasten kwijten wil.
1518, 07 mei. P. 164 (jaartal waarschijnlijk een schrijffout)
Jan Gaermans van Coersel heeft beloofd te betalen aan
Hubrecht Prys op 'Pinxten' (Pinksteren) eerstkomend 5 rinsgulden eens en op
Sinte Dionijsmisse eerstkomend nog 3 mud rogge eens. Hij staat ervoor garant
alsof het met alle recht verworven was.
1528, 28 mei. P. 165
Jan Grieten van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen
heeft of schuldig is aan Jan Moens van Beverloe 50 rinsgulden Brabants eens.
Jan Grieten belooft binnen een jaar Jan Moens te gichten en te goeden in 2
rinsgulden en 10 stuivers jaarlijks op panden die volgens het recht voldoende
zijn. Valdag van deze rente is op 1 mei.
1528, in juni. P. 165
In Coersel is gekomen Cristijn Willems, dochter van
Pouwels Willems zaliger, met haar geleverde momber Goesen Wellens. Ze heeft met
haar momber kwijtgescholden aan Magriet, de wettige huisvrouw van Jacob
Boelaers zaliger, 8 rinsgulden die Margriet haar schuldig was. Ze kwijt haar
tevens van alle achterstallen betreffende de ‘tijdinge’ van deze 8 rinsgulden.
1528, 08 oktober. P. 166
Kenen Peters heeft beloofd te betalen tussen dit en
Kerstmis eerstkomend aan Jacob Smeets van Nederpeelt de som van 20 rinsgulden 5
stuivers. Hij beloofde het 'op sheeren boet ende uytpendinge'.
1528, 05 november. P. 166
Doorstreept. Marge: Dit is in de laethof gegoed, ergo vacat.
Jan Hillen der Jonge van Beverloe heeft bekend dat hij
ontvangen heeft van Jan Moens van Beverloe 60 rinsgulden Brabants geld.
Hiervoor zal Jan Hillen aan Jan Moens gedurende 3 jaren 3 rinsgulden jaarlijks
geven met valdag op Sint Jan Baptiste in juni. Hiervoor verbindt Jan Hillen al
zijn Brabantse goederen. Hij zal het geld binnen 3 jaar teruggeven met volle
rente of hem voldoende panden stellen. Mocht Jan Moens in de tussentijd
sterven, dan wil hij dat deze gicht aangelegd wordt voor zijn laatste kinderen.
1528, 03 december. P. 167
Henrick Gheerts van Coersel heeft de hoofdvaart verborgd
die hij had tegen Jan Smeets met Henrick Luyten wonend in Gestel.
Jan Smeets heeft dezelfde hoofdvaart verborgd voor hem
met Jan Moens van Coersel wonend tGheeneycken.
1529, 04 februari. P. 170
Jan Gaermans van Coersel bekent dat hij schuldig is aan
Dionys Wilborts 5 rinsgulden 14 stuivers eens. Jan belooft ze te betalen tussen
nu en Pinksteren eerstkomend op 'uytpenninge' binnen of buiten het huis.
1529, 04 mei. P. 172
Jan Gielis van Linchout, die vroeger meier en rentmeester
was van onze heer de keizer en als hertog van Brabant, heeft gekweten en
kwijtgescholden aan Peeter Theeuwis en Wilbort der Weduwen, voor ons schepenen,
voor hen en op al de onderzaten en inwoners van het dorp Husden, die er nu zijn
en ook hun nakomelingen, al het geld dat getaxeerd is door de 'Cancellier' en
andere heren van de Rade in Brabant. Het geld was gevallen en gerezen tussen de
heer van Lummen als aanlegger 1) en de ingesetenen van Huesden voorschreven 2).
De laatste partij was erin gecondemneerd (veroordeeld) betreffende een heide
gelegen bij Coersel. Jan belooft nooit noch in wereldlijk noch in geestelijk
recht te spreken over deze kosten.
1529, 08 april. P. 173
Doorstreept.
Aert Wynen van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen
heeft uit handen van Jan Vander Horst 72 rinsgulden eens goed gevalueerd
Brabants geld. Aert zal er jaarlijks 4 rinsgulden voor geven met valdag op
datum van heden. Aert belooft dat hij een maand na vandaag goede en voldoende
panden zal stellen voor Jan. Hiervoor bleef borg Peeter Cornelis. Deze jaarlijkse
rente zal Aert jaarlijks betalen los en vrij van enige bede of schattingen of
iets ander te geven.
Dit is gegicht en gegoed, dus vacat.
1529, 22 april. P. 174
Voor meier en schepenen in de vierschaar kwamen Jan
Huben, Jan Ghysen en Gheert Claes omdat ze de borgtocht willen voldoen waar ze
borg voor geworden zijn. Dat gaat om koren tussen Jan Ruttens 1) en Walterus
Rogiers 2) en zoals het vonnis gegeven in Bruesel 'mensie makende is'
(vermeldt). De borgen hebben beloofd op hun eed om hetgeen voorschreven is te
voldoen.
Tevens verscheen Frans Ruttens volgens de belofte die hij
gedaan had.
1529, 20 mei. P. 176
Gheerit Claes van Coersel heeft bekend dat hij uit handen
van Jan Vander Horst van Diest de som van 54 rinsgulden goed Brabants geld
ontvangen heeft (de philipsgulden voor 25 stuivers, de gouden gulden voor 28
stuivers, de stuiver voor stuiver gerekend). Voor dit geld zal Gheerit drie
jaar lang jaarlijks 3 rinsgulden geven en de betaaldag zal zijn op Sinte
Servaesmisse in mei. De rente moet kosteloos en schadeloos betaald worden in
het huis van Jan, zonder dat die er iets van moet geven. Het geld moet binnen 3
jaren met volle rente teruggegeven worden of Gheerit moet goede panden stellen.
Gheerit belooft dit te onderhouden op al zijn Brabantse goederen, roerend en
onroerend 'op pendinghe' binnen of buiten het huis alsof het met recht
verworven was.
1529, 26 augustus. P. 180
Jannes Smeets, schoonzoon van Jan Smeets van Coersel,
heeft zich vermomberd met Peeter Maech van Coersel om hem mee te behelpen met
hetgeen hij in het recht te doen mocht hebben. Hij werd hem toegewezen met
recht.
1529, 29 september. P. 181
Lenaert Thonis van Ecksel heeft met recht gemachtigd Jan
Spuncs en Aert Vanden Eerdenwege om al zijn dingen te bewaren die hij te doen
mag hebben, te winnen en te verliezen, alsof hij zelf aanwezig was.
1529, 21 oktober. P. 181
Henrick Ykens van Gheneboss heeft beloofd om Henrick
Bosmans van Exel te betalen tussen vandaag en Sinte Jansmisse Baptisten
eerstkomend 4 rinsgulden min 4 stuivers op uytpenninge alsof het met recht was
gewonnen. Indien Henrick binnen de twee volgende maanden betaalt, zal Henrick
Bosmans tevreden zijn met 3 rinsgulden eens.
1529, 04 november. P. 181
Reyner Maes heeft beloofd te betalen aan Jan Bruyens van
Diest 5 rinsgulden 12,5 stuivers Brabants geld tussen dit en Kerstmis
eerstkomend. Dat heeft hij beloofd 'op uytpenninge' te betalen.
1529, 02 december. P. 182
Henrick Vanden Hove van Linchout belooft Lenaert Thonis
van Exel 6 rinsgulden te betalen in 3 keren: de eerste op Sinte Peeters ad
vincula 1 augustus eerstkomend, de tweede op Sint-Dionijsdag daarna in oktober
en de derde keer op Kerstmis daarna in het jaar 1531. Als hij de eerste termijn
niet betaalt, zal alles gevallen zijn. Daarna heeft Arnout Morskens in handen
van de schepenen 17 stuivers jaarlijks gezet die Aert gelden had aan panden van
Henrick voorschreven voor Lenaert en 'hij gheeft hem voer den principael'.
1529, 16 december. P. 183
Jan Vander Horst van Diest heeft Gheerit Claes van
Coersel met recht gemachtigd om al zijn zaken te bewaren, te winnen of te
verliezen, alsof hij zelf aanwezig was.
1529, 16 december. P. 183
Peeter der Molder van Coersel heeft voor ons schepenen 6
rinsgulden Brabants geld gezet aan de huisvrouw van Reyner Covints zaliger of
Henrick Moens of degene die ertoe mocht gerechtigd zijn. Dat geld komt van een
erf dat Peeter gehuurd heeft.
Daarna kwam de huisvrouw van Reynder Covints en ze heeft
gewenst het geld te ontvangen op borg en ze zijn haar daarop gegeven: op Jan
Covints zoon van Henrick Schepers. Jan geeft zich 'pendich' binnen of buiten
het huis alsof het met recht was bekomen.
1530, 10 februari. P. 184
Jan Vaes van Cauwelill heeft gemachtigd Jan Spuncs, Jan
Ghielis en Peeter Maech en Govaert Vanden Gracht om al zijn dingen te bewaren
die hij voor dit 'gericht' mocht te doen hebben alsof hij zelf present was, te
winnen en te verliezen.
1530, 10 februari. P. 184
Henrick Berten heeft 25 rinsgulden Brabants geld
ontvangen van Henrick Moens van Coersel. Hiervoor zal Henrick voor een jaar een
mud rogge geven met valdag op datum van heden. Hij zal het geld binnen het jaar
terugbetalen of goede en voldoende panden stellen. (de dobbele ducaet wordt
gerekend aan 4 rinsgulden, de henricus nobel aan 4 rinsgulden, de spaens reael
aan 3 rinsgulden, de goudgulden voor 29 stuivers, de philipsgulden voor 25
stuivers, de cleynen keysersgulden voor 20 stuivers, de stuiver voor stuiver).
1530, 03 maart. P. 184
Lemmen Goeysens belooft te betalen tussen dit en het
volgende genachte 3 rinsgulden 10 stuivers aan heer Gielis Vernyen van Halen,
op 'uytpenninge'.
1530, 17 maart. P. 185
Henrick Vanden Hove van Linchout heeft beloofd te betalen
aan Willem Vanden Hoerne van Diest 45 stuivers eens tussen deze dag en Sinte
Peeterdag ad vincula, de eerste dag van augustus. Henrick belooft dit te doen
op 'uytpenninge' en sheeren boete.
1530, 31 maart. P. 185
Henrick Jueten van Coersel heeft voor de schepenen bekend
dat hij schuldig is aan zijn neef heer Jan Scampaerts 45 mud rogge eens van
verlopen pacht waarvoor hij jaarlijks aan heer Jan 5 mud rogge moest geven.
Henrick heeft ermee ingestemd dat na zijn dood en niet eerder heer Jan
voorschreven deze verlopen pacht mag halen aan zijn roerende en erfelijke
goederen waar hij wenst en waarvan hij het eerst betaling kan bekomen. Mocht
heer Jan sterven voor Henrick, dan willen ze dat de erfgenamen van heer Jan
Henrick zijn leven lang er niet over zullen aanspreken.
1530, 12 maart. P. 185
Jan Wynen van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen
heeft van Jannes Op Straet 27 rinsgulden Brabants. Hiervoor belooft hij binnen
het jaar 30 stuivers te geven met valdag op Sinte Gheertruytdag in maart. Hij
zal ook binnen het jaar het geld teruggeven of voldoende goede panden stellen.
1530, 12 mei. P. 186
Henrick Godens van Coersel heeft bekend dat hij 50
rinsgulden eens Brabants geld ontvangen heeft van Hubrecht Vander Straten.
Henrick belooft dat hij hem binnen het jaar 3 rinsgulden zal geven. Na het jaar
belooft Henrick dat hij Hubrecht het geld zal teruggeven of voldoende panden
zal stellen ervoor. Henrick staat ervoor garant met al zijn Brabantse goederen.
1530, 03 juni. P. 186
Jan Reyners van Coersel heeft voor schepenen beloofd te
betalen aan zijn neef Jannes Reyners 25 rinsgulden eens Brabants geld tussen
heden en vastenavond eerstkomend. Dan zal hij met de 25 rinsgulden eens voor de
rente 25 stuivers betalen. Dit belooft Jan Reyners op al zijn Brabantse
goederen en hij staat ervoor garant.
1530, 03 juni. P. 186
Peeter Kenens van Coersel heeft hem en al zijn goederen
gesteld voor een borg voor 7 rinsgulden eens die Merten Leysen van Huesden
betaald heeft aan Dingen sDoven, de huisvrouw van Peeter Doven zaliger, met
haar kinderen tot de tijd toe dat Peeter de onmondige kinderen voor het gerecht
van Beringen brengt om dan Merten voorschreven van deze 7 rinsgulden te
kwijten.
1530, 23 september. P. 187
Gherit Claes, Jan Huben en Jan Ghysen, inwoners van de
dorp van Coersel, hebben gearresteerd en 'ghecommerd' geld dat voor de
schepenen gezet was voor Walterus Rogiers, Jan Van Moelstede vanwege Jan
Ruttens. De schepenen werden gemaand door de meier en ze hebben gewezen op
correctie dat men dat Jan Metten, bode, zou doen konden. Dat is gebeurd,
verklaarde de bode. Na deze konde hebben de partijen genachten na ghenachten
recht verzocht op hun 'commer'. Jan werd steeds 'voerts gheeyst' om iets er
tegen te 'allegeren', maar er is niemand vanwege hem verschenen. Daarop hebben
de schepenen op correctie van ons hoofd gewezen de partijen voorschreven de 12
rinsgulden te verdelen met korting van de kosten van recht.
1530, 15 september. P. 190
Peeter Beckers van Coersel heeft beloofd te betalen aan
Marie Maechs, dochter van Peeter Maechs, de som van 12 rinsgulden en 12
stuivers met volle rente: 15 stuivers tussen vandaag en Lichtmis eerstkomend.
Peeter belooft dit op 'uytpenninge'.
1530, 12 mei. P. 191
Jan Moors van Loo heeft gekweten en kwijtgescholden aan
Jan Mutsen de 'peys' die ze onder elkaar gemaakt hadden op voorwaarde dat Jan
Mutsen nog zal betalen tussen dit en Sinte Peetersdag 'op omganck' in Beringen
eerstkomend 6 rinsgulden eens.
1529, 17 juni. P. 192
Jan Moors van Thessenderderloor 1) en Jan Mutsen
van Coersel 2) kwamen overeen van een zoene geschied in Uytriecht die Jan
Mutsen aanging. Jan Moors bekent dat al het geld en de 'zoone' betaald zijn
behalve de laatste termijn die vallen zal op Sinte Gheertruydendag in maart
eerstkomend. Dan zullen Jan of zijn erfgenamen en nakomelingen aanvaarden 10
rinsgulden. Van deze 10 rinsgulden zullen afkorten en kwijt zijn 12,5 stuivers
van de twist die ze onder hen beiden hadden.
Zie op de voorgaande pagina.
Nog heeft Jan Mutsen verklaard en gekweten 2
philipsgulden en een halve gouden gulden die ze betaald hebben onder de
schepenen van dezelfde zaak.
1529, 09 september. P. 192
De wettige huisvrouw van Jan Ruttens heeft in de naam van
haar zoon Thyske Ruttens voor de schepenen zeker koren en nog 1 philipsgulden
met een half vueryser gezet om te voldoen van zekere pacht die Jan Ghielis van
Linchout gelden had op een goed dat Jan Ghielis met recht 'uytgewonnen' had
omdat er geen betaling was van erfelijke pacht.
1530, 'die Michaelis'. P. 193
Peeter Kenens en Heyn Kenens bekennen dat ze ontvangen
hebben uit handen van Aert Van Postel van Coersel 25 rinsgulden Brabants geld.
Hiervoor zullen Peeter en Heyn drie jaar lang een half mud rogge en 15 stuivers
jaarlijks geven. Na die drie jaren zullen ze het geld teruggeven met volle
pacht en rente of goede panden zetten. Deze twee personen zijn voor elkaar borg
geworden.
1530, 06 oktober. P. 194
Meeuwis Beckers van Coersel heeft voor schepenen bekend
dat hij uit handen van Aert Van Postel 18 rinsgulden eens ontving Brabants. Hij
belooft daarvoor een jaar 1 rinsgulden te geven. Daarna zal hij het geld met de
rente teuggeven of goede en voldoende panden zetten. Dat belooft hij.
1530, 20 november. P. 194
Jan Ruttens heeft gemachtigd Govardt de meier van
Stockroy, zijn zoon Frans Ruttens en Aert Van Eyck om al zijn zaken te
behartigen die te winnen of te verliezen zijn alsof hij zelf aanwezig was,
hetzij voor deze schepenen als voor ons hoofd en overhoofd waar nodig.
1530, 15 december. P. 196
Henrick Meyen van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen
heeft uit handen van Peeter Van Ham van Coersel 15 rinsgulden Brabants geld. Op
Sint Jansmisse eerstkomend in juni belooft Henrick aan Peeter hiervoor 6
halster rogge te betalen en het kapitaal dan terug te geven of hij zal goede
panden zetten.
1530, 15 december. P. 196
Jan Van Heyst heeft bekend dat hij ontvangen heeft 12
rinsgulden Brabants geld uit handen van Bartholomeeus Beckers van Coersel. Jan
belooft daarvan gedurende twee jaren jaarlijks 3 halster rogge te geven met
valdag op Sint Jan Baptistendag in juni. Na deze 2 jaren zal Jan het geld
teruggeven met de pacht ofwel zal hij goede panden zetten ervoor. Jan mag de
drie halster rogge jaarlijks kwijten met 15 stuivers. Jan belooft zich hieraan
te houden 'op uytpenninge ende sheeren boet'.
1531, 20 april. P. 200
Arnout Vaes van Coersel heeft beloofd te betalen aan
Peeter Elen van Hechtelt tussen vandaag en Pinksteren eerstkomend de som van 18
rinsgulden 7 stuivers eens Brabants geld. Belooft ‘op sheeren boet ende
uytpendinghe’.
1531, 20 maart. P. 200
Geert Claes van Coersel bekent dat hij uit handen van
Aert Van Postelt de som van 18 rinsgulden eens Brabants geld ontvangen heeft.
Hij zal er jaarlijks 1 gulden voor geven gedurende 3 jaren. Daarvoor heeft
Gheerit al zijn Brabantse goederen als pand gesteld. Na deze 3 jaren belooft
Geert dat hij het geld zal terugbetalen met de jaarlijkse rente of goede panden
stellen ervoor.
1531, 20 maart. P. 201
Jannes Van Balen van Coersel bekent dat hij ontvangen
heeft 24 rinsgulden eens Brabants geld uit handen van Aert Van Postel. Hij zal
er 3 jaren lang jaarlijks een mud rogge voor geven. Jannes belooft dat hij het
kapitaal binnen de drie jaren zal terugbetalen met volle pacht of hij zal
voldoende panden ervoor stellen. Jannes heeft al zijn Brabantse goederen ervoor
verbonden.
1531, 04 mei. P. 201
Jan Binnemans van Coersel
heeft 25 rinsgulden gezet voor de schepenen voor zijn neef Jan Reyners om die altijd
te voldoen wat hem in het recht zal toebehoren.
1531, 25 mei. P. 202
Sebastiaen Wynen is borg geworden voor 25 rinsgulden eens
Brabants geld dat Jan Reyners voor de schepenen gezet had voor zijn neef
Jannes Reyners. 15 rinsgulden hiervan zijn gekomen van roerende goederen
('gerede haven') en 10 rinsgulden van een deling. Sebastiaen, borg, geeft zich
'pendich' binnen en buiten huis en op sheeren boet. De 10 rinsgulden die nog
blijken te staan voor de schepenen heeft Reiner weer van de schepenen ontvangen
en hij heeft voor de schepenen al zijn Brabantse goederen als borg gezet.
1531, 19 augustus. P. 204
Gheert Claes van Coersel heeft gesteld en gezet voor hem
en voor Jan Ghysen en Jan Huben al zijn Brabantse goederen die hij heeft voor
de kosten die ze pretenderen te hebben vanwege Jan Van Moelstede en Walterus
Rogiers. Deze kosten zijn zowel voor deze schepenen gerezen als voor de
schepenen van Halen en Loven en indien hij die ten onrechte trok, dat hij die
'te recht weder keeren soude'.
Jan Huben en Jan Gysen beloofden op al hun goederen dat
ze Gheerit zullen ontlasten indien hij hiervan enige kosten zou hebben, volgens
hun portie en gedeelte die op hen mocht komen.
1531, zonder datum. P. 204
Jan Wynen van Coersel heeft bekend dat hij uit handen van
Gielis TFoechts met zijn zusters de som van 25 rinsgulden eens Brabants geld
heeft ontvangen. Daarvoor zullen ze een mud rogge gelden. Hiervoor zijn borg
geworden Oriaen Wynen en Sebastiaen Wijnen dat Jan voorschreven het geld binnen
drie jaren zal teruggeven met volle pacht, los en vrij van kosten en
belastingen. Ze geven zich daarvoor 'pendich' binnen huis en buiten huis also
'sij met allen poenten van recht verhaelt waren'.
1531, zonder datum. P. 205
Driesken Dries van Moelem heeft beloofd aan Jan Wouters
van Exel te betalen 2 rinsgulden binnen 14 dagen en de andere 4 rinsgulden en 6
stuivers tussen dit en Kerstmis. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en
buiten huis.
1531, 07 oktober. P. 205
Willem Vander Worden van Diest heeft voor schepenen als
borg gezet een mud rogge erfelijke rente die hij heeft op en aan de goederen
van de kinderen Swinnen in Coersel voor kosten die vallen mochten vanwege recht
tussen hem en Peter Kenens van Coersel aangaande de gemeynte van Coersel
'vander beyen'(?bijen).
1531, zonder datum. P. 205
Jan der Cremer van Gheen Aerde heeft afgevaardigd,
gemachtigd en voor schepenen volkomen macht gegeven aan Jan Gielis schepen en
Jan Goyens om zijn zaken te bewaren die hij in het recht te doen mocht hebben
alsof hij zelf tegenwoordig was.
1532, 11 januari. P. 206
Driesken Dries van Molem belooft 'op uut pendinck' te
betalen aan Jan der Cremer van Geen Aert 6 rinsgulden tussen dit en vastenavond
en nog 3,5 rinsgulden tussen dit en Pasen en nog 3,5 tussen dit en Pinksteren.
Als Drieske zich aan de eerste betaaldag niet houdt, dan geeft hij voor alles
'pendich oft hij verruyckt ende verhaelt ware met allen pointen van recht'.
1532, 11 januari. P. 206
Jan Gadermans heeft beloofd aan N. N. van Beckevoert 1
rinsgulden tussen dit en vastenavond te betalen en nog 2 tussen dit en Pasen.
Hij geeft zich daarvoor 'pendich'.
1532, 11 april. P. 208
Jan Roesboems van Coersel heeft aan Jenne Vander Horst
beloofd op al zijn Brabantse goederen om Jenne te voldoen en tevreden te
stellen en goede en voldoende laetpanden te zetten wanneer Jenne dat zal
verzoeken. Dat gaat om 6 rinsgulden jaarlijks. Hij geeft zich daarvoor pendich
binnen en buiten huis.
1532, 11 april. P. 208
Jan der Cremer belooft aan Peter Witters van Coersel 'op
uutpendinge...' te betalen aan Jan der Cremer van Gheen Aert 4 rinsgulden
tussen nu en 'Suijlre Merckt' eerstkomend en op sheeren boete.
1532, 16 mei. P. 210
Jan Vanden Put van Coersel heeft beloofd aan Gielis
tFoechs/tSoechs van Diest te betalen tussen nu en de eerste 'dingedach' na de
oogst eerstkomend 6 rinsgulden. Die zijn verlopen van jaarlijkse renten. Hij
geeft zich daarvoor 'pendich' binnen en buiten het huis alsof het met recht was
bekomen.
1532, 16 mei. P. 211
Jaspar Hillen van Coersel heeft uit de hand gezet 10
rinsgulden voor de Armen van Diest.
1532, 27 juni. P. 211
Jan Vanden Put van Coersel heeft beloofd aan Hubrecht
Prys van Diest 9 rinsgulden te betalen tussen nu en 'Zuylre Merckt' 'op
uutpendinge binnen huys ende buyten huys ende op allen zijn brabansche goyen
ende op die boet vander banck etc.'
1532, 11 september. P. 211
Henrick Vaes van Coersel bekent dat hij ontvangen heeft
van Henrick Pyls 'ingeseten porter der stadt van Diest' de som van 28 rinsgulden
Brabants geld. Binnen twee jaren zal Henrick het geld teruggeven of goede
panden stellen ervoor. Altijd met volle pacht, namelijk een mud rogge. De
eerste valdag zal zijn op 'Onser Liver Vrouwen avont' in augustus. Henrick
staat ervoor persoonlijk garant en met al zijn Brabantse goederen. Hij geeft
zich daarvoor 'pendich...'.
1532, 12 september. P. 212
Jan Garmans van Coersel heeft beloofd voor schepenen te
betalen aan Jacop Smeyers van Olmen 2 rinsgulden tussen nu en 14 dagen voor
Kerstmis. Hij belooft het 'op uutpendinge ende op sheeren boet'....
1532, 12 september. P. 212
Aert Vaes van Coersel heeft beloofd dat hij aan Peter der
Molre 8 rinsgulden en 15 stuivers zal betalen tussen nu en Coersel kermis.
Daarop heeft Peter van Ard 2 philipsgulden ontvangen. Peter belooft het ‘op
sheeren boet ende uytpendinghe’.
1532, 10 juni. P. 213
Goris Van Erstwech/Erdtweyge van Coersel heeft bekend dat
hij van Henrick Op den Erdtwich 36 rinsgulden Brabants geld ontvangen heeft.
Hiervoor zal Goris jaarlijks begin maart 2 rinsgulden geven. Goris belooft dat
hij het geld binnen een jaar zal terugbetalen of wanneer het Henrick belieft of
om goede panden te stellen die sterk genoeg zijn. Dat belooft hij op hem en op
al zijn Brabantse goederen en op sheeren boet. Hij geeft zich daarvoor
'pendich' enz.
1532, 10 juni. P. 214
Peter In die Moelen van Coersel heeft bekend dat hij
ontvangen heeft van Peter Van Ham 40 rinsgulden Brabants geld (de cleyne
karolusgulden voor 20 stuivers, de philipsgulden voor 25 stuivers, de
goudgulden voor 28 stuivers, 'dat voerstael' voor 3 blancken gerekend en het
ander geld na advenant). Hiervoor zal Peter In die Moelen jaarlijks een mud
rogge geven en 1 rinsgulden met valdag op de dag van heden. Peter in die Molem
belooft de 40 rinsgulden terug te geven binnen een jaar of goede panden ervoor
te stellen. Dat belooft hij op hem en op al zijn Brabantse goederen en op
sheeren boet. Hij geeft zich daarvoor 'pendich' enz.
Marge: Nota. In 1538 op 1
oktober is Peter der Molre nog eens voor de schepenen gekomen en hij heeft nog
eens op dezelfde manier beloofd om drie jaren lang de pacht en rente verder te
betalen. Hij heeft daarvoor al zijn Brabantse goederen opgedragen.
1531, zonder datum. P. 214
Maes Cremers van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen
heeft van Merten Op Straet 40 rinsgulden Brabants geld. Maes belooft er
jaarlijks 2 mud rogge van te geven met valdag op de laatste dag van mei 1532.
Maes zal dat geld in twee keren afleggen en hij belooft dat hij het geld zal
teruggeven binnen 3 jaren met volle pacht of om goede panden te stellen. Hij
staat ervoor garant met al zijn Brabantse goederen.
Marge: Dit is gegoed in
1535 op 8 april.
1532, 18 april. P. 215
Doorstreept.
Mathys Mertens van Stal en Elisabet Mertens met haar
momber Jaspar Seysens hebben bekend dat ze ontvangen hebben van Loywych
Boellaerts de som van 20 rinsgulden Brabants geld. Daarvoor beloven ze
jaarlijks een mud rogge te geven of de halster te betalen met 5 stuivers.
Valdag op dag van heden. Ze beloven het geld binnen een jaar terug te geven met
volle pacht of om voldoende panden te stellen 'op uutpendinge' enz.
Rechtermarge: Deze 20
rinsgulden heeft Neel, Peter Cornelis natuurlijke zoon, aan Leeken de zoon van
Loijich Boelarts teruggegeven. Leeke Bolarts heeft Neelen als man en momber van
Lysken Mertens en Mathys Mertens het geld gekweten. Mathijs belooft aan Neel
van de helft een jaar lang een half mud rogge te geven en dan het geld terug te
geven of pand te stellen.
1531 op Sinte Mertens dach. P. 215
Gielis Scrixs van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen
heeft van Jan Laerman 14 rinsgulden en een halve Brabants gevalueerd geld.
Hiervoor zal hij hem een half mud rogge geven met valdag op deze datum. Gielis
belooft het geld terug te geven binnen een jaar met volle pacht of om voldoende
panden te stellen op hem en op al zijn Brabantse goederen. Hij geeft zich
daarvoor 'pendich' enz.
1531, 30 mei. P. 216
Marge: solvit anno 1537. Doorstreept.
Jan Van Hoesden wonend in Coersel heeft bekend dat hij
ontvangen heeft van Jan Aerts van Coersel de som van 10 rinsgulden Brabants
geld. Jan belooft aan Jan Aerts daarvoor een half mud rogge te geven en de
'hootpenningen' binnen het jaar terug te geven. met volle pacht of hij zal er
goede panden voor stellen. Hij staat ervoor garant op hem en op zijn Brabantse
goederen en hij geeft zich 'pendich binnen huys ende buyten huys oft met alle
poeinten van recht verhaelt was'.
1531, laatste dag van sporckel. P. 216
Henrick Moens van Coersel bekent dat hij ontvangen heeft
van Aert Convens eerste kinderen, die hij van Cristina Valentyns had namelijk
Valentijn, Henrick, Elisabeth en Jan, de som van 54 rinsgulden Brabants geld.
Henrick zal aan de voorschreven kinderen hiervan jaarlijks 3 rinsgulden geven
die vallen 'ad vincula Petri'. Henrick zal het geld binnen 2 jaren teruggeven
aan de kinderen met volle pacht. Hij staat ervoor garant met al zijn Brabants
goederen. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het
met recht bekomen was.
1531, zonder datum. P. 217
Jan Vanden Put heeft beloofd dat hij aan Jacop Van
Hechtel zal betalen op uutpendinge binnen huis en buiten huis 6 rinsgulden en
13,5 stuivers tussen nu en het genachte.
Geen jaartal, 17 oktober. P. 218
Driesken Dries van Coersel heeft voor de schepenen bekend
dat hij schuldig is aan Jan Mutskens van Coersel 5 rinsgulden en 7 stuivers. Jan
Dries belooft aan Dries Jan te betalen daarvan binnen 15 dagen 3
rinsgulden en de rest binnen 6 weken. Drieske belooft dat te doen en hij geeft
zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen
was..
1532, 25 oktober. P. 218
Marge: dit is gegoed in
1536.
Jan Binnemans van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen
heeft uit handen van Henrick Thys van Hechtel 25 rinsgulden Brabants gevalueerd
geld. Hiervan belooft Jan aan Henrick jaarlijks gedurende 3 jaren met valdag op
Sinte Dyonysdag 28 stuivers te geven. Jan belooft dat op al zijn Brabantse
goederen en op boet van de bank. Op het einde van de 3 jaren zal Jan het
kapitaal met de volle rente teruggeven of voldoende panden stellen ervoor.
1532, 14 november. P. 219
Lysbet Michiels 'portersse' van de stad van Diest heeft
Jan Goyens van Coersel gemachtigd om alles te doen wat ze hier buiten vrijheid
ter Brabantse aarde mocht te verliezen of te winnen hebben en hij moet alles
doen wat ze zelf zou doen indien ze present was. Hij moet dat doen totdat de
vrouw deze machtiging opzegt.
1532, 03 november. P. 220
Jan Vanden Put van Coersel heeft beloofd aan Hubrecht
Vander Straten te betalen op uutpendinge 7 rinsgulden en 18 stuivers tussen dit
en Kerstmis.
1532, 03 november. P. 220
Jan Vanden Put heeft beloofd te betalen op uutpendinge en
op de boet van de bank aan Jan De Cremer van Gheen Aert 7 rinsgulden en 15
stuivers tussen dit en Lichtmis.
1532, 03 november. P. 220
Peter Van Ham van Stal bekent dat hij ontvangen heeft 10
rinsgulden van Peter Vorsters. Hij zal hem daarvoor 10 stuivers geven en voor
het jaar om is goede panden stellen of het geld met de intrest teruggeven. Deze
belofte heeft Peter Vorsters ontvangen voor zijn kinderen. Valdag nu
Sint-Jansmisse over een jaar.
1533, zonder datum. P. 221
Jan Hoefmans van Coersel is borg geworden voor het geld
dat Jan Reniers voor de 'wetht' gezet heeft voor zijn neef Jannes. Jan
Hoeffmans geeft zich daarvoor pendich binnen en huiten huis.
1533, 20 februari. P. 222
Jacop Piparts van Coersel heeft opgedragen een gicht van
een half mud rogge jaarlijks op en aan al zijn Brabantse goederen aan de
erfgenamen van Jan Hoogen zaliger, volgens de belofte die hij voor de schepenen
gedaan heeft. Hij doet er afstand van met recht.
1533, 20 maart. P. 222
Peeter Witters van Coersel heeft beloofd te betalen aan
Geert Pelssers van Hechtelt 12 rinsgulden en 22 stuivers op uuytpendinge tussen
dit en Beloken Pinksteren. Geeft zich HBHB en op de boete van de bank.
1533, 03 april. P. 223
Merten Zegers van Diest heeft gemachtigd en afgevaardigd
Jan Gielis dienaar, Aert Van Eyck, Peter Kenens van Coersel en alle andere
'taelmannen' die tot die tijd in Lumpmen 'vorspraecken' om zijn zaken te
bedingen en te bewaren en hetgeen hij nodig heeft.
1533, 31 mei. P. 224
Henrick Neelens van Coersel heeft bekend dat hij
ontvangen heeft van Heer Jan Neelens, priester in Coersel, de som van 25
rinsgulden Brabants geld. Hiervoor belooft Henrick jaarlijks aan heer Jan een
mud rogge te geven gedurende 3 jaren. De eerste valdag zal zijn op de laatste
mei 1534. Op het einde van deze drie jaren belooft Henrick de 'hoet pinninghen'
(het kapitaal) terug te geven met volle pacht of om goede en voldoende
panden te stellen. Hij staat ervoor persoonlijk garant en ook met zijn Brabantse
goederen en op boete van de bank. HBHB.
Doorstreept. Marge: hiervan is gichte en guedinge gedaan in 1536 op 6 april.
1533, 's zondags voor Sinte Maria Magdalenadag. P. 224
Jannes Smets van Balen wonend in Coersel beeft bekend dat
hij ontvangen heeft van Peter Van Ham van Voertken onder Coersel gelegen de som
van 22 rinsgulden Brabants geld. Hij belooft op al zijn Brabantse goederen dat
hij tegen het einde van het jaar een mud rogge zal geven met het geld
voorschreven of dat hij goede en voldoende panden zal stellen. Hij geeft zich
daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was..
Jannes deed dit met zijn momber Jan Goyens.
1533, 's zondags voor Sinte Maria Magdalenadag. P. 225
Doorstreept.
Wouter Francken van Voertken heeft van Peter Van Ham 11
rinsgulden Brabants geld ontvangen. Hij belooft daarvan tussen dit en Sint
Jansmisse eerstkomend een half mud rogge te geven met het voorschreven geld of
hij zal goede panden stellen. Hij geeft zich daarvoor pendich enz.
1533, 24 april. P. 226
Aert Vaes belooft aan Aert Royen van Peer te betalen 9
rinsgulden en 3,5 stuivers tussen dit en de 4 'Pinxtdage' op uuytpendinge
binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was. Aert beloofde dit
met zijn momber Peter Maechs
1533, 08 mei. P. 228
Jan Vanden Put van Coersel heeft beloofd te betalen aan
Jan Van Olmen of Grieten van Diest 6 mud rogge min twee halster van de panden
tussen nu en een maand eerstkomend 'op uuytpendinge binnen huis ende buyten
huys ende op die boete' van de bank.
1533, 29 mei. P. 229
Meester Jan Liebens heeft Geert Claes van Coersel
gemachtigd en Ard Van Eyck om in het recht alles te doen wat hij in de bank van
Lumpmen ter Brabantse aarde te doen mocht hebben.
1533, 26 mei. P. 231
Aert Van Lanckvelt, inwoner van de stad van Diest, heeft
als man en momber van Chaterynen, de wettige dochter van Peter Maechs, aan
Michiel, wettige zoon van Peter Maechs en broer van Chatryn, verzocht of 'hem
niet kenlyck en ware' toen hij die erfpenningen aan zijn zuster Cathelyne
betaalde dat hij, Michiel, zijn zuster toegaf dat indien zij dit geld weer in
bracht zij weer de naaste van haar goed zou zijn.
Ten anderen begeert Aert voorschreven als man en momber
van Chateryne of Michiel, broer van zijn huisvrouw Chateryne, of hij Aert niet
kennen wou van het voorschreven 'coemmenschap nae lantcoeps rechts'. Dit
allemaal is in handen van de schepenen.
1533, 26 mei. P. 232
Wilhelmus Vander Warden, inwoner en poorter van de stad
van Diest, kwijt heer Jan Binnemans, priester in Coersel, met zijn consoorten
het mud rogge jaarlijks dat Willem vroeger ontvangen en opgehouden heeft op en
aan Ehlen Gielis panden. Hij bekent dat hij daarvan goed betaald is.
1534, 08 januari. P. 233
Jan Vanden Putte van Coersel heeft bekend dat hij
schuldig is aan Aerd Kempts van Hechtel de som van 17,5 rinsgulden Brabants
geld. Hij belooft deze aan Aerd te betalen binnen een maand tijd. Hij geeft
zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen
was.
Tevens belooft Jan voorschreven nog binnen de maand te
betalen aan Aerd de som van 3 rinsgulden tot bewijs van de rekeningen van
zekere huur die hij schuldig was aan Aerds dochter.
1534, 05 januari. Op buyten ghenachten. P. 234
De kinderen van Jan Hillen van Coersel hebben gewenst om
zich te vermomberen, namelijk Oriaen, Jaspar, Marie en Cristijn, gezusters en
gebroers. Jacop Hillen van Beverloe hun oom, Wouter Vanden Hove, Peeter
Cornelis, Jaspar Hillen van Coersel zijn aan de kinderen samen en elk van hen
apart geleverd met recht om hen daarmee in het recht te behelpen wat ze daar te
doen mochten hebben.
1534, 05 januari. Op buyten ghenachten. P. 235
Dinghen Meyen van Coersel heeft haar tocht ontvangen en
is ertoe gekomen met recht. Daarna heeft ze een momber gewenst. Haar werd met
recht Renier Smets geleverd. Daarna ging zij haar tocht af met recht voor haar
kinderen. Daarna ontvingen de kinderen tocht en erf, namelijk Peter, Henrick,
Renier en Anna met haar geleverde momber haar broer Jan Meyen, Dingen hun
zuster met haar onmondig kind Henneke dat als momber genomen had Renier Smets
en Hubrecht wonend achter de kerk in Coersel, de wettige man van zijn moeder.
Ze hebben gelijkerhand en elk van hun apart afstand gedaan van hun rechten op
elkaars deel van hun deling die ze met mekaar maken en ze hebben met hun
mombers beloofd deze volgende deling ten eeuwigen dage te onderhouden zonder er
iets tegen in te brengen. Deze deling is gemaakt en gesloten zoals volgt.
Aan Peter en Henneken Dingens onmondig kind: de vroente
en een bloeck geheten 'dat Nuwe Block' en ze zullen samen nog hebben 20
Brabantse rinsgulden eens na de dood van hun moeder. Dat geld zullen de andere
kinderen betalen, namelijk Henrick, Renier en Anna.
Aan Henrick en zijn broer Renier is in deling gevallen
een beemd geheten 'die Streeck' en nog een stuk land geheten 'die Passie Vijle'
gelegen onder Beringhen. Henrick en zijn broer Renier moeten aan hun zuster
Anna nog ter hulp komen met 20 rinsgulden eens. Hiervan heeft hun broer Jan de
helft ontvangen, namelijk 10 rinsgulden, en de andere 10 rinsgulden zullen ze
Anna betalen na de dood van hun moeder.
Aan hun zuster Anna is in deling gevallen 'den aenseyl'
met de hof daaraan gelegen; nog een bloeck geheten 'het Halff Buynre' en nog
een stukje turfbroek gelegen bij 'die Stall Eyck'. Voorwaarde is, en dat is in
de deling gesloten, dat Anna zal betalen aan hun oudste broer Jan het restant
van zijn erfpenningen die hem in zijn huwelijksvoorwaarden gegeven en toegezegd
waren, namelijk de helft van 75 rinsgulden. Ze moet Jan betalen na de dood van
hun moeder. Nog kwamen ze overeen dat Henrick, de broer van Anna, bij haar
halen mag de helft van de appels en peren die op de hof groeien naast 'den
aenseyl'; Dat geldt voor hem maar niet voor zijn nakomelingen.
Deze drie broers Peter, Henrick en Renier zullen altijd
'hon opgaen ende hon affgaen' hebben tot 'den aenseyl' voorschreven zolang zij
zich 'eenloichelyck' houden (ongehuwd blijven), zonder toezeggen van iemand.
Jan, hun oudste broer, heeft met de voorgenoemde deling
ingestemd omdat hij goed bedeeld is met 'erff penningen', namelijk met 75
rinsgulden eens. De helft ervan heeft hij gehad en de andere helft zal hij
ontvangen na de dood van hun moeder zoals beschreven is. Hij zal nooit nog op
zijn kindsdeel spreken, dat belooft hij op hem en op zijn Brabantse goederen.
Alles is gebeurd in handen van het gerecht. Daarna hebben de kinderen hun
moeder weer in haar tocht gezet met alle punten van recht.
1534, in januari. P. 238
Doorstreept.
Loych Beckers van Coersel zoon van Jan Beckers heeft
bekend dat hij ontvangen heeft vanwege Mari Neelens, weduwe van Jan Neelens, de
som van 60 rinsgulden Brabants geld. Hiervan zal hij jaarlijks 2 rinsgulden een
mud rogge geven dat valt op Kerstmis. Loych belooft dat hij het geld aan de
vrouw zal teruggeven met de rente en de pacht binnen drie jaren of goede en
voldoende panden ervoor stellen. Indien Marie het wenst moeten ze het geld
uiterlijk na de 3 jaren geven. Loych belooft dit op hem en op al zijn Brabantse
goederen. Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof
het met recht bekomen was. Deze belofte heeft heer Jan Neelens, priester,
ontvangen in de naam van en voor zijn moeder Marie Nelens.
1533, 04 februari. Op buyten ghenachten. P. 245
Jan Bortsarts van Kermpt heeft afgevaardigd en gemachtigd
Jan Ghielis dienaar en de meier van Stockroy om zijn recht op te volgen, te
winnen en te verliezen en alles te doen wat hij in het recht te doen mocht
hebben.
1534, 05 maart. P. 248
Anna Moens van Coersel wenste een momber en Peter Reniers
is haar geleverd met recht.
In 1534. P. 248
Henrick Meyen wonend in Voirtken heeft bekend dat hij de
som van 21 rinsgulden Brabants gevalueerd geld ontvangen heeft uit handen van
Peter Van ham. Hij belooft op al zijn Brabantse goederen daarvan jaarlijks een
mud rogge te geven met valdag op Sint-Jansdag eerstkomend. Hij zal het geld met
de pacht teruggeven binnen een jaar of voldoende panden ervoor stellen. Hij
geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht
bekomen was en op de boete van de bank.
1534, 01 maart. P. 249
Willem Geerts van Coersel heeft bekend dat Goyevart
Geerts, zijn oom die woont binnen de stad Diest, schuldig was aan Jan Dillen
van Coersel 150 rinsgulden goed gevalueerd Brabants geld. Hiervan belooft
Willem Geerts voorschreven aan Jan Dillen, op hem en op al zijn Brabantse
goederen, drie jaren lang jaarlijks 9 rinsgulden Brabants te geven, waarvan de
eerste valdag zal zijn op de hoogdag van Pasen. Willem belooft dat hij het geld
binnen de drie jaren zal teruggeven of om hem goede panden te stellen. Hij
geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht
bekomen was en op boete van de bank.
Naschrift:Daarna in 1538
heeft Willem voorschreven weer aan Jan voorschreven beloofd deze voorschreven
rinsgulden nog 3 jaren langer te betalen zoals voor.
1534, 16 april. P. 251
Drieske Dries heeft beloofd te betalen tussen nu en Sinte
Petersdag aan Rutten Van Exel de som van 6 rinsgulden. Hij geeft zich daarvoor
‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was en op de
boete van de bank.
1534, 16 april. P. 251
Doorstreept. In rechtermarge: vacat.
Peter Joris van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen
heeft van Peter Van Ham de som van 21 rinsgulden Brabants gevalueerd geld. Hij
belooft die binnen een jaar terug te geven met de rente van een mud rogge. Hij
geeft zich daarvoor pendich binnen huis en buiten huis.
1534, zonder datum. P. 252
Jan Vanden Put belooft aan Jan Joeris/Joris te betalen 10
rinsgulden tussen nu en de vier pinksterdagen op 'uuytpendinge' binnen huis en
buiten huis.
1534, zonder datum. P. 252
Gielis Scrixs belooft te betalen aan Claes Wilboerts 4
rinsgulden en 4 stuivers tussen dit en Coersel kermis.
1534, zonder datum. P. 252
Jan Vanden Put belooft aan Henrick Tys te betalen tussen
dit en Sinte Petersmisse 17 rinsgulden op uuytpendinge.
1534, zonder datum. P. 252
Putman belooft aan heer Andries Van Hechtelt te betalen
16,5 rinsgulden Brabants geld tussen dit en Sinte Petersdag.
1534, 30 april. P. 252
Goywaert Houtmans heeft beloofd te betalen aan Jan
Peellenders 6 rinsgulden en 8 stuivers binnen 14 dagen op uuytpendinghe.
1534, 11 juni. P. 254
Peter Witters belooft Tonis Witters te betalen tussen nu
en een maand 6 rinsgulden en nog 7 rinsgulden en 5 stuivers tussen dit en
Allerheiligendag. Indien Peter de eerste termijn zonder betalen laat
voorbijgaan, is de volledige som gevallen, namelijk 13 rinsgulden en 5
stuivers. Peter belooft dit op uuytpendinghe.
1534, 25 juni. P. 255
Doorstreept.
Peter Meyen van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen
heeft van Joris der Sceeper(?) 25 rinsgulden Brabants geld. Hiervoor zal hij
voor een jaar een mud rogge geven en dan het geld teruggeven met het
voorschreven mud rogge, dat valt op Sint-Jansdag 1535. Hij geeft zich daarvoor
‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was en op de
boete van de bank.
In 1636 heeft Peter Meyen op 13 februari aan, Joris
voorschreven weer beloofd dat hij op Sint-Jansdag 1356 1 mud rogge zal geven.
In 1534. P. 255
Jan Moneten van Beverloe heeft bekend dat hij 30
rinsgulden ontvangen heeft van Marie Neelens weduwe van wijlen Jan Neelens
zaliger. Jan belooft Marie ervoor jaarlijks rente te geven gedurende drie
jaren: een half mud rogge en 1 rinsgulden. Hij heeft daarvoor als borg of als
pand gezet een helft van een wijer gelegen tussen Coersel en Beverloe. Geert
Claes is hier borg voor geworden indien ze niet zou betaald worden. Hij geeft
zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen
was en op de boete van de bank.
1534, geen datum. P. 256
Henrick Berbelen belooft te betalen aan Henrick Roesboems
4 rinsgulden en een halve tussen dit en Sint Petersdag ad vincula op
uuytpendinge.
1534, geen datum. P. 256
Merten Goris inwoner van de stad Diest heeft gekweten en
kwijtgescholden aan Henrick Moens kinderen van Coersel en Henrick Kenens van
Coersel van de renten die Merten jaarlijks aan hen hief, namelijk 22,5
stuivers. Merten heeft gesproken voor alle partijen die hier op spreken mochten
in de toekomst.
1534, in augustus. P. 258
Doorstreept.
Renier Laukens van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen
heeft van Peter van Ham van Coersel 16 rinsgulden Brabants geld. Renier belooft
hem daarvan 6 halster koren te geven met valdag op Sint-Jorisdag en Renier
belooft dat hij de hoofdsom terug zal geven of hij zal goede en voldoende
panden stellen op hem en op al zijn Brabantse goederen. Hij geeft zich daarvoor
‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was.
1534, 's zondags voor Sinte Jacopsdag. P. 259
Peter Reiners van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen
heeft van Henrick Vaes 91 rinsgulden Brabants geld. Hij belooft hem daarvan 3
mud rogge te geven en 6 halster en binnen een jaar zijn hoetpenningen terug te
geven of om goede Brabantse panden te stellen. Peter geeft zich daarvoor ‘pendich’
binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was en dat belooft hij
op al zijn Brabantse goederen.
1534, zonder datum. P. 260
Henrick Keppers van Beringen heeft gewenst om zich te
vermomberen en Aert Van Eyck is hem geleverd met recht. Henrick heeft Aert ook
gemachtigd in alle zaken die hij in het recht te doen heeft alsof hijzelf
aanwezig was.
1534, zonder datum. P. 260
De scoltert van Beringen (schout, meier) heeft als
momber in het recht genomen Geronimo Sleygeren en de meier Gielis.
1534, 16 oktober. P. 262
Mathys Valentyns van Coersel heeft bekend dat hij
ontvangen heeft de som van 22 rinsgulden Brabants geld van Jenne/Jan Vander
Horst 'ingheseyten porter' van de stad Diest. Hiervoor zal hij aan Jenne
jaarlijks 4 rinsgulden geven gedurende drie jaren. Die moeten los en vrij
betaald worden in Diest zonder dat Jenne ervan enige schattingen of beden moet
geven. Valdag op de hoogdag van Kerstmis en voor het eerst in 1535. Mathijs
belooft dat hij voor het geld binnen 3 jaren aan Jenne of zijn nakomelingen
bewijs zal doen dat hij goede en voldoende panden zette aan andere personen en
hem de hoetpenninck over te leveren en Jenne dan gichte te doen. Of dat hij
zelf daarvan Jenne of zijn nakomelingen gichte doet. Mathys belooft dit op hem
en op al zijn Brabantse goederen en op garantie. Hij geeft zich daarvoor
‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was.
1534, 16 oktober. P. 263
Claes Wilboerts van Beringhen heeft afgevaardigd en
gemachtigd Peter Cornelis en Wouter Vanden Hove en Jan Goyens, dienaar, met
recht om al zijn zaken te bewaren, te winnen of te verliezen, alsof hij zelf
aanwezig was.
1535. P. 265
Jan Vanden Put heeft verklaard dat hij aan Mathys Van
Boickhout 10 rinsgulden zal betalen tussen dit en vastenavond. Hij geeft zich
daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was.
1535, 21 januari. P. 268
Jan Binnemans heeft op uuytpendinge beloofd te betalen
'den gasthuys van Peter Halbiers van Diest' de som van 4,5 rinsgulden tussen
dit en half vasten. Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten
huis alsof het met recht bekomen was.
1535, 08 april. P. 270
Peter Joris van Coersel bekent dat hij ontvangen heeft
van Ffrans Witters 54 rinsgulden Brabants geld. Hij zal hem daarvoor gedurende
3 jaren jaarlijks 3 rinsgulden geven met valdag telkens op 8 april. Binnen drie
jaren zal Peter het geld teruggeven of goede en voldoende panden ervoor
stellen. Hij geeft zich daarvoor ‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het
met recht bekomen was.
1535, 08 april. P. 271
Paulus Doeven van Coersel wenste zich te vermomberen met
recht. Hem werden Peter Cornelis, Jan Gielis, Jan Goyens en Wouter Vanden Hove
en de Brabantse meier geleverd met recht. Hij heeft dezen gemachtigd om in het
recht alles te doen wat hij daar te doen zou hebben.
1535, 08 april. P. 271
Henrick Int Molenijser van Diest heeft afgevaardigd en
gemachtigd Jan Gielis van Meldelaer, Jan Bogarts en Willem Jannis om al zijn
zaken te bewaren die hij in Lumpmen te doen mag hebben, op panden te klagen en
al hetgeen te doen alsof hij zelf voor ogen was.
1535, 20 april. P. 272
Jaspar Hillen van Coersel heeft voor schepenen uit de
hand gezet 2 philippusgulden en een stoeter die komen van huur die hij 'gedaen
heeft tegen heer Peteren zijnen broeder' voor degene die daar recht op hebben
of aan wie het mag toebehoren. Tevens 3 halster rogge en een veerdelick
ongeveer voor dezelfde persoon.
1535, 20 april. P. 272
Doorstreept.
Geert Dillen van Coersel heeft bekend dat hij schuldig is
en resteert 100 rinsgulden aan Willem Goessens op 'Gheensonheeze' van zekere
erfkoop die hij van Willem kocht. Hiervoor zal hij jaarlijks 6 rinsgulden
Brabants geld geven gedurende drie jaren met valdag op heden. Bij het einde van
die drie jaren zal hij het geld aflossen. Hiervoor is Jan Goyens, dienaar in
Coersel, borg geworden voor de hoetpenningen (het kapitaal) en voor de 6
rinsgulden jaarlijks. Geert heeft beloofd dat hij Jan Goyens hiervan zal
ontheffen op hem en op al zijn goederen. Deze 100 rinsgulden mag Geert half
afleggen en half betalen binnen de voorschreven 3 jaren.
Naschrift: Hiervoor heeft
Geert Dillen zijn Brabantse goederen getransporteerd en Jan Goyens is gekweten
van zijn belofte.
1535, 20 april. P. 273
Jan Hillen van Beverloe heeft de 2 philipsgulden en de
stoeter en het koren gewenst dat Jaspar Hillen voor de schepenen heeft gezet
voor degene die het toekomt. Hij heeft het geld met de opbrengst van het koren
op borg van al zijn laetgoederen ontvangen. Dat gaat om 'den Lumels (?) Beempt'
die grenst aan Tijs Valentijns W, de straat O 'daer dij van der Heye doer te
missen gaen'. En de laethof zijn rechten.
1535, zonder datum. P. 274
Jan Vanden Put heeft beloofd om binnen 15 dagen aan Jan
Smets de som van 16 rinsgulden en 1 ort te betalen en hij geeft zich daarvoor
‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was.
1535, zonder datum. P. 274
Jan Vanden Put heeft beloofd te betalen aan Jan Geerts 15
rinsgulden binnen een maand en nog 5 rinsgulden en 6 stuivers en 1 ort, tussen
dit en Zuijlre Merckt (de marktdag van Zolder). Hij geeft zich daarvoor
‘pendich’ binnen huis en buiten huis alsof het met recht bekomen was.
1535, 17 juni. P. 276
Jan Van Postel beeft bekend dat hij schuldig is aan Aert
Truyens 3 rinsgulden en 9 stuivers en 1 ort. Hij belooft dit te betalen tussen
dit en Sinte Petersdag geheten ad vincula Petri. Hij geeft zich daarvoor pendich
binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.
1535, 17 juni. P. 276
Jan Vanden Put heeft bekend dat hij schuldig is aan heer
Jan Scamparts 22 rinsgulden. Hiervoor belooft hij heer Jan te betalen 4
rinsgulden binnen 15 dagen en nog 9 rinsgulden te Bamisse en de overige 9 op
Kerstmis ('te kersse'). Als hij zich niet aan de eerste betaaldag houdt, is
alles gevallen. Jan geeft zich ervoor pendich binnen en buiten het huis alsof
het met recht bekomen was.
1535, 17 juni. P. 279
Jan Vanden Put heeft beloofd aan Jannes Keysmans te
betalen tussen nu en Zuylre Merckt op uytpendinghe.
1535, 01 juli. P. 279
Peter Kenens van Coersel heeft bekend dat hij schuldig is
aan Jan Van Oigghel als man en momber van Dinghenen Doiven de som van 20
rinsgulden Brabants geld. Hij belooft haar daarvan I of 2 of 3 jaar lang
jaarlijks een half mud rogge en 10 stuivers te geven met valdag op
Sint-Jansmisse. Bij het einde van die 3 jaren zal Peter de hoetpenningen
teruggeven met de rente of goede panden stellen ervoor. Als een borg heeft
Peter Kenens al zijn Brabantse goederen opgedragen. Tevens heeft Wouter Vanden
Hoeve bekend dat hij de helft van de voorschreven 20 rinsgulden van Peter
Kenens ontvangen heeft en hij belooft dat hij ervoor de helft van de jaarrente
zal geven en van de hoetpenningen Peter altijd zal bijleggen.
1535, 07 juli. P. 279
Gheert Dillen van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen
heeft van Mari Tielens alias Inden Ysereman in Diest de som van 12 rinsgulden
Brabants geld, waarvan hij belooft haar een half mud rogge te geven met valdag
op 7 juli. Hij zal haar het kapitaal teruggeven binnen een of twee jaren en met
volle pacht. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof
het met recht bekomen was.
1535, 07 juli. P. 280
Loyich Boelarts en Peter Van Ham van Stall kwamen voor de
schepenen. Peter bekent dat hij van Loyich 11 rinsgulden heeft ontvangen
waarvoor hij hem jaarlijks gedurende 3 jaren een half mudde rogge zal geven
vallend op Sint-Jan Baptist. Peter belooft de 11 rinsgulden terug te geven
binnen 3 jaren en altijd met volle pacht. Hij geeft zich daarvoor pendich
binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was. Marge: dit is
getransporteerd.
1535, 20 juni. P. 280
Jaspar Hillen van Coersel heeft voor de schepenen gezet 7
rinsgulden en 17,5 stuivers en 9 halster koren ongeveer die komen van heer
Peeter Hillen van huur en ze zijn voor degene die er recht op heeft.
Daarna heeft Gielis Wouters van het voorschreven geld 2
philippusgulden ontvangen en 1 stoeter. Daarvoor is Geert Claes borg om terug
te geven de kosten en lasten die ervan komen mochten.
Driesken der Cleermaecker heeft ook 2 philippusgulden en
1 stoeter ontvangen en hij heeft ervoor als borg gezet al zijn Brabantse
goederen.
Henrick Hillen heeft ook ontvangen en voor de schepenen 2
philippusgulden en 1 stoeter getrokken en daarvoor is Rener Laukens borg.
1535, in augustus. P. 282
Jan Minneclixs van Diest heeft afgevaardigd en gemachtigd
de meier van Stockroy, Aert Bosmans en Lenart Pastenaecken om al hetgeen te
doen wat hij in het recht mocht te doen hebben, alsof hij zelf aanwezig was.
1535, 20 oktober. P. 285
Jan Vanden Put, met instemming van zijn huisvrouw Marie,
heeft al zijn Brabantse goederen opgedragen als een borg voor de hoetpenninghen
die Henrick Vanden Putte voor de schepenen gezet heeft voor Hubrecht Prys van
Diest voor de 7 halster rogge jaarlijks die staan gegoed aan panden van Henrick
en Jan Vanden Putte. Jan heeft het geld aanvaard en heeft al zijn Brabantse goederen
opgedragen met instemming van zijn huisvrouw voor Henrick voor het geval dat
Henricks panden aangeslagen of 'beleyt' worden. Henrick mag komen tot de
opgedragen goederen van Jan zonder 'argelist'.
1535, 04 november. P. 286
Jan Wilborts van Coersel heeft beloofd op 'uytpendinge'
te betalen aan Jan Lemmens 8 rinsgulden en 11,5 stuivers binnen 2 maanden tijd
en hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met
recht bekomen was.
1536, geen datum. P. 288
Doorstreept.
Sebastiaen Wynen van Coersel heeft beloofd te betalen aan
Joes Mechelmans wonend in Diest in 'den Moreaen' de som van 18 rinsgulden
tussen nu en Sinte Luciendag tijdens dit jaar. Hij geeft zich daarvoor pendich
binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.
1536, geen datum. P. 289
Jan Binnemans van Coirsel alias Gysen heeft bekend dat
hij ontvangen heeft of schuldig is aan Dirick Jans oft Pastenaecken van Diest
van verlopen pacht de som van 20 rinsgulden. Op nu Sint-Jansmisse zal hij 4
rinsgulden betalen en 'te kersse' (Kerstmis) eerstkomend 8 rinsgulden en
de resterende 8 op Pasen 1537. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten
het huis alsof het met recht bekomen was.
1536, 06 april. P. 294
Walterus Vanden Put heeft een momber begeerd en hem werd
Wouter Vanden Hoeve geleverd met recht.
1536, 29 juli. P. 295
Matheus Leysens heeft bekend dat hij aan Jan Dielis van
Beringen verkocht heeft 3 percelen erven zoals men beschreven zal vinden in de
schepenboeken van de schepenen van Beringen. Matheus heeft aan Jan opgedragen
als een borg voor het geval dat Jan problemen zou ondervinden, eventueel van
zijn broer Jan Leysen of van iemand anders, huis en hof gelegen in Meldelaer,
dat grenst aan Jan Gielis N, Jan Tielens O. Jan mag eventuele kosten daaraan halen.
1536, in juli. P. 296
Sebastiaen Wynen van Coirsel heeft bekend dat hij
ontvangen heeft van heer Jan Neelens 43 rinsgulden Brabants geld. Hiervoor
belooft Sebastiaen aan heer Jan jaarlijks een mud koren te geven en 1 rinsgulden
gedurende 3 jaren. Valdag op Sinte Jansmisse. Aan het eind van deze 3 jaren zal
hij het geld teruggeven met de pacht en de cijns. Hij geeft zich daarvoor pendich
binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was. Daarvoor zette
Bastiaen al zijn Brabantse goederen als een pand.
1536, in juni. P. 297
Peter Jans van Coirsel, met instemming van zijn vrouw
Heylwicht, heeft opgedragen al zijn Brabantse goederen aan Jan Theus van
Hoesden als een borg voor het mud rogge jaarlijks en de rinsgulden jaarlijks
zoals aan Jans voorschreven panden gegoed staan onder de bank van Beringen.
Deze panden had Jan Tues van Hoesden geleend aan de kinderen van Brijken de
wettige dochter van Peter Jans, die ze had van Jacop Ketelboiters. Daarmee
betalen ze de schuld die Jacop Ketelboeters, hun vader, gemaakt had aan Jan
Diels van Beringen van een erfkoop van landen gelegen in Hoesden. Deze goederen
zijn met deze rinsgulden en het mud rogge jaarlijks gedeeltelijk betaald.
Indien Jan Teus of zijn erfgenamen in de toekomst hiervan last of hinder
ondervonden en dat de panden niet gelost worden, dan mag hij zijn geld altijd
halen op de opgedragen Brabantse goederen 'sonder argelist'.
1536, geen datum. P. 298
Doorstreept.
Jan Ghysen van Coersel heeft beloofd te betalen aan
Jannes Keyssmans van Diest de som van 8 rinsgulden en 13 stuivers en 1 ort
tussen dit en Sinte Petersdag ad vincula op 'uytpendinghe binnen huys ende
buyten huys ende op die boete vander banck'.
1536, geen datum. P. 298
Jan Van Hoesdenvan Coersel heeft beloofd te betalen aan
Peter Castelmans/Van Castel de som van 6 rinsgulden die hij Jan Vanden Put
schuldig was tussen dit en Kerstmis. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en
buiten het huis alsof het met recht bekomen was.
1536, geen datum. P. 299
Anna Beckers van Coersel, de dochter van Hubricht Van
Peelt, heeft als momber Jan Kenens(?) gekozen, die haar geleverd is met recht.
1535, geen datum. P. 299
Meier Gielis Gielis, in de naam van onze heer, heeft
'beleyt ende beclaecht' gronden gelegen in Stal onder Coersel, namelijk 'het
Punters Ven', dat grenst aan Mathys Valentyns O, de gemeijn heide W, omdat de
grondcijns niet werd betaald. Hij heeft geprocedeerd met recht tot de laatste
'beleytenisse' toe in zoverre dat al de partijen en de erfgenamen verder geëist
waren of zijn om tegen het laatste beleytenisse en uitwinnen iets in te
brengen. Tussen halm en heer zijn Aert Van Erdtweyghe en Jan Moens als man en
momber van zijn huisvrouw, de wettige dochter van Appolonie Punters, gekomen en
ze hebben samen en elk apart gepresenteerd als erfmannen om de kosten en lasten
daarop gedaan te vergoeden met de rest van de grondcijns. Daarop, omdat niemand
anders iets inbracht, zijn ze samen en elk van hen in het bijzonder in het voorschreven
'Punters Ven' gegicht en gegoed en alle andere erfmannen binnen en
buiten het land met vonnis van schepenen er uit gewezen volgens recht.
1536, geen datum. P. 300
Jan Moens, zoon van Jannes Moens, heeft opgedragen de
helft van de voorschreven 'Punters Hoeve' aan Aert Van Erdtwech voor
hetgeen waarover ze het eens geworden zijn. Jan Van Erdtwech is erin gegicht en
gegoed met alle vormen van recht zonder argelist.
1536, geen datum. P. 300
Aert Van Erdtwech heeft opgedragen een ven geheten 'het
Punters Ven' gelegen in Stall onder Coersel. Dat was 'beleyt' door de
heer omdat de grondcijns niet werd betaald. Hij en Jan Moens 'bescudden' dat
zoals hierboven geschreven als erfmannen. Het grenst Mathijs Valentijns O en
des heeren aert W. Hij draagt het op aan Mathijs Valentyns van Coersel voor 20
gulden. Mathijs Valentijns werd in het ven gegicht en gegoed met alle vormen
van recht.
1536, 29 augustus. P. 301
De wettige onmondige kinderen van Bartholomeus Beckers,
die hij van Maria Vanden Hout had, hebben gezamenlijk en elk van hen apart
verzocht om te vermomberen met recht. Het betreffen Peter, Symon, Catharina.
Loych Beckers, Aert Van Postel vanwege de vaderszijde en Paulus van Hout en
Matheus van Ham vanwege de zijde van de moeder zijn hen geleverd met recht.
1536, 30 augustus. P. 302
Peter Smeets van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen
heeft van Lysken Van Heyst de som van 10 rinsgulden, waarvoor hij haar
jaarlijks 12 stuivers zal geven met valdag op St.-Egidius. Altijd af te leggen
'nae quantteteyt vanden jare'. Peter moet haar het geld teruggeven als ze erom
vraagt. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met
recht bekomen was.
1536, in november. P. 303
Dingen Meyen van Coersel heeft gemachtigd haar zoon Peter
Meyen, haar zoon Jan Meyen en dienaar Jan Goyens om al haar zaken te bewaren in
het recht alsof ze zelf aanwezig was.
1537, geen datum. P. 304
Jan Vanden Bossche van Diest en Henrick Vanden Putte van
Coersel verschenen voor de schepenen. Henrick Vanden Put heeft bekend dat hij
ontvangen heeft van Jan 36 rinsgulden eens Brabants geld. Hiermee heeft Henrick
aan Jan Grieten van Diest een mud rogge jaarlijks afgelegd dat te kwijten stond
met 20 rinsgulden eens. De rest zal hij ontvangen op Sint-Jansmisse. Henrick
zal het geld teruggeven half maart over een jaar zonder rente of panden te
stellen.
1537, geen datum. P. 305
Peter Jordens poorter van de stad Diest heeft zijn zoon
Jan Joerdens en Jan Ruttens 'procurerende de meyer van Stockroy' '(die
handelt voor de meier), gemachtigd om al zijn zaken te bewaren en op te
volgen in onze bank van Lummen alsof hij zelf aanwezig was.
1537, geen datum. P. 307
Heer Jan Scamparts heeft met zijn momber Henrick Slegers
gemachtigd de meier Gielis Gielis.
1537, 01 februari. P. 307
Jan Berch heeft beloofd aan Merten Yeegers van Diest te
betalen 16 stuivers en een halve tussen dit en Pasen op uytpeninghe en alle
kosten.
1537, 26 april. P. 308
Jan Vanden Put heeft opgedragen een venne geheten 'het
Breevenne' als een borg voor een mud rogge eens aan Jan Van Postel zoon van
Aert Van Postel. Hij zal het betalen tussen dit en Sinte Mertensmisse
eerstkomend of Jan Van Postel kan het ven aanvaarden voor zijn eigen erf.
1537, 's dinsdags in de kruisdagen. P. 310
Jan Moneten heeft bekend dat hij ontvangen heeft van
Marie Neelens de som van 30 rinsgulden. Hij belooft haar daarvan een half mud
rogge en 1 rinsgulden te geven met de 30 rinsgulden op het einde van het jaar,
op al zijn Brabantse goederen. Heer Jan Neelens heeft deze belofte ontvangen
tot profijt van zijn moeder.
1537, geen datum. P. 312
Jan Voichts of Meyen van Coersel heeft bekend dat hij
ontvangen heeft de som van 12 rinsgulden 1 stuiver van Leeken Boelarts.
Hiervoor zal hij hem een jaar lang een half mud koren geven op Sinte Lambrichsdag
in 1538. Dan zal hij de hoetpenningen teruggeven of voldoende panden stellen.
Hiervoor heeft hij al zijn Brabantse goederen opgedragen.
In 1541 heeft Elisabeth Voichts weduwe van wijlen Jan
Voichts met haar momber Henrick Meyen dit half mud rogge weer beloofd zoals
voor.
1537, 18 oktober. P. 312
Claes Nielis van Hellichteren heeft gemachtigd de
Brabantse meier, Jan Goyens, de meier van Stockroy en Willem Symons in alle
zaken om te doen alsof hij zelf present was en voor ogen was.
1537, geen datum. P. 314
Jan Berchmans van Coersel bekent dat hij schuldig is aan
Jan Van Postel 3 rinsgulden en 7,5 stuivers. Die belooft hij te betalen 'op
uytpendinge' tussen dit en 'kersse' eerstkomend.
1537, 25 oktober. P. 317
Jaspar Wellens met zijn huisvrouw Chatlyne heeft bekend
dat hij verkocht heeft aan Jorden Didden een stuk land gelegen onder de
heerlijkheid van Beringen voor 28 rinsgulden. Hij heeft aan Jorden beloofd dat
hij daarvan binnen het jaar gicht en goedinge zal doen in het recht, de hof of
de bank waar het goed sorteert. Dat is het gerecht van Beringen. Opdat hij dit
zou doen, heeft hij als borg opgedragen met zijn vrouw Chatlyne al zijn
Brabantse goederen zodat Jorden die als zijn eigen goed mag ontvangen als
Jaspar op het einde van het jaar of binnen het jaar voor het gericht van
Beringen niet voldoet.
1538, 10 januari. P. 318
Styn Peeters heeft bekend dat hij schuldig is aan Merten
Oems van Curingen de som van 14 rinsgulden. Hij belooft die terug te betalen
tussen dit en 'vastelavont', op 'uutpendinghe'.
1538, 24 januari. P. 320
Aert Vaes van Coersel heeft beloofd dat hij aan Jacop
Beckers 15 rinsgulden en 15 stuivers zal betalen tussen dit en -.
1538, in januari. P. 321
Willem Gierts van Coersel heeft bekend dat zijn oom
Goywart Gierts die woont binnen de stad Diest schuldig was aan Jan Dillen alias
Knapen van Coersel 150 rinsgulden Brabants. Willem belooft aan Jan, op hem en
op al zijn Brabantse goederen, gedurende drie jaren jaarlijks 9 rinsgulden
Brabants te geven met valdag op Pasen. Hij belooft dat hij binnen deze drie
jaren de 150 rinsgulden zal teruggeven of voldoende panden ervoor stellen. Hij
geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht
bekomen was.
In september 1541 heeft Willem Gierts aan Jan Dillen deze
9 rinsgulden jaarlijks weer beloofd te betalen gedurende 3 jaren op alle
manieren zoals voorschreven staat in 1538 zonder fraude.
1538, 08 maart. P. 322
Jan Gysen van Coersel heeft beloofd aan Willem Sweerts
van Coersel de 3 rinsgulden jaarlijks die gegoed staan aan een stuk broek
geheten 'die Heernshage' af te leggen en het stuk broek ervan los te maken
omdat hij het broek verkocht heeft aan Willem. Hij heeft het geld van Willem
ontvangen. Daarna heeft Jan al zijn Brabants goederen aan Willem opgedragen om
dit te voldoen.
1538, 08 maart. P. 322
Henrick Guben heeft op dezelfde manier zijn Brabantse
goederen opgedragen aan Willem Sweerts voorschreven als een borg voor een mud
rogge jaarlijks en 15 stuivers jaarlijks, die ook aan hetzelfde pand staan. Hij
zal ook zijn pand kwijten en los maken van deze last.
1538, op buyten genachten. P. 323
Doorstreept.
Jaspar Wellens heeft bekend dat hij verkocht heeft aan
Aerd Baten van Beverloe een stuk land dat sorteert onder de bank van Ham. Hij
heeft hem daarvan geen valide gicht gedaan en daarom belooft hij aan Aerd dat
hij hem een geldige gicht zal doen of het ontvangen geld, 12 rinsgulden,
teruggeven. Als een borg draagt hij al zijn Brabantse goederen op voor het
geval dat hij zijn belofte niet nakomt, zodat Aerd deze goederen dan kan
uitwinnen en ertoe komen als zijn eigen goed.
Dit is gekweten in 1542 op 30 maart.
1538, in maart. P. 324
Jan Wilboirts van Coersel kwijt zijn rechten op zijn
kindsdeel. Hij zal er nooit nog over spreken, noch in het wereldlijk noch in
het geestelijk recht. Hij is er goed van betaald.
1538, in mei. P. 325
Jan Leysen van Coersel heeft bekend dat hij schuldig is
aan de kerk van Coersel de som van 10 rinsgulden Brabants gevalueerd geld.
Hiervoor heeft hij beloofd aan Mathijs Valentyns als momber van de kerk van
Coersel gedurende drie jaren 10 stuivers per jaar te geven met valdag op Sinte
Servaesdag. Op het einde van deze drie jaren zal hij het geld, het kapitaal met
de rente, teruggeven of voldoende panden stellen voor de kerk. Als een borg
heeft Jan al zijn Brabantse goederen opgedragen.
1538, in mei. P. 326
Peter Smets, zoon van Jan Smets van Coersel, heeft bekend
dat hij ontvangen heeft van heer Jan Neelens de som van 26 rinsgulden. Hiervan
zal hij hem drie jaren lang jaarlijks 30 stuivers geven met valdag op Sinte
Servaesdag. Aan het einde van deze 3 jaren zal hij het geld teruggeven of goede
en voldoende panden stellen. Hij heeft als een borg al zijn Brabantse goederen
opgedragen.
1538, 06 juni. P. 326
Drieske Dries heeft beloofd aan Jan Bortssarts van Kermpt
te betalen binnen 8 dagen een mud koren en nog een mud ad vincula Petri. Het
restant, nog 15 vaet, zal hij betalen op Kerstmis. Wanneer hij de eerste en de
tweede termijn zonder levering laat voorbijgaan, is alles gevallen. Per halster
mag Dries het koren kwijten met 4 stuivers. Hiervoor staat Dries garant.
De hofrechten belooft Dries te betalen met de eerste
termijn en die bedragen 8 stuivers.
1538, geen datum. P. 327
Jan Gierts heeft bekend dat hij schuldig is aan Michiel
Gaermans de som van 21 rinsgulden. Omdat Michiel buiten het land (van
Lummen) reisde, heeft hij zijn broer Geerke Gaermans erbij geroepen.
Michiel wenst dat indien hij niet meer in Coersel zou komen maar 'het welck
narden wil Goets gaet van lijve ter doet quaeme', dat dan zijn broer Geert deze
21 rinsgulden mag optrekken. Ze waren dat toch al overeen gekomen en Jan Gierts
is daarmee tevreden geweest.
1538, in augustus. P. 333
Geert Claes van Coersel bekent dat hij van Aert Van
Postel 36 rinsgulden Brabants ontvangen heeft, gevalueerd geld, namelijk enkele
Brabantse stuivers. Geert heeft beloofd om die aan Aert terug te geven tussen
dit en Sinte Peters dag in augustus, geheten 'ad vincula Petri', met 2
rinsgulden rente. Hij heeft daarvoor al zijn Brabantse goederen opgedragen als
een borg. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het
met recht bekomen was.
1538, in augustus. P. 333
Goywart Houtmans van Coirsel heeft bekend dat hij van
Ffrans Witters 9 rinsgulden Brabants geld ontvangen heeft (de karolusgulden
voor 20 stuivers en een halve). Goywart belooft daar als rente 10 stuivers voor
te geven met valdag op 1 mei en hij zal binnen 3 jaren de 9 rinsgulden
terugbetalen met volle rente of voldoende goederen panden ervoor stellen. Hij
heeft ervoor al zijn Brabantse goederen opgedragen als een borg. Hij geeft zich
daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.
1538, 03 oktober. P. 334
Aert Vaes heeft beloofd 'op uutpendinge' te betalen aan
Wouter Costermans van Peylt de som van 5 rinsgulden tussen dit en 'Exel
merckt'.
1538, 03 oktober. P. 334
Jan Gysen heeft beloofd te betalen aan Aerd Vaes de som
van 5 rinsgulden min 5 stuivers tussen dit en Exel markt.
1538, 03 oktober. P. 334
Heylwich van Ham heeft gewenst om zich te vermomberen en
Wouter Vanden Hoeve, Jan Goyens en Tijs van Ham zijn haar geleverd met recht.
1538, 03 oktober. P. 335
Doorstreept.
Henrick Keynens bekent dat hij uit handen van Lijske
Brusselmans wonend in Gheenaerde de som van 40 rinsgulden Brabants geld heeft
ontvangen: 20 rinsgulden in twee blanckenpenninck en 20 rinsgulden in enkele
stuivers. Daarvoor is borg geworden Jan Brusselmans. Elisabet voorschreven zal
daarvan 12 halster koren trekken en bij het einde van 3 jaren zullen aan haar
of haar kinderen de hoetpenningen teruggegeven worden met volle pacht. Jan Brusselmans
belooft dit op hem en op al zijn Brabantse goederen en hij staat ervoor garant.
Het koren moet kosteloos en schadeloos thuis geleverd worden en bedevrij.
Rechts: Dit heeft Elisabet voorschreven gekweten met haar momber
Wouter Vanden Houte en het geld werd weer uitgezet aan Willem Poelmans panden
in 1542.
1538, 03 oktober. P. 336
Marie Volres van Exel heeft gewenst om zich te
vermomberen en aan haar werden Jan Goyens en Jan Ioesten toegewezen met recht.
1538, 25 oktober. Op buiten genachten. P. 337
Oriaen Claes van Ham heeft afstand gedaan van de
aanspraak die hij voor meier en schepenen gedaan had op Heylwich van Ham
'sijnder vrouwen' (zijn schoonmoeder). Hij heeft Heylwich gekweten en
kwijtgescholden van alle zaken en punten en acties die Oriaen op haar of op
haar erfgenamen mocht hebben van toen dat Oriaen bij haar en bij haar man Jan
Bloickmans, toen hun beider dochter leefde, gewoond had. Hij zou bij hen
gebracht hebben 'zeeckere gereet van penninghen' en koren. Heylwich heeft hem
10 rinsgulden eens betaald en van een mud koren eens moet dadelijk een half mud
rogge betaald worden en het ander half mud na de oogst. Daarmee is hun
scheiding afgehandeld. Merten ontving de 10 rinsgulden die hem in 'den peijs' (vrede,
overeenkomst) werd toegezegd en hij kweet Heylwich ervan. Hij zal haar of
haar familie er nooit nog over lastig vallen. Ze spraken af dat Oriaen zijn
tocht zal hebben zoals ze aan Oriaen is toebedeeld. Oriaen wil ook zeggen dat
hem in het huwelijk enkele percelen broek waren toegezegd. Daarvan heeft hij in
de overeenkomst afstand gedaan De meier heeft al deze punten onder de hoede van
de schepenen gebracht.
1538, in oktober. P. 339
Heylwich Van Ham wenste zich te vermomberen en haar
werden schepen Wouter Vanden Hoeve, dienaar Jan Goyens en Mathijs Van Ham
geleverd met recht.
1538, 22 mei. P. 339
Henrick Hermans van Beverloe bekent dat hij ontvangen
heeft van heer Jan Neelens van Coersel de som van 25 rinsgulden Brabants geld:
10 Gelderse rijders per stuk aan 24 stuivers, 3 croenen per croen aan 2
rinsgulden en verder pasmunt. Henrick belooft het geld binnen een jaar terug te
geven met de pacht van een mud rogge. Hiervoor is Wouter Vanden Hoeve borg
geworden voor een jaar lang maar niet langer.
1538, 03 oktober. P. 342
Peter der molre heeft beloofd aan Peter van Ham te gelden
een mud rogge en 1 rinsgulden jaarlijks. Peter bekent dat hij ervoor 40
rinsgulden eens Brabants geld heeft ontvangen. Peter belooft het geld binnen 3
jaren terug te geven met volle pacht en rente, op hem en op zijn Brabantse
goederen. Hij heeft zijn Brabantse goederen daarvoor opgedragen en hij geeft
zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.
1539, 09 januari. P. 343
Chatlyna Boyen weduwe van Geert Joeris heeft met haar
momber Servaes Boyen beloofd te betalen aan Janne Joestens van Exel de som van
14 rinsgulden min een halve stuiver tussen dit en 'vastelavont onbevangen' en
zonder schade te betalen tot Pasen. Ze geeft zich pendich binnen en buiten het
huis alsof het met recht bekomen was.
1539, in maart. P. 347
Goywart Geerts inwoner en poorter van de stad Diest heeft
bekend dat hij schuldig is aan Hieronymus Valckarts/Valckers van Peer de som
van 100 rinsgulden Brabants geld (de carolusgulden voor 20 stuivers, de
philipsgulden voor 25 stuivers). Hiervoor belooft Gowart hem jaarlijks 6
rinsgulden te geven gedurende drie jaren. Eerst valdag is 'het hoichetyt van
Kerssmisse' in 1539. Aan het einde van deze 3 jaren zal Goywart het geld
terugbetalen met volle rente of hij zal voldoende panden ervoor stellen. Hij
heeft ervoor al zijn Brabantse goederen opgedragen als een borg en staat ervoor
garant.
1539, 17 april. P. 348
Matheus Convens heeft beloofd aan Antonis Tielens van
Exel te betalen binnen een maand na deze datum de som van 16 rinsgulden op
rekening. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het
met recht bekomen was.
1539, 17 april. P. 348
Maes Cremers heeft beloofd om aan Jan Van Postel de som
van 7,5 rinsgulden te betalen tussen dit en Sinte Servaesdag 'op uutpendinghe'
enz.
1539, 17 april. P. 348
Jan Vanden Put/Putman heeft beloofd te betalen aan
Matheus Hoeveners binnen 6 weken de som van 7,5 rinsgulden.
1539, geen datum. P. 350
Jan Beckers van Coersel zoon van Jan Beckers heeft bekend
dat hij schuldig is aan Ffrans Witters zoon van Jan Witters de som van 50
rinsgulden Brabants gevalueerd geld (de stuiver voor 3 placken Brabants, de
philipsgulden voor 25 stuivers, de karolusgulden voor 20 stuivers en al het
ander geld daarnaar). Jan belooft aan Ffrans daarvan 3 rinsgulden jaarlijks te
geven gedurende 3 jaren. Op het einde van deze 3 jaren zal hij het geld
teruggeven met volle rente. Eerste valdag zal zijn op Sinte Servaesdag 1540.
Jan heeft als borg al zijn Brabantse goederen opgedragen en hij geeft zich pendich
binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.
1539, 08 mei. P. 351
Jan Vanden Gracht belooft aan Gielis Caris van Alcken de
som van 8 gulden Hessels geld te betalen tussen dit en Kerstmis op
'uutpeninghe'.
1539, 08 mei. P. 351
Jan Vanden Gracht heeft beloofd te betalen aan Willem
tSroyen van Hasselt de som van 10 rinsgulden en een halve. Hij zal daarvan de
helft betalen tussen dit en Sinte Gielisdag en de andere helft tussen dit en
Sinte Mertensdag. Indien Jan de eerste keer niet betaalt, dan is alles
gevallen. Hij belooft te betalen op uutpendinghe.
1539, 08 mei. P. 352
Jan Vanden Put, Henrick Vanden Put en Antonius Molders,
hun zwager als man en momber van Chatlyne Vanden Put, 1) en meester Jan Liebens
als momber en gemachtigde van de wettige kinderen van Jan Hillen, namelijk
Jaspar en Cristina en ook Jan Witters als man en momber van Marie Tielmans
dochter van Jan Hillen en ook Lenart Diels als man en momber van Barbare zijn huisvrouw
2) hebben verklaard dat ze een overeenkomst hebben gesloten betreffende het
geschil dat ze hadden, of dat er zou kunnen ontstaan, aangaande het versterf
'offt aenval' zoals de partijen voor een gedeelte of in het geheel mocht
gevallen of verstorven zijn van roerende of onroerende goederen na de dood van
Peeter Vanden Put. Ze hebben als volgt besloten.
Jan Vanden Put, Henrick Vanden Put en hun zwager Antoenis
Molders bekennen samen en elk apart om de andere partij binnen 3 jaren na deze
datum de som van 100 rinsgulden eens Brabants geld te betalen 'als die een
coepman vanden anderen ontfangende is als zy zylcke penningen betalen zullen'.
Hiervoor hebben Jan, Henrick en Antoenis met instemming van zijn huisvrouw
Catlyne Vanden Put opgedragen een stuk broek geheten 'het Boetscot' als een
borg voor die 100 rinsgulden die ze zullen betalen aan meester Jan Liebens
voorschreven tot profijt van de voorschreven kinderen en Jan Witters en Lenart
Diels binnen 3 jaren. Als ze niet betalen zal de laatste partij in het stuk
broek gegoed worden met recht, waarvan ze gezamenlijk en elk apart de gicht
hebben opgedragen in handen van de meier als een onversterffelijke borg.
Daarmee worden de partijen gekweten aangaande de 'beroerlycken ende
onberoerlycker haeven' die de voorschreven kinderen van Jan Witters en Lenart
hadden moeten toegevallen zijn. Meester Jan als gemachtigde en momber van de
kinderen van Jan Hillen, Jan Witters als momber van zijn huisvrouw en Lenart
Diels alls momber van zijn huisvrouw kwijten de voorschreven partij en ze
beloven er nooit nog over te spreken.
Marge: Lenart Diest met
zijn huisvrouw Barbara heeft bekend dat hij ontvangen heeft zijn gedeelte van
het geld dat Putmans kinderen beloofd hebben. Hij ontving het geld uit handen
van de drie wettige kinderen van Jan Hillen. Hij heeft het goed dat hij
ontvangen had als borg weer opgedragen voor de eerste partij.
1539, 26 oktober. P. 356
Jan Smets van Coersel kwam voor de schepenen en hij
maakte in de plaats van testament aan de vier biddende orden elk 1 stuiver
eens. Hij wil dat niemand van zijn kinderen in zijn roerende goederen een deel
zal hebben. Hij zal alles afbetaald hebben van de jaarlijkse tocht (vruchtgebruik)
zoals zijn kinderen hem jaarlijks moeten betalen, om daarmee zijn uitvaart te celebreren.
Zal ook teniet zijn dat Paulus Vrancken hem jaarlijks betalen zal de 2
rinsgulden die Heyl zijn dochter hem jaarlijks toegezegd heeft en dan zullen de
kinderen staan in de plaats van hun moeder en de kinderen van zijn zoon Jan
zullen staan in de naam van hun vader en Kynkens kinderen zullen staan in de
plaats van hun moeder. Hij wil dat Jan met zijn huisvrouw voldoen zal in de
Loonse bank of dat hij ook in 'het gereet' niet delen zal. Hij wil ook dat zijn
zonen Rener en Peter dit zullen 'executeren' (uitvoeren) en de rest van
zijn schuld voldoen en daarmee een exequie (uitvaart) doen celebreren
zoals hij hen dit toevertrouwt en het hen goeddunken zal. (correcte
interpretatie?)
1539, 26 juni. P. 357
Jan Leysen heeft bekend dat hij ontvangen heeft van heer
Jan Neelens 29 rinsgulden Brabants gevalueerd geld. Hiervan zal Jan jaarlijks
aan heer Jan een mud rogge gelden. Jan kan het geld teruggeven zoals
voorschreven staat. Indien heer Jan het geld nodig heeft, mag hij hem dat een
half jaar tevoren zeggen en Jan moet dan het geld teruggeven met volle pacht.
Jan Leysen heeft daarvoor al zijn Brabants goederen opgedragen als een borg en
hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht
bekomen was.
1539, in juni. P. 358
Jan Int Cloester zoon van Rener Int Cloester heeft bekend
dat hij schuldig is aan Cristijn Voechts van Diest de som van 20 rinsgulden.
Hij heeft beloofd haar die terug te geven binnen het jaar. Hubrecht Int
Cloester heeft daarvoor al zijn Brabantse goederen opgedragen en hij geeft zich
pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.
1539, geen datum. P. 359
Jan Roeselers zoon van Aert Roeselers heeft gekweten aan
Cristiaen Vander Heyen de 11 rinsgulden die Cristiaen van hem ontvangen heeft.
Jan werd goed betaald en zal er nooit nog over spreken.
1539, geen datum. P. 360
Anna Tielmans heeft Jan Witters als een momber gezet en
zij heeft hem gemachtigd om alles te regelen wat zij in de bank van Lummen mag
te doen hebben.
1539, geen datum. P. 360
Truyke Boelarts van Diest wenst zich te vermomberen om
haar in het recht te behelpen en Jan Van Baeckel en heer Henrick Cornelis zijn
haar geleverd met recht.
1540, geen datum. P. 366
Matheus Convens heeft ermee ingestemd aan Jan Voechs 29
'scaex' (schaepen?) te betalen het stuk voor 19 stuivers binnen 2
maanden op uutpendinghe.
1540, 14 april. P. 366
Jan Smets van Coersel heeft afgevaardigd en volkomen
macht gegeven aan zijn wettige zoon Renier Smets om zijn schuld van zijn tocht
of andere schuld te eisen en te manen, zowel van land als van broek voor zover
de kinderen hun vader Jan jaarlijks geen 5 rinsgulden voor zijn tocht betalen.
Reijner mag dan in de naam van zijn vader de goederen met vruchtgebruik
'blayen, ontvroemen ende gebruycken' zoals zijn vader als vruchtgebruiker zou
mogen doen. Jan stemt erin toe dat zijn zoon Reijner dadelijk de helft van het
gedeelte van zijn zoon Bartholomeus zal aanvaarden. Tevens heeft Jan Smets voor
de schepenen bekend dat hij het voorschreven jaar half maart met raad van zijn
zoon Heer Hieronimus en ook met raad van zijn andere kinderen een conventie
heeft gemaakt met zijn zoon Renier, namelijk dat Jan zou wonen met zijn zoon
Renier en dat Renier zijn vader gedurende een jaar lang onderhouden zou van nat
en droog en van al hetgeen men een oude persoon schuldig is te onderhouden,
zonder argelist. Hiervoor zal zijn zoon Renier hebben de som van 30 rinsgulden
en hij zal ze halen en ontvangen als volgt. Namelijk van zijn broer Hieronimus
10 rinsgulden of zijn geheel kindsgedeelte daarvoor in het geheel te gebruiken
en de tocht aan hemzelf en de tocht aan Bartholemeeuwis, aan Andries en aan
Paels en aan Peeter zonder ‘argelist’. In het geval dat hun vader Jan Smets
binnen die periode zou sterven, voor of na de oogst, dat Renier altijd dat jaar
'ontvroemen ende blayen' zal en de kinderen zullen bijleggen en betalen volgens
de verstreken tijd van het jaar. Jan Smets blijft altijd machtig van zijn
roerende goederen. Indien Renier binnen of buiten 3 jaren zou sterven en zijn
vader niet genoeg onderhouden wordt of ook niet door zijn zoon Renier, dan zal
Jan zijn tocht weer mogen aanvaarden zoals hierboven staat. Het belieft Jan ook
dat zijn kinderen 'in dyen ouden stock' zolang als hij leeft zullen mogen
fatsoenlijk ontvangen worden om een maaltijd daar bij hem te doen. Op alle
voorschreven voorwaarden is afgesproken en voorwaarde dat Renier deze goederen
regeren, hanteren en winnen en laten zal zoals hij ze nu aanvaarden zal.
1540, 22 mei. P. 369
Jan Cornelis zoon van wijlen Peter Cornelis heeft bekend
dat hij ontvangen heeft van Peter Vander Laenen, poorter en inwoner van de stad
Diest, de som van 28 rinsgulden Brabants gevalueerd geld (karolusgulden voor 20
stuivers, philipsgulden voor 25 stuivers en al het ander geld in verhouding
daarmee). Voor dit geld zal Jan jaarlijks een mud rogge gelden gedurende drie
jaren, te betalen op Sinte Servaesdag in Diest los en vrij, kosteloos en
schadeloos en bedeloos. Jan mag de halster rogge kwijten met 6 stuivers of met
koren volgens zijn wens. Jan heeft zijn Brabantse goederen opgedragen, roerend
en onroerend, als een borg. Tevens is Antonis Cornelis, de broer van Jan, voor
grotere zekerheid borg geworden gedurende drie jaren van het mud rogge
jaarlijks en het geld. Hij draagt daarvoor 'have ende erve' op als een borg
voor het geval dat Peter niet betaald wordt dat hij daaraan mag halen wat hij
nodig heeft alsof het met alle recht verworven was.
1540, 17 juni. P. 370
Lambricht Coppens heeft opgedragen een stuk broek gelegen
aan 'Joncheeren Vinne' in Coersel, dat hij gekocht had van Claes Tys van
Hechtel, aan Peter Haechmans van Beringhen. Voorwaarde is dat Peter aan
Lambrecht al zijn uitgegeven geld en kosten teruggeeft.
1540, 17 juni. P. 370
Lambrecht Swinnen heeft uit de hand gezet voor de
schepenen 3 rinsgulden en 2 stuivers voor Willem Geerts; Het is aan Willem
gekondigd.
1540, 01 juni. P. 370
Jan Vanden Put heeft beloofd 'op uutpendinge' te betalen
aan Rutten Cremers 10 rinsgulden en een halve tussen dit en Zuylre markt.
1540, 04 juli. P. 371
Jan Goyens van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen
heeft uit handen van Paulus Doeven 'lazerus' (melaatse) in Koersel de
som van 2,5 rinsgulden. Hiervan belooft Jan hem gedurende 3 jaren een half
mudde rogge jaarlijks te geven met valdag op Sinte Jacopsdag. Jan heeft beloofd
de hoetpenningen met de vervallen pacht terug te geven aan het einde van de
drie jaren of om hem voldoende panden te stellen. Jan heeft daarvoor al zijn
Brabantse goederen opgedragen als een borg en hij geeft zich daarvoor pendich
binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was. Jan heeft deze
zelfde voorwaarden en belofte nog eens ontvangen in 1536 zoals in het register
is te zien. Valdag is Sint Jacopsdag.
1540, 10 maart. P. 373
Paulus Van Scaffen met zijn huisvrouw Anna en Jan Van
Baeckel met zijn huisvrouw Chatlyne hebben samen en elk van hen afzonderlijk
met zijn huisvrouw gekweten aan Dirick tSoeghen het mudde rogge jaarlijks dat
Gertruyt Boelarts vroeger verkregen had op panden van Dirick voorschreven.
Pauls en Jan zijn goed betaald.
Pauls en Jan met hun huisvrouwen beloven samen en elk
apart, ook voor het gerecht van Beringen, dat ze hun zuster Gertruyt die
momenteel buiten het land is, deze kwijting ook zullen laten bekrachtigen en
afstand doen van het mud rogge zoals zij. Ze hebben ervoor de rente of
jaarlijkse pacht opgedragen die ze hebben aan panden van Loyich Rutten en
Stijne Bolarts als borg.
In 1541 heeft Gertruyt Boelarts 'die joinge' met haar
momber Wouter Vanden Hove dit mudde rogge jaarlijks voorschreven ook gekweten
aan Dirick Soeghen.
1540, 21 februari. P. 374
Jan Vanden Put van Coersel heeft voor schepenen een stuk
land opgedragen gelegen in Coersel 'inden hoff tot Putmans'. Dat stuk land was
Jan aangekomen na de dood van zijn oom Peter Vanden Put. Het grenst zijn broer
Henrick Vanden Put N en W, Antonis Molders Z en die Velt Straet O. Opgedragen
aan zijn zwager Antonis Molders voor het geval dat Jan aan zijn zwager het geld
niet teruggaf.
1540, 10 september. Op een buiten genachte. P. 374
Heylwich Op die Bloeck weduwe van Jan Op die Bloeck heeft
met instemming van haar momber Wouter Vanden Hove verhuurd aan Peter Van Ham
van Stalle die Jonge al de goederen die ze bezit en waar ze machtig over is
voor een periode van 3 jaren met ingang van Sinte Gielis 1540, voor 9
rinsgulden jaarlijks los boven alle lasten die aan het goed staan. Hij moet
tevens Heylwich goed onderhouden tot haar tevredenheid van nat en van droog
zoals men een oude persoon behoort te onderhouden. 'Des en wilt Peter Van Ham
vorschreven metten kinde dat daar gelaeten is nae die doet van Heulwichte niet
te doene hebben'.
1540, 04 maart. P. 378
Willem Gheerts van Coersel heeft bekend dat hij schuldig
is aan het 'goetshuys vanden Boegaerden van Diest' de som van 86 rinsgulden
eens en 8 rinsgulden eens. Deze 86 rinsgulden had de vorige prior van de
Boegaerden vroeger voor Peter Witters van Coersel gezet op Loonse panden en de
andere 8 rinsgulden heeft het godshuis voorschreven gehad in het uitwinnen van
de Loonse panden. Deze 86 rinsgulden en 8 rinsgulden belooft Willem Geerts
voorschreven te betalen tussen dit en Kerstmis eerstkomend. Hij heeft daarvoor
opgedragen al zijn Brabants goederen als een borg 'int richters hant' voor het
godshuis. Hij geeft zich daarvoor HBHB.
1539, 18 september. P. 380
Tielman Tielens poorter van Diest heeft gemachtigd
dienaar Jan Goyens om zijn renten en andere schuld te heffen, 'te boeren' en te
manen en daarop te procederen met recht, op panden klagen en al hetgeen te doen
wat Tielen in het recht mocht te doen hebben en alsof hij zelf aanwezig was.
Hij moet er een rekening van maken.
1540, 21 februari. P. 381
Jan Witters, als man en momber van zijn huisvrouw Marie
Tielmans, kwijt aan Antoenis Molders, Jan en Henrick Vanden Put (aanhef: die
kinderen van Jan Putman) van 100 rinsgulden eens, die ze beloofd hadden aan Jan
Witters met zijn consorten van de 'versterffenisse' (nalatenschap) van
Peeter Vanden Put zaliger. Ze beloven om er nooit nog over te spreken en
bevestigen dat ze goed betaald werden.
Jan Witters heeft beloofd dat hij de twee andere kinderen
Jasper en Cristina ook zal brengen om met de kwijting in te stemmen.
1540, 08 april. P. 382
Jan Geerts van Coersel heeft beloofd te betalen aan
Matheus Huveners van Coersel tussen dit en de volgende genachte de som van - (niet
ingevuld) 'op uutpendinghen'.
1540, 08 april. P. 382
Jan Vanden Put heeft bekend dat hij schuldig is aan Jan
Paep de som van 7 karolusgulden van een paard. Jan Paep stemt erin toe dat het
binnen een maand betaald wordt na deze datum. Jan Vanden Put stemt erin toe dat
zijn broer Henrick van Henrick van Hoesden zijn geld ontvangt dat die hem
schuldig is.
1540, 17 juni. P. 383
Peter Reiners van Coersel en zijn zwager Peeter Neelis
met instemming van zijn huisvrouw Heylwich hebben samen en elk apart gekweten
aan Jan Binnemans en zijn huisvrouw Marie Van Hout 10 rinsgulden eens die hen
toegezegd waren in de prijs die ze met raad van vrienden vroeger overeenkwamen
toen ze aanspraak wilden maken op hun erfgronden ('spreycken wolden op').
Ze stemmen erin toe dat indien Marie en Jan stierven zonder wettige geboorte
dat de erfgenamen van Marie zullen mogen halen de 30 rinsgulden aan de
erfgoederen van Jan Binnemans zaliger die betaald zijn voor de uitvaart van Jan
Binnemans de oude.
1540, 26 augustus. P. 385
Matheus Convins van Coersel heeft beloofd te betalen aan
Antoenis Wiitters van Hechtel binnen 6 weken na deze datum de som van 42
rinsgulden of volgens de wettige rekening. Tevens 5 rinsgulden eens. Matheus
heeft dit beloofd 'op uutpendinge offt hij met allen recht verwonnen ware'.
1540, 26 augustus. P. 386
Aert Vaes van Coersel heeft beloofd te betalen aan Jan
Paep de som van 13 rinsgulden tussen dit en Sinte Dionijsdach eerstkomend op
uutpendinge of hij het met alle recht verworven had en op de boete van de bank.
1540, 26 augustus. P. 386
Batholomeus Tielens van Coersel heeft beloofd te betalen
aan Jan Paep de som van 8 rinsgulden tussen dit en Sinte Dionijsdag. Hij
beloofde dit 'op uutpendinghe'.
1540, 26 augustus. P. 386
Jan Maechs heeft beloofd aan Symon Wagemans van Hechtel
de som van 13,5 rinsgulden te betalen. De helft daarvan moet binnen een maand
betaald worden en de andere helft binnen de maand erna. Als Jan de eerste termijn
niet betaalt, is alles gevallen. Dit is beloofd 'op uutpendinghe'.
1540, 18 november. P. 387
Elysabet tSoechs heeft gewenst om zich te vermomberen om
zich in het recht te behelpen. Henrick Meyen, Peter Meyen, Jan Goyens en Wouter
Vanden Hove zijn als mombers aan haar geleverd. Ze heeft daarna Henrick en
Peter Meyen gemachtigd om haar zaken te bedingen en al hetgeen te doen alsof ze
zelf aanwezig zou zijn, tot ze deze machtiging herroept (revocatie).
1540, geen datum. P. 388
Aert Vaes heeft beloofd te betalen aan de H. Geestmeester
van Coersel tussen dit en Sinte Luciendag 3 rinsgulden en 3 stuivers en 2
philipsguldens.
1540, Sinte Luciendag. P. 388
Jan Voegelers van Coersel heeft bekend dat hij van Leeken
Boelaerts 13 rinsgulden Brabants geld ontvangen heeft, waarvan het grootste
gedeelte enkele stuivers zijn. Hij heeft beloofd dat hij aan Leeken jaarlijks
een half mud rogge zal geven gedurende drie jaren. De eerste valdag is op Sinte
Luciendag 1541. Jan belooft daarvoor 13 rinsgulden terug te geven binnen 3
jaren met volle pacht of om voldoende panden te stellen. Hiervoor is Peter
Voegelers, de zoon van Jan, borg geworden.
1540, 15 december. P. 389
Aert Van Postel van Coersel heeft bekend dat hij aan
Eyverart Van Cappellen van Diest de som van 100 rinsgulden Brabants gevalueerd
geld schuldig is (de carolusgulden voor 20 stuivers, de Philippusgulden voor 25
stuivers, de goudgulden voor 28 stuivers en het 'voiryser' voor 3 blancken en
al het ander geld 'advenant'). Deze 100 rinsgulden belooft Aert Van Postel te
betalen binnen een jaar, namelijk Kerstmis 1541, met een rente van 5 rinsgulden
en een halve. Hiervoor heeft Aert Van Postel al zijn Brabantse goederen
opgedragen als een borg en hij belooft het geld zo terug te betalen.
Deze 100 gulden zijn blijven staan van de koop die Aerts
zoon gedaan had tegen Eeveraert van een beemd onder Beringen sorterend. Deze
beemd had Eeyveraert als momber van zijn huisvrouw Marike Sweerts verkocht aan
Henneke, de zoon van Aert Van Postel.
1540, 15 december. P. 391
Jan Vanden Put heeft beloofd te betalen aan Peter Cox van
Hechtel vanwege Henrick Vanden Put de som van 18 rinsgulden tussen dit en Pasen
eerstkomend op 'uutpendinge'.
1541, geen datum. P. 391
Jan Vanden Put heeft beloofd te betalen aan Jacop 'de
sceeper' van Hechtel de som van 5,5 rinsgulden tussen dit en Beloken Pasen van
'eenre kou' op uutpendinge.
1541, 13 januari. P. 392
Anna Vaes heeft gewenst om zich te vermomberen en haar
werden haar vader Aert Vaes, Jan Goyens en Jan Rutten geleverd.
1541, in januari. P. 393
Loyich Beckers zoon van Jan Beckers van Coersel heeft
bekend dat hij ontvangen heeft van Daniel Wouters zoon van Jan Neelens de som
van 25 rinsgulden Brabants geld. Hij belooft er gedurende drie jaren telkens
een mud rogge voor te geven met als eerste valdag op Sinte Jansmisse 1541. Na
die 3 jaren zal hij het kapitaal met de volle pacht teruggeven. Hij heeft
ervoor al zijn Brabantse goederen opgedragen als een pand.
1541, 27 januari. P. 394
Matheus Convens van Coersel heeft beloofd aan Henrick
Berben van Peylt de som van 50 rinsgulden te betalen in 3 keer: 7 rinsgulden
binnen 3 weken tijd en dan van de rest de helft tussen dit en Pasen en de
laatste keer tussen dit en Sint Jansmisse. Als hij een keer overslaat, is de
hele som gevallen. Matheus geeft zich hiervoor 'pendich' binnen huis en buiten
huis alsof Henrick het met recht verworven had.
1541, 27 januari. P. 394
Andries der Cleermaker van Coersel belooft aan Henrick
Berben van Peelt te betalen de som van 14 rinsgulden en 15 stuivers binnen een
maand 'op uutpandinghen'.
Volledig doorstreepte en niet meer leesbare gichte
betreffende Jan Bosmans. P. 395.
1541, 17 februari. P. 395
Magriet Witters weduwe van Jan Keynens zaliger heeft haar
tocht ontvangen na de dood van haar man en ze is erin gegoed met alle vormen
van recht.
1541, 17 februari. P. 396
Magriet Witters heeft gewenst om zich te vermomberen om
haar in het recht mee te behelpen. Haar zoon Jan Witters, Mathijs Valentyns en
Wouter Francken zijn haar geleverd als een momber.
1541, 17 februari. P. 396
Magriet Witters met haar mombers Jan Witters, Mathijs
Valentyns en Wouter Francken heeft haar tocht opgedragen aan haar kinderen,
namelijk haar zoon Jan Witters, Henrick Van Obbel als man en momber van Marie
Witters en aan Jan Beckers als man en momber van Catlyn Witters. Ze zijn samen
en elk apart in de tocht en het erf gegicht en gegoed met recht.
Nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Henrick Van Obbel
van Hoesden als man en momber van Marie Witters en met haar instemming voor de
meier en schepenen afstand gedaan van zijn rechten op al de Brabantse goederen
die Jan Keynens en Magriet Witters tijdens hun leven toebehoorden en die Jan
achter liet. Henrick bekent dat hij van Jan Witters en van Jan Beckers hiervoor
in goed gevalueerd geld ontvangen heeft de som van 50 rinsgulden. Na de dood
van hun moeder Magriet Witters als tochtster moeten Jan Witters en Jan Beckers
aan hun zwager nog 100 philippusgulden eens geven of de waarde ervoor. Henrick
Van Obbel en zijn vrouw zullen er nooit nog over spreken. Voorwaarde is tevens
dat Henrick Van Obbel en zijn huisvrouw Marie Witters ook zullen afstand doen
van alle Loonse goederen na de dood van hun moeder waar ze ook gelegen zijn of
sorteren, voor Jan Wttters en Jan Beckers hun zwager zijn betaling zullen doen
van de 100 philippusgulden. Dat beloofde Henrick met zijn huisvrouw te doen.
Bovendien zal Henrick Van Obbel nog hebben voor zijn eigen erf en voor het
kindsdeel van zijn huisvrouw uit de goederen van Jan Keynens en Magriet Witters
een wijer geheten 'den Meuwis Wijer' en ook een beemd geheten 'den Mossel
Bampt'. Hiermee zijn ze gescheiden lieden.
1541, 17 februari. P. 398
Magriet Witters werd door haar zoon Jan Witters en door
haar schoonzonen Henrick Van Obbel en Jan Beckers weer in haar tocht gesteld
met alle vormen van recht.
1541, 17 februari. P. 399
Jan Knaep van Coersel en Peter Dillen die gehuwd is
geweest met Elisabet, de dochter van Jan Knapen, kwamen voor de schepenen.
Peter verklaart dat hij van Jan Knapen ter hulpe en verbetering van zijn
huwelijk de som van 58 rinsgulden en 11 stuivers heeft gehad. Hiermee kwijt hij
hem volledig van de huwelijksvoorwaarden die gemaakt waren tussen hem en zijn
vrouw Elisabet. Hij zal er nooit noch zijn schoonvader ('sweer') Jan Knapen
noch diens nakomelingen over aanspreken in geestelijk noch in wereldlijk recht.
1541, 17 februari. P. 400
Henrick Huben van Coersel heeft bekend dat hij schuldig
is aan Jan Dillen alias Knaep de som van 18 rinsgulden. Hiervoor zal hij hem
drie jaar lang jaarlijks 1 rinsgulden gelden, waarvan de eerste valdag zal zijn
op Sinte Servaesdag half mei 1641. Hij zal uiterlijk na drie jaren terugbetalen
met de rente of er voldoende pand voor stellen. Henrick draagt er al zijn
Brabantse goederen voor op als een borg en hij geeft zich daarvoor pendich
binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.
1541, in februari. P. 400
Jan Goyens van Coersel heeft, uit kracht van een
testament aan hem gemaakt en gelaten door de dood van zijn huisvrouw Marie en
dat hier werd geproefd, opgedragen aan pastoor Tomas Vessems, pastoor van de
kerk van Coersel, een erfweg om in en door zijn erf te varen, te drijven, te
keren en te wenden zo vaak als het de pastoor zal believen om naar zijn beemd
te komen die ligt achter 'des pastoers hoff'. Deze weg heeft Jan Goyens
verkocht in en door zijn erf, namelijk door het bos. Na de dood van de pastoor
zal de weg weer terug komen naar Jan Goeyens of zijn nakomelingen zoals
daarvoor. De pastoor werd voor zijn leven lang in de weg gegoed met recht
volgens de voorwaarden.
1541, 06 april. P. 403
Willem Geerts van Coersel heeft gekweten een stuk broek
gelegen in Coersel, geheten 'den Sprinckberch', dat grenst aan Jannes Op Straet
en Heylwich Cremers, en dat hem is aangekomen vanwege 'zynen vrouken' Cristine
Geerts. Willem belooft dat zijn broer Jan voor het recht zal komen om hiermee
in te stemmen.
Daarna kwam Jan Geerts en hij heeft zoals voor afstand
gedaan. Hij belooft er nooit nog over te spreken.
Dit stuk broek is eigendom van Jannes Van Balen alias
Smets.
1541, geen datum. P. 409
Lyske Voichts van Coersel met haar momber Henrick Meynen
belooft aan Michiel Gaermans binnen 15 dagen de som van 8 rinsgulden te betalen
op uutpendinghe. Tussen nu en de volgende genachte.
1541, 02 juni. P. 409
Jan Geerts van Coersel heeft beloofd te betalen aan
Jannes Keysmans van Diest de som van 22 rinsgulden 15 oort met een mud rogge
tussen dit en vastenavond 'op uutpendinghe'. Indien hij betaalt tussen dit en
Sint-Jansdag eerstkomend is hij geen koren schuldig.
1541, 07 oktober. P. 414
Jan Wilboerts van Coersel heeft beloofd te betalen aan
Lyske Cremers van Gheenaerde de som van 6,5 rinsgulden binnen 6 weken op
uutpendinge.
1541, 07 oktober. P. 414
Jan Binnemans van Coersel heeft beloofd te betalen aan
Marie Minneclix weduwe van Jan Minneclix de som van (niet aangevuld).
1541, geen datum. P. 414
Akte doorstreept. Ffranck Smeets, zoon van Rener Smeets, bekent dat hij van de kerkmeesters
van Coerssel de som van 28 rinsgulden Brabants geld ontvangen heeft. Hij
belooft daarvoor jaarlijks 30 stuivers te geven. Bij het einde van deze 3 jaren
zal hij aan de kerk het kapitaal teruggeven met de jaarrente. Aan deze 28
rinsgulden moet zijn oom Wouter Vrancken 9 rinsgulden bijleggen. Valdag is in
mei.
1541, 07 oktober. P. 417
Magriet Claes met haar momber Mathijs Valentijns en haar
zoon Nyclaes hebben bekend dat ze schuldig zijn aan Jannes Swolffs van Beringen
de som van 45 rinsgulden en 17 stuivers. Magriet met haar momber en zoon
beloven deze som te betalen in termijnen: eerst 5 rinsgulden en 17 stuivers
tussen dit en Sinte Mertensmisse eerstkomend en nog 20 rinsgulden tussen dit en
Lichtmis en het resterende bedrag zal ze betalen op Sinte Nijsmisse 1542.
Betaalt ze niet op Lichtmis, dan is de overige 20 rinsgulden ook gevallen.
Magriet heeft met haar momber en haar zoon Niclaes beloofd te betalen en te
voldoen 'op have ende erve' en op garantie.
1541, 20 oktober. P. 419
Jan Gierts van Coersel heeft bekend dat hij ontvangen
heeft van Jan Moens van Hechtel de som van 50 rinsgulden Brabants geld.
Hiervoor zal hij aan Jan Moens 3 rinsgulden rente geven op Sinte Dionijsdag
eerstkomend en uiterlijk na een jaar zal hij hem het geld teruggeven met de
rente. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met
recht bekomen was.
1541, in november. P. 421
Op 22 september heeft Ffransciscus Onder Deyck, poorter
van de stad van Diest, 'beleyt ende beclaecht' gronden van erven. Het gaat om
een pand genaamd 'dat Hollans Ven' gelegen bij Eeyversloe dat grenst aan
tsheeren straet rondom. Hij klaagde omdat de rente van 2 peters jaarlijks die
aan 'het Hollans Ven' staat niet werd betaald en hij klaagde over 2 jaren
waarvan de laatste in april vervallen is. Omdat het pand 'niet pendich'
bevonden wordt, is gewezen na manisse van de meier dat men de erfgenamen en
houders van het pand zal kondigen met de vraag of ze het pand zouden willen
verantwoorden of iets er tegen zeggen. Dit werd gekondigd aan de erfgenamen of
houders van het pand met de dag om te verschijnen over 15 dagen eerstkomend
'naeder noenen metter sonnen' en op die panden. Daarna werd het op de palen van
het land aan de erfgenamen en houders van het pand volgens recht gekondigd
omdat ze buiten het land woonachtig waren. De schepenen, in het bijzijn van de
dienaren, hebben aan Elisabet Peters en haar kinderen daarvan 'die wete' gedaan
of ze daar iets tegen wilden zeggen of 'opponeren' wilden.
Op het genachte daarna, 4 oktober, heeft Jan Gielis van
Meldelaer als gemachtigde van Ffranciscus Onder Deijck voor meier en schepenen
op het voorschreven 'Hollans Vinne' geklaagd zoals voor. Er verscheen niemand
om het pand te verantwoorden en daarop werd aan alle partijen 'dach
verscheyden' nadat ze geëist waren tegen 's anderendaags 's morgens op 5
oktober voor de noem en met de zon.
Op 5 oktober heeft de gemachtigde Jan Gielis in de naam
van Ffranciscus weer geklaagd zoals voor. Er verscheen niemand en daarom werd
door de schepenen aan alle partijen een andere dag over 15 dagen gegeven op de
goederen en na de middag 'metter sonnen'. Op het genachte daarna, 20 oktober,
klaagde Jan Gielis weer in naam van Ffrancisus zoals voor en nadat alle
partijen 'voerts geheyscht' zijn, werd weer aan alle partijnen dag van
verscheiden tegen 's anderendaags op 21 oktober voor de noem met de zon en op
de goederen gegeven. Na klagen zoals voor, is gewezen na manisse van de meier
om alle partijen verder te eisen. Omdat er niemand iets tegen inbracht, werd
beslist om de erfgenamen van Elisabet Peters nog eens verder te kondigen met
haar kinderen uit 'oevervloeijdicheyt'. Het is haar met haar kinderen nog eens
gekondigd door schepenen en ook door de dienaar van de heer.
Op het genachte daarna, op de laatste dag voor de noen en
met de zon, heeft Ffranciscus Onder Deyck in zijn eigen naam weer op het pand
geklaagd zoals voor. Omdat daarna nog niemand verscheen, hebben de schepenen
dit in hun hoede gehouden tot de noen in het hoogste van de dag. Daarna heeft
Ffranciscus op het hoogste van de dag recht gewenst om mogen tot komen tot
betaling of tot het pand. Omdat er niemand verscheen om het pand te
verantwoorden of Ffranciscus te betalen, zijn alle erfgenamen en partijen van
het 'Hollans Venne' binnen of buiten het land eenmaal, andermaal, derdemaal
verder geëist maar er verscheen nog steeds niemand. De schepenen, na manisse
van hun meier, droegen alle proceduren volgens recht gedaan te zijn en
Ffranciscus Onder Deyck werd in het 'Hollans Venne' gegoed met alle vormen van
recht.
1541, 10 november. P. 426
Het onmondig kind Mari Wellens van Linchout heeft als
mombers genomen Dilianen Wellens en Peter Keynens van Coersel en ze zijn haar
geleverd met recht.
Vervolgens heeft Mari Wellens de voorschreven mombers
gemachtigd om alles te doen wat ze in het recht te doen mocht hebben voor meier
en schepenen ter Brabantse aarde.
1541, 10 november. P. 426
Aert Vaes heeft beloofd te betalen aan Bartholomeus
Tielens de som van 3,5 rinsgulden op rekening tussen dit en Sinte Luciendag 'op
uutpenindghen' enz.
1541, 10 november. P. 427
Lenaert Keyskens van Hechtel heeft beloofd te betalen aan
de weduwe van Jan Minneclixs 8 mud rogge tussen dit en O.-L.-Vrouw Lichtmis.
Daarvoor heeft hij al zijn Brabantse goederen opgedragen als een borg. Willem
Yliaes, procureur als gemachtigde van Marie Minneclix, heeft in de naam van
Marie de belofte ontvangen.
1541, 15 december. P. 431
Rener Smets van Coersel heeft beloofd te betalen aan
Henrick Int Moelenyser van Diest de som van 33 rinsgulden tussen dit en
O.L.Vrouw lichtdag eerstkomend. Hij geeft zich daarvoor pendich alsof het met
alle vormen van recht verworven was.
1541, 15 december. P. 432
Jan Vanden Put heeft beloofd te betalen aan Leeken den
Laeckenmaker van Bree de som van 3 rinsgulden en 6 stuivers op uutpendinge.
1542, 10 januari. P. 432
Tomas Cremers heeft beloofd op uutpendinge te betalen aan
Aert Van Postel 2 rinsgulden en 3 stuivers tussen dit en een maand.
1542, 23 februari. P. 434
Aert Vaes heeft beloofd te betalen tussen dit en
'scartijt' aan Rutten van Exel de som van 5 rinsgulden op uutpendinge.
Rut van Exel vacat.
1542, 23 februari. P. 434
Aert Van Erdtwech van Exel heeft beloofd te betalen aan
Rut Van Exel de som van 19 rinsgulden en een halve tussen dit en Pinksteren op
uutpendinge.
1542, 09 maart. P. 435
Jan Gierts van Coersel heeft bekend dat hij schuldig is
aan Jannis Keyssmans de som van 22 karolusgulden 3 stuivers en 1 blanck.
Hiervoor zal hij een mud rogge gelden gedurende 3 jaren lang. Valdag is op
datum van heden. Hiervoor is Willem Gierts, broer van Jan, borg en hij maakt
zich daarvoor 'principale' en hij draagt daarvoor al zijn Brabantse goederen op
als een borg dat Jan het geld met de pacht zal betalen binnen 3 jaren. Hij
geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met recht
bekomen was.
Op 11 juni heeft Jannis het kapitaal ontvangen en hij
kwijt Jan en Willem. Hiervan reserveren Willem en Jan aan Jannis Keyssmans zijn
actie van de pacht.
1542, 11 juni. P. 439
Henrick Convens van Coersel heeft bekend dat hij
ontvangen heeft van de mombers van de kerk van Coersel de som van 20 rinsgulden
Brabants gevalueerd geld. Daarvoor belooft Henrick voorschreven aan de kerk 1
rinsgulden jaarlijks te geven gedurende 3 jaren. Aan het einde van deze 3 jaren
zullen de mombers van de kerk het geld terugkrijgen met alle gevallen renten of
Henrick zal goede panden ervoor stellen op al zijn Brabantse goederen als een
borg. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met
recht bekomen was. Voorwaarde is dat de mombers van de kerk indien ze het geld
nodig hebben de hoetpenningen kunnen vragen een half jaar vooraf. Dan moet
Henrick hen het geld geven. Deze belofte heeft Daniel Wouters in de naam van de
kerk ontvangen.
1542, 15 juni. P. 441
Jannes Smets van Coersel heeft bekend ontvangen te hebben
van Maria Van Postel de som van 14 rinsgulden Brabants gevalueerd geld. Daarvan
zal hij jaarlijks een half mud rogge geven gedurende 3 jaren met valdag op
Sinte Jan Babtistendag. Hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het
huis alsof het met recht bekomen was. Hij draagt ervoor nog al zijn goederen op
als een borg. Jannes mag altijd afleggen volgens hoeveelheid.
1542, 13 juli. P. 444
Joris Sceepers van Coersel heeft ontvangen van Jan Moens
van Hechtel de som van 42 rinsgulden Brabants gevalueerd geld. Die moet hij
terugbetalen voor Sinte Jansdag eerstkomend met de rente, namelijk voor 18
penningen 1. Hiervoor geeft Joris zich pendich binnen en buiten het huis alsof
het met recht bekomen was en op garantie.
1543, 10 januari. P. 450
Wouter Veeckens van Diest heeft afgevaardigd Goijward
Vanden Gracht, Oriaen Hermans, Jan Goyens om zijn schuld te eisen, te manen of
te ontvangen voor hem, recht te geven en te nemen en al hetgeen te doen alsof
hij zelf aanwezig was. Ze moeten er een rekening van bijhouden.
1543, 10 januari. P. 450
Henrick Vanden Paer heeft geconstitueerd en volkomen
macht gegeven, vanwege hem en in de naam van de heren van Sint-Jan van Diest
van wie hij procuratie heeft, aan Goyward Vanden Gracht, Jan Spuncks, Jan
Goyens, Stas Scamparts om recht te geven en recht te nemen in alle zaken,
actief of passief.
1543, 26 maart. P. 455
Gielis Tielens (de voornaam Jan is in de aanhef
doorstreept, maar in de gichte bleef hij staan) van Beringhen bekent dat
hij ontvangen heeft van Jan Van Creijwinckel de som van 18 rinsgulden courant
geld zoals angelotten voor 3 rinsgulden, de joachim daelre voor 28 stuivers en
het ander geld in verhouding. Gielis zal ervoor jaarlijks 1 rinsgulden geven
gedurende 3 jaren. Op het einde van deze 3 jaren zal Jan de hoetpenningen terug
geven met volle rente of hem voldoende panden ervoor stellen. Hiervoor heeft
Jan Tielens al zijn Brabantse goederen opgedragen als een borg. De eerste
valdag zal zijn op Beloken Pasen 1544.
1543, geen datum. P. 456
Henrick Wilboerts, de wettige zoon van Wilboert Van Postel
van Coersel, heeft voor schepenen bekend dat hij ontvangen heeft van Magriet
Knapen van Coersel de som van 10 rinsgulden. Hij belooft haar daarvan te gelden
gedurende drie jaar 10 stuivers. Na deze 3 jaren zal Magriet haar hoetpenningen
terug krijgen met volle rente of Henrick zal ervoor goede en voldoende panden
stellen. Hiervoor heeft Henrick al zijn Brabantse goederen opgedragen als een
borg en hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het huis alsof het met
recht bekomen was.
1543, 08 januari. P. 457
Loyich Beckers, zoon van Jan Beckers van Coersel, heeft
bekend dat hij ontvangen heeft uit handen van Wouter Vrancken als momber van de
kerk van Coersel de som van 10 rinsgulden Brabants gevalueerd geld zoals
stuivers voor 3 placken Brabants gerekend, carolusgulden voor 20 stuiivers het
stuk, philipsgulden voor 25 stuivers en al het ander geld 'nae advenant'.
Loyich belooft dat hij de kerk van Coersel of haar momber daarvan 10 stuivers
zal geven gedurende 3 jaren. De eerste valdag zal zijn op Sinte Maria
Magdalenadag in 1543. Aan het einde van deze drie jaren belooft Loyich het
kapitaal terug te geven met volle rente of hij zal ervoor goede panden stellen.
Als een borg draagt Loyich al zijn Brabantse goederen op en hij geeft zich pendich
binnen en buiten het huis alsof het met recht bekomen was.
Deze 10 rinsgulden heeft Aert Diricks uit zijn beurs
gehaald en aan de kerkmeesters gegeven opdat ze jaarlijks en ten eeuwigen dagen
van de jaarrente zullen betalen aan de pastoor van Coersel 5 stuivers en
daarvoor zal hij schuldig zijn elk jaar op Sinte Maria Magdalenadag te zingen
in de kerk van Coersel 'vigilie met negen lessen ende des ander daechs misse
van requiem metter commendatien' (vigilie: nachtwake met maximaal 9 lessen) voor
de ziel van Rener Diricks wettige zoon van Aert Diricks en zijn huisvrouw
Marie, die 'onnoeselijck van lijve ter doet comen was'. De andere 5 stuivers
van de jaarrente zal de kerk van Coersel behouden voor licht, wijn en brood.
Mocht deze jaarrente weer afgelegd worden, dan zullen de mombers van de kerk
het geld weer moeten uitzetten aan goede en voldoende panden en ze mogen nooit
gebruikt worden voor de bouw of timmer maar altijd opnieuw gebruikt worden voor
de voorschreven dienst.
1543, 05 april. P. 460
De pater van de Celbroeders van Diest met zijn momber
Goywaert Vanden Gracht heeft betaling verzocht van het gehucht Goerselaer van
de jaarlijkse rente aan het gehucht dat toebehoort aan het godshuis. De pater
verzocht om dit te registreren.
1543, 14 april. P. 460
Heylwich Van Ham weduwe van Jan Op die Bloeck met haar
momber Wouter Vanden Hoeve heeft verhuurd aan haar neef Peter Van Ham al haar
onroerende goederen die haar toebehoren of waar ze macht over heeft voor 5
rinsgulden jaarlijks. De eerste valdag zal de volgende Kerstmis zijn.
Ze zegt dat ze het hem 'ten utersten' niet verhuren wou
omdat hij haar zeer gunstig gezind is en trouw. Peter moet er alle lasten,
schattingen en beden van betalen die aan het goed staan.
1543, geen datum. P. 461
Aan Magriet Theus van Hoesden zijn als momber geleverd
Wouter Francken, Mathijs Valentyns en Jan Goyens met recht.
1543, geen datum. P. 461
Aert Haechedoerns van Houthalen heeft afgevaardigd en
volkomen macht gegeven aan Peter Jans, Mathijs Valentyns, Henrick Vanden Put,
Gielis Jaenen en Jannes Goyens om te mogen zijn schuld in de bank van Lumpmen
met recht te eisen en te vervolgen, daarvan recht te geven en recht te nemen en
alles te doen wat hij zelf zou doen indien hij aanwezig was.
1543, 01 juli. P. 462
Jan Gysen van Coersel heeft bekend dat hij en Rener Huben
van Coersel samen gelden aan Jannes Van Scoelen 2 mud rogge jaarlijks die
gegoed staan aan het eussel geheten 'het Broeckelinge', dat nu toebehoort aan
Lenard Scriexs van Coersel. Jan belooft dat hij de twee mud rogge altijd
betalen zal en doen betalen zodat het pand van Lenaert niet ervoor wordt
aangesproken. Daarvoor draagt Jan al zijn Brabantse goederen op, namelijk huis
en hof dat grenst aan Henrick Van Hoesden en sheeren straet en verder al zijn
andere onroerende goederen zodat Lenaert daaraan zijn geld mag halen indien
zijn pand zou aangesproken worden van Scoeleman of zijn kinderen. Hij zal het
goed binnen 2 jaren van de last kwijten. Indien Jan de 25 rinsgulden van Rener
Huben niet ontvangt, zal hij het zijne bijleggen en afkwijten.
1543, 14 juni. P. 463
Jan Gyssen belooft aan Henrick Berben 7 rinsgulden en 5
stuivers te betalen tussen dit en 'Suylremerckt' (Zoldermarkt) op
uutpendinge.
Henrick Berben belooft op dezelfde borg te betalen de bovenstaande
7 rinsgulden en 5 stuivers tussen dit en Zuylremerckt op uutpendinge aan Jan
Witters van Hechtel.
1543, 01 juli. P. 464
Paulus Knapen van Coersel heeft Chaterina Van Heyst van
Coersel 'affghesneden ende horen maechedom gebeyter' zoals volgt. Magriet Knaep
weduwe van Jan Kaep, de moeder van Pael voorschreven, zal aan Chaterina
voorschreven een mud rogge jaarlijks geven of het aan goede panden kopen met 30
rinsgulden Brabants gevalueerd geld. Het mud rogge zal Chaterina van Heyst
jaarlijks trekken zolang ze leeft voor haar 'beijteringhe ende smaet van haar
eeren'. Na haar dood zal Henneke, natuurlijk kind van Chaterina voorschreven,
het voorschreven mud rogge hebben en gebruiken als zijn pacht. Indien dit kind
zou sterven zonder wettige levende geboorte achter te laten, zal het mud rogge
weer keren naar de naaste erfgenamen van Paels, de vader van het kind. Tevens
zal Chaterina Van Heyst hebben tot behulp van haar kinderbed 6 rinsgulden eens.
Het voorgaande heeft Magriet Knapen weduwe voorschreven beloofd met haar momber
Jan Goyens te betalen en te voldoen op al haar roerende goederen.
1543, 04 oktober. P. 466
Matheus Leyssens heeft bekend dat hij getransporteerd
heeft een stuk broek onder de jurisdictie en heerlijkheid van de bank van
Beringhen sorterend aan Jannis Hubrechts. Tot verzekering van Jannis spreekt
Matheus, voor zijn broer die buiten het land is en daarvoor geen gichte gedaan
heeft, en draagt op huis en hof en zijn Brabantse goederen als een borg voor
het geval dat Jannis hinder zou ondervinden vanwege zijn broer. Hij mag zijn
geld dan halen aan deze goederen.
1543, 13 september. P. 467
Peter Cremers van Coersel heeft voor schepenen beloofd te
betalen aan Jan Loetermans van Peer de som van 6 rinsgulden tussen dit en Pasen
eerstkomend. Wat Jan in de tussentijd ontvangt, zal in mindering komen.
1544, 02 februari. P. 469
Joris Scepers van Coersel bekent voor schepenen ontvangen
te hebben uit handen van Jan Moens van Hechtel de som van 18 rinsgulden
Brabants geld. Hiervoor belooft hij jaarlijks te gelden 5 halster rogge
gedurende 3 jaar lang. De eerste betaaldag zal op Sint-Jansmisse 1544 zijn. Aan
het einde van deze 3 jaren zal Jan de hoetpenningen terug geven met volle pacht
of zal hij goede panden stellen. Hij heeft Jan al zijn Brabantse goederen
opgedragen als een borg en hij geeft zich daarvoor pendich binnen en buiten het
huis alsof het met recht bekomen was.
1544, geen datum. P. 471
Jan Loeckermans heeft zijn tocht ontvangen met alle
punten van recht.
1544, geen datum. P. 471
Jan Loeckermans heeft zijn tocht opgedragen aan zijn
kinderen Marie en Heylwicht. De kinderen hebben tocht en erf ontvangen met alle
punten van recht.
Daarna hebben de gezusters Marie en Heylwich gewenst om
zich te vermomberen en hun vader Jan Loeckermans en Mathijs Mertens zijn hen
geleverd als mombers met alle punten van recht.
1544, geen datum. P. 472
Daarna hebben Marie en Heylwich Loeckermans samen en elk
van hen apart en met hun voorschreven mombers opgedragen een uutfanck met het
huisje dat erop staat, gelegen in Castel onder Coerssel. Het grenst tsheeren
straet O, W en Z. Opgedragen aan Mathijs Oeverlenders van Coerssel voor 12
rinsgulden eens. Marie en Heylwich doen er afstand van met recht. Matheus
Oeverlenders werd in de uutfanck gegicht en gegoed met alle punten van recht.
1544, op 'assdach' (aswoensdag). P. 473
Jannis van Scoelen van Diest heeft afgevaardigd Goywart
Van Stockroy, Willem Claes, Dionys Claes en Jannis Claes op panden te gaan
klagen, zijn schuld te manen, met recht daarop te procederen, te ontvangen en
te kwijten. Ze moeten er altijd bewijs van geven.
1544, op buiten genachten. P. 478
Jan Int Bylken van Diest heeft afgevaardigd en gemachtigd
Hubrecht Vander Biessen, Willem Yliaes, Goywart van Stockroy en alle
procureuers in al zijn zaken die hij in Lumpmen mag te doen hebben. Ook hiermee
zijn gemachtigd Jan Vanden Kerckhove, Servaes Vanden Kerckhove en Ffranck
Vanden Hoeve en Goywaert van Stockroy.